Niemand antwoordde. Begoresj stond op en ging naar het tafeltje naast hen waar twee dames zaten te kaarten.
- De directeur is even weg, zei Begoresj zacht maar verstaanbaar. Mag ik u iets aanbieden? Hoeveel betaalt u hier?
- Veel, zei de oudste dame. Maar wij zijn gelukkig. Yes sir, wij zijn gelukkig.
- Stromend water, antwoordde Begoresj. Vloeistof. Als het maar stroomt.
- U stinkt, zei de ander die haar zuster kon zijn, zoveel leken de met steentjes ingelegde brilmonturen op elkaar. Verdwijnt u toch mijnheer.
- U betaalt hier te veel, fluisterde Begoresj. U wordt uitgezogen. Weet u wat hij met uw geld doet? Hij brengt het naar vreemde hoeren. In vreemde steden, op zakenreis. De wereld weet het. U kunt hem niet langer tolereren.
- Dat kan mij niet schelen, zei de eerste dame. Ja Mary! Vijfentwintig dollar debet!
Zij smeet vier boeren op tafel.
- Ik heb uw zoon gesproken, zei Begoresj tegen Mary.
- Wij moeten hard zijn, antwoordde het vrouwtje. Bikkelhard in deze bikkelharde wereld. Hij zal voor zijn moeder opkomen. Ik denk aan hem met heel mijn hart.
- Hij komt misschien niet terug, zei Begoresj. Als ze hem naar de theeplantages van Tibet sturen zal hij niet terugkomen.
- Thee, zei het vrouwtje tevreden. Hij zal heerlijke thee meebrengen. En hij kan zichzelf wel redden. Hij zal huilen als een kind als ik hem in mijn armen sluit. Kom niet dichterbij ploert!
- De directeur heeft jullie verraden, zei Begoresj. Je zou ervan opkijken Mary als je wist wat de directeur op de wereld te koop weet.
- Ga weg, siste de eerste dame. Laat van ons af adder. Hier is een veilige plaats. Ze moesten je afrossen. Drankorgel!
Begoresj boog en keerde terug naar zijn plaats. Hij leek