- Het is hier warm, zei Asquit, met een zakdoek zijn hals afvegend.
- Kan het je niets schelen Peter? vroeg Senkar. Ik heb niet veel tijd meer.
- Je dame, zei Begoresj op hoffelijke toon. Het duurt niet lang hoor Henri,
- Ik neem een pion, zei Asquit. Dit is altijd een gevaarlijk eilandje geweest. De zeerovers van Omar; de zendelingen van Jezus die hier hun illegale drank stookten. Het paradijs is in gevaar.
Senkar speelde zenuwachtig met een manchetknoop,
- Zo je wilt, zei hij, alsof hij van plan was raad te vragen en naar een manier zocht onder zijn plicht van geheimhouding vandaan te komen. Zo je wilt Asquit.
- Noem me maar Adam, zei Asquit.
- We zullen een ark bouwen, zei Begoresj.
- Of een onderzeeboot, zei Asquit. Daarop varen wij weg, onzichtbaar voor god. Gods engelen hebben geen echolood.
- Misschien móet je wegvaren, zei Senkar.
- Wat is er aan de hand? vroeg Paul.
Op deze zakelijke vraag gaf Senkar geen antwoord.
Opeens begon Begoresj naar luchtte happen. Zijn hoofd werd rood. Hij had een tijd zijn adem ingehouden.
- Wat is er? vroeg Senkar nerveus.
Asquit steunde Begoresj bij zijn schouders.
- Het is de lucht, rochelde Begoresj. Het is stikkensbenauwd.
- Naar buiten! zei Senkar. Naar het grasveld.
- Wat is er gebeurd? vroeg Paul aan de kolonel, terwijl zij zich een weg door de mensen baanden. Is het neergestort?
Senkar haalde zijn schouders op.
Buiten zag hij de helikopter terugkomen uit het noordoosten. Hij was nog een eind van hen vandaan en daarom zonder geluid.