- Hé, zei Asquit opkijkend. Ben jij er ook Begoresj?
Zij lachten.
- Norma was woedend op je Henri, zei de dichter.
- Heb je lekker gegeten? informeerde Asquit.
- Soep, antwoordde Begoresj. En vervolgens vlees met te veel kruiden. Niet best voor de maag. Ik moet nóg drinken, hoewel dat geen bezwaar is, maar het is een aardig wijf, na zoveel jaar nog vragen of ik kom.
- Daar kun je trots op zijn.
- Ja, zei Begoresj. Dan voel je je wel een lui. Zo oud als ze wordt, die lieve Spernip, kippig, een beetje aftands; altijd nog maar hopen op een ingeving.
- Die zal nooit komen. Dat is voorbij met jou, zei Asquit. Geen acteursprestaties voor het raam. Niet langer samen tegen de nacht praten.
- Haha! Tegen de nacht praten!
- Je zou haar botten breken. Maar haar soep vreet je nog.
- Zo is het, antwoordde Begoresj. Tot ik er bij neerval.
Hij keerde zich naar Paul, nadat hij zijn hoed had afgezet.
- En u? informeerde hij. U studeert zeker ook?
- Ik ga studeren, antwoordde Paul.
- Ik heb verschrikkelijk goede vrienden op de universiteit, zei Begoresj. Professor Cromwell, oude hond, volkomen verouderd, typische hoogleraar, de baas ben ik stommelingen, dat type. En zijn assistenten. McGregor bijvoorbeeld, de Ier. Lid van de filmkeuring. Belachelijk instituut.
- Heet die Ier McGregor? vroeg Paul. Dat is toch een Schotse naam.
- Het is een echte Ier, zei Begoresj. Ik heb een hekel aan Schotten. En je zult wel college krijgen van Alissa Alexandra. Zij is werkelijk charmant.
Hij haalde voorzichtig, toch duidelijk, zijn neus op.
Daarna legde hij zijn linkerwijsvinger tegen zijn slaap.
Sprak: