kwam een andere inwoner aan de beurt, die kon buikspreken.
Paul keek opzij. In het donker van de zaal onderscheidde hij het verveelde gezicht van Cromwell. Alleen Asquit was vol aandacht. Ellen gaapte. Achter hen bevonden zich een paar oudere vrouwen, vergezeld door breeduit zittende mannen met vesten en horlogekettingen.
Na de buikspreker kwam een klein vrouwtje naar voren. Zij moest de microfoon naar zich toehalen, wat zij onhandig deed. Daarna blies zij erin.
- Storm op zee, zei Asquit.
Toen schreeuwde het vrouwtje in de microfoon:
- Mot je kommen! Bij Betsie Vulk!
- Nou gaat het beginnen, zei de man achter hem met een schraperige stem. Nou moet je opletten!
Maar het opletten werd steeds moeilijker en er ging niets beginnen.
Paul voelde zich een voyeur.
Betsie Vulk frommelde met dikke handjes aan haar haar. - Het was hier vroeger anders, zei ze langzaam, alsof ze tegen zichzelf sprak in de spiegel. Voor de oorlog. Tientallen van onze studenten vertrokken met wel twee boten. Nog hoor ik de stoomfluit, twee dagen achter elkaar. Mijn kamers leeg, de stad leeg...
- Harder! riep een man achter uit de zaal.
- Ik zal nu een lied zingen, kondigde Betsie aan.
Maar hij hoorde het lied niet.
Er was een man die getuigenis aflegde van zijn geloof. Hij zei dat hij maar een eenvoudig mens was. Hij haalde met een scheurend geluid adem. De duidelijke nood van deze man nam bezit van allen in de zaal.
- Dames en heren! Hoe zal ik beginnen? vroeg hij nadat hij al twee minuten had gesproken.
Hij wreef met zijn hand over zijn voorhoofd.
- Dames en heren, zei hij opnieuw. God de heer, daarover zou ik willen spreken.