- O ja hoor, zei Ellen. En ze noemen het hier de muur der dromen, maar het zijn mooie dromen die je daar vindt.
Cromwell spuugde op de grond.
- Waarom komt hier nooit politie? vroeg Ellen. Bij ons heb je altijd politie, waar je ook bent, vooral 's avonds.
- Ach, zei Cromwell opnieuw zuchtend, alsof hij de hoofdcommissaris zelf was. Ze kijken wel uit.
- Er zijn veel soldaten, zei Ellen. Veel te veel soldaten. Er is daar een uitvalpoortje. Valt er wel eens iemand uit? Het is daar net een gekkenhuis. Overal zie je de meiden in hun jarretels. Dat vind je bij ons toch echt niet.
- Hoe maken ze bij jullie dan hun kousen vast? vroeg Cromwell.
- Ik zal je eens wat vertellen, zei Ellen. Ik ben heus niet zo preuts. Mijn vader is burgemeester. Op hoogtijdagen loopt hij met zo'n ketting om zijn nek. Vroeger kregen we slaag met dat ding. Als het hem tegenzat. En op hoogtijdagen zit het een burgemeester altijd tegen. Er is altijd een rel. De uitlaatkleppen van de stad zitten verroest, placht de commissaris mijn vader toe te voegen. Sla er op! riep hij. Maar ik kan toch best begrijpen dat hij ontucht verbood.
- Ik niet, zei Paul eenvoudig.
- Toch is het heerlijk! riep Cromwell. Die sociologische belangstelling voor ons laantje.
- Het stinkt er, weet je dat.
- Dat kan niet anders, zei Cromwell. Bij zo'n muur.
Geluiden waren er in overvloed. Aan de ene kant de muur, waartegen klimop groeide. Niet op alle plaatsen. Mos kroop tussen de stenen en had zich over het gehele pad vastgehecht. Lopen geschiedde bijna onhoorbaar. Links (als je van de haven kwam) waren hoge struiken en bomen. Het was niet windstil. Het groene lover kreunde. Er zou storm kunnen komen, of een orkaan.
- Er zijn veel geruchten, zei Cromwell. Mijn vader heeft verschijnselen bestudeerd van massabeïnvloeding. Nooit