- Goedemiddag, zei de man met enigszins slepende stem.
- Kunt u mij een schrijfmachine leveren? vroeg Paul.
- Zeker, antwoordde de man. Die lever ik door de hele stad.
- Niet zo duur, zei Paul. Wel een goeie.
- Wij leveren uitsluitend voortreffelijke goederen, zei de man. Toch wordt alles duurder.
- Het is voor mijn werk, zei Paul.
- Wat voor werk? vroeg de man, terwijl hij hem aanstaarde.
Paul aarzelde.
- Ik ben dichter, zei hij, zijn gezicht een ogenblik afwendend. Ik studeer ook nog.
- Men raakt nooit uitgestudeerd, antwoordde de man. Ook niet als dichter zou ik daaraan willen toevoegen.
Zijn hand verdween in zijn zak en kwam even later terug met een witte zakdoek.
- Het is een gesel, de mechanisatie, zei de man. Een gedicht op de machine. Niet voor niets komen er wereldoorlogen. Niet voor niets laten moeders hun kinderen in de steek. Ik wil u daarvoor niet aansprakelijk stellen. U heeft dit zeker niet op uw geweten. Ik zou u liever een grammofoon verkopen. Maar u wilt een schrijfmachine.
- Het is bij mij alleen een kwestie van ordening, zei Paul ongemakkelijk. Mijn handschrift is onleesbaar. Voor mij is dit een uitvinding.
- Dat wil ik geloven, zei de man somber.
Hij zweeg een tijd. Daarna knikte hij.
Hij glimlachte opeens en maakte een sierlijke buiging.
- Voor u heb ik nog een mooie machine, zei hij vriendelijk. Een beetje zwaar, maar onverslijtbaar. En dat is goed voor dichters. Ik ken ze, die driftkoppen. Daar is vandaag de dag geen pen tegen bestand. Het zijn vreselijke lui. Ik ken er trouwens maar één, maar die heb ik dan ook indertijd een machine geleverd die door ruiten is gegooid en