Den gheestelijcken echo
(1694)–Johanna de Gavre– Auteursrechtvrij
[pagina 104]
| |
Op de Wijse: Nuict agreable,1.
WAt zijn't voor pijnen,
Die vol van plaisier,
My doen verdwijnen,
In een minne vier,
Die my doen sincken,
In dees vrolijckheydt,
Wie comt my schincken
Sulcken soetigheydt.
2.
Wie doet my smilten,
Door dien soeten tuck,
Vol soete stilten,
O wat een gheluck!
Comt my doch naerder,
Alderliefsten com,
Mijnen soeten vader,
Mijnen Bruydegom.
3.
Schiet uyt de straelen
Van u vlammend' oogh,
Doet in my daelen
Dat hemels vertoogh,
Vergult de schichten,
Daer ghy my mé wont,
Al mijn ghevrichten
Suyvert tot den gront.
| |
[pagina 105]
| |
4.
Doet my vry quelen
Door de liefde puer,
Wilt my ontstelen
Alle creatuer,
Op dat ick magh
Tot u alleen, ô Heer,
Nacht ende dagh
Nemen mijnen toekeer.
5.
Quetst my met wonden
Van u liefde groot,
'k Sal ongheschonden
Blijven tot der doot,
En ick sal treuren,
Als ick die wordt quijt,
De doodt besueren,
Soo ghy vluchtigh zijt.
|
|