drie, verheugde hij zich in het voorrecht, een lange broek te dragen, een voorrecht waarop geen enkele jongen uit z'n klas zich beroemen kon. Zwaarwichtige redenen, die later blijken zullen, gaven hem recht daarop. Z'n goudgele das met rose stippen was tot een strop geknoopt, z'n schoenen waren ongepoetst. Hij heette Tom Brans.
‘Niet doen, Alex,’ zei hij; ‘als je leven maakt, komt er zeker iemand. Waarom probeer je niet iets verstandigs uit te denken, in plaats van ruzie te maken?’
‘Ik heb al van alles uitgedacht,’ zei Alex gestoord, ‘maar Willem en jij hebt er geen ooren naar.’
‘Omdat 't dingen zijn, die je uit boeken gehaald hebt en die niet uit te voeren zijn,’ zei Willem.
‘Of te gevaarlijk,’ vulde Tom aan. ‘'t Is waarachtig geen grap, voor zooveel of zooveel dagen d'r uit te worden gejaagd.’
‘Goed, maar we moeten iets doen,’ verklaarde Alex vastberaden, ‘en gauw ook! Denk eens aan, we zijn pàs met de trigonometrie begonnen!...... 't Is doodgewoon een schandaal.’
‘Als 't zoo 't heele trimester doorgaat, krijgen we iederen avond wel honderd van die akelige sommen,’ jammerde Tom, ‘en 't helpt niks, al vraag je nog zoo om toch wat minder op te geven. Hij houdt je nog voor den gek op den koop toe.’
De twee anderen zwegen. Alex stak z'n handen in z'n zak en staarde peinzend naar 't groote schoolbord. Daar stonden eenige wiskundige formules op. Hij drentelde naar 't bord toe en wischte de formules met z'n pink uit. Toen stak hij z'n hand weer in den zak. Die zak zat opgepropt met allerhanden rommel, en 't trof precies, dat en een eindje kaars juist bovenaan lag. Op zich zelf beschouwd, is dat een onbeduidende omstandigheid, en toch hangt heel mijn verhaal daaraan vast. Ja, ik overdrijf niet, als ik zeg, dat al de ingewikkelde avonturen, die ik ga vertellen, met dat eindje kaars beginnen, of, beter