Op 't nederzenden van den Heiligen Geest.
12. Klink-dicht.
Verwondering der oog-getuigen.
Wat naar gedruis is dit, dat gansch het huis doet kraken,
En ons in d'oren gonst gelijk een sterke wind?
Wat of den strammen tong van deze schaar ontbind?
Dat ongeletterd volk spreekt alderhande spraken.
Zie, zie een wonderglants om hare hoofden blaken.
Wat vremd geval is dit? wie is hier in niet blind?
Sy leren wonderen, die niemant regt verzint.
Zoud sterke drank haar geest, en tong, wel vaardig maken?
Neen Joden, Romers neen, het geen gy ziet, en hoort,
Spruit niet uit sterken drank. Maar God vervult syn woord;
Dat hy zyn heil-Geest zal op alle vleesch uitplengen.
De Geest, die in 't begin heeft het heel-al volmaakt,
Zal niewe hemelen, en aard, te voorschijn brengen:
Daar de gerechtigheid in volle luister raakt.
Het Euangelium moetende verkondigt werden, niet alleen aan Joden, maar ook aan alle talen, volken, en natien, vereischte verkondigers, die alle talen kenden, maar d'Apostelen en Discipulen van Christus zeer onervaren zynde, hadden van noden op een boven-menschelijke wyze onderregt te werden, om zulk een groot werk uit te voeren, daarom zend Christus syn H. Geest neder, die haar alderhande talen spreken doet. Of nu de Geest alleen zy gedaald op de 12 Apostelen, of ook op allen, die vergaderd waren, makende omtrent 120 menschen uit, Handel. op 't 1. Kap. 15 ℣. is niet ligt te zeggen, hoewel een zeer geleerd man van verstand is, dat de Geest op die 120 zo wel als op d'Apostelen is gedaald, en dat sy ook verscheidene talen hebben gesproken, nadien sy zo wel als d'Apostelen, het Euangelium aan verscheiden volkeren hebben gepredikt, en waarlijk als men overdenkt, dat de H. Geest, alle die geen, die Petrus hoorden, in 't huis van Cornelius, vremde talen deed spreken, Handeling. 10. en dat d'Apostelen, door oplegging der handen de Leeraars, die sy over byzondere gemeinten stelden, vremde en verscheidene talen te spreken gaven; als ook hoe Handel. op 't 6. Kap. gezegt werd, dat die zeven diaconen of bediening-bezorgers, vol des H. Geestes waren; als men dit overdenkt, zo is het zeer waarschynlijk, dat de Geest ook gedaald zy, op de 120, als op de 12 Apostelen. Alleen schynen d'Apostelen hier in dit voorrecht boven d'anderen gehad te hebben, dat sy, Apostelen, den H. Geest aan anderen konden mededelen, het welk niemant anders konde uitvoeren, gelijk zo Philippus den Samaritanen den H. Geest niet mededeelde, maar Petrus en Johannes, lees Handel. 8. en zo werd de voorzegging van Joël 2. vervult, gelijk Petrus dat toont aen den genen, die de Discipulen voor dronkaards uitkreten; welke schynen van 't geringste volk geweest te zyn, en niet als een taal gekent te hebben, en alzo de sprekenden niet verstaande, gedagt te hebben, dat sy raaskalden, of dronken
waren.