Op den Hemel-vaart van Christus.
11. Klink-dicht.
d'Apostelen, die hem zien opvaren, spreken.
Ryd, ryd voorspoedig, op uw' pratten zegen-wagen,
Ryd in uw' heerlijkheid, zeeghaften oorlogs Held.
Gy hebt een wijl gekreukt voor 's vyands woest geweld;
Nu werd gy wêer verhoogt, en na uw' troon gedragen.
Schoon uw vertrek ons pijnt, wy matigen onz klagen;
Nu gy ten Hemel-vaart, en ons daar plaats bestelt.
't Wêerbarstig Jodendom onz yvrig hart beknelt:
Maar die u heeft tot scherm, dien kan geen mensch vertsagen.
Wy volgen u op 't spoor met opgeheven oog,
Onz lichaam blijvt op d'aard, onz hart dat vliegt om hoog;
En dervt uw byzijn niet, schoon wy uw byzijn derven.
Doch Heer! verlos ons haast, en haal ons daar gy zijt.
Geen leven is zo zoet, als in uw' gunst te sterven;
En d'overwinnaars kroon t'ontvangen na den strijd.
David in den 45. Psalm had voorspelt, dat Christus in syn heerlijkheid zoud in ryden, even als een overwinnaar by de Joden en Romeinen zegenpralende in reed, of met vreugd ontvangen wierd van syn volk. Gelijk zo David wierd toegejuicht van de maagden rey; als hy Goliath had verslagen, en Jephta van syn dogter met haar stoet: en de Romeinsche Veldoversten; waar van haar geschied-schrivten vol zyn. Christus syn vyanden overwonnen hebbende, zoud zitten op een troon, die ewig en altoos duren zoud, want als hy vernederd zoud zyn, en geleden hebben, moest hy verhoogt werden, Philipp. 2. Enoch was ten Hemel gevaren voor de wet, Elias onder de wet, Christus na de wet, maar nog Elias nog Enoch heeft anderen daar plaatsen bereid, dit is Christus eigen, die overwonnen heeft. Maar hy wilde nogtans aanstonds syn Apostelen niet bekronen, maar had haar geboden, toen hy ten Hemel voer, het Euangelium te verkondigen, en te Jeruzalem syn H. Geest te wagten. Het welk d'Apostelen niet weinig moet ontstelt hebben, dat sy in die stad, onder dat volk, en daar, daar Christus gekruist, en onmenschlijk gehandeld was, weder moesten gaan prediken dat hy was opgestaan van de doden, en voor haar ogen ten Hemel gevaren. Maar schoon Christus na het lichaam haar had verlaten, hy was nogtans by haar met syn Geest, gelijk hy zo beloovt had haar noit te zullen verlaten, Matth. 28.