Op de Leer en Wonderen des Heilands.
6. Klink-dicht.
Wat hemelsche genâe vloeit van die zoete lippen,
En vult het Joden-land, en gansch Jeruzalem?
Een godelijke kragt geevt all' syn woorden klem.
Men voelt door hart en ziel syn heil'ge reden slippen.
De hoog-gezwollen zee laat hare barning glippen;
D'eerst-bulderende wind bedaart zig door syn stem.
De doden ryzen op; de duiv'len vliên voor hem.
De kranken zyn gezond, door woorden, en kleed-tippen.
Dit 's zonder tegenspraak die grote Heil-profeet.
Die Mozes niet en wijkt; en all' syn vlijt besteed,
Om door syn minzaam licht de Joden te bekoren.
Maar hoe! het Jodendom nam Mozes gratig aan;
En wil nu Mozes Heer niet nemen aan nog horen.
Een die den knegt erkent, durvt die den Heer versmâen?
In den 45. Psalm komt ons Christus voor, als schoonder dan alle menschen kinderen, niet na syn uiterlijke gestalte, maar na syn Godheid. De genade zoud uitgestort zyn op syn lippen, hy moest in den vleesche verschynen, en het Euangelium, die goede boodschap van Gods genade verkondigen. Zo was hy lievlijk, aangenaem, en schoon, gelijk ook daarom Johannes de Doper schynt Johannes, dat is lievlijk, goed, aangenaam, genoemd te zyn; om dat hy de eerste is geweest, die de goede boodschap heeft gebragt, dat het Koningrijke Gods gekomen was, en de lang beloovde Messias in 't vleesch verschenen. Want daar niemant van Johannes geslagt, Johannes hadde geheten, werd egter wel uitdruklijk door een Engel belast, dat het kind zoud Johannes heten, gelijk die naam ook door een wonder-daad wierd bevestigt, daar buiten twijfel iets agter schuilt, lees Luc. 1. Christus die beloovde Leeraar hy Joël 2. heeft syn leer door vele wonderen bekragtigt, even als Mozes, dat heerlijk voorbeeld van Christus, syn last en zendinge voor Israël bevestigde door verscheiden wonderen, waarom Mozes van Christus sprekende, hem noemt, een Profeet, als hy zelvs, dat is niet minder als hy, Deut. 18. Doch daar alle de wonderdaden van Mozes nadelig waren voor de Egyptenaren, daar waren de wonderen van Christus niemand nadelig, en niet alleen voor Joden, maar ook voor Heidenen. Christus heeft geen plagen, als Mozes, voortgebragt: Maar zieken, kranken, ja doden zelvs verlost, gelijk d'Euangelisten de wonderen van Christus naukeurig aanwyzen. De Joden hadden Mozes aangenomen, om dat hy door syn wonderdaden betoonde, dat hy van God gelast was haar te verlossen uit Egypten; maar de Joden willen om geen wonderwerk van Christus den Heiland aannemen die haar verlossen zoud uit de slaverny des duivels. Tegen de waarschouwinge van Mozes Deuter. 18. dat sy Christus moesten horen. Mozes was aangenomen, maar de Heer van Mozes wierd verworpen, gelijk Paulus zo Mozes een dienstknegt van Christus noemt Heb.
3. daar hy Christus een Zoon en Heer van 't huis, dat is van de Kerk noemt, waar in Mozes maar een dienaar is geweest. Want Christus heeft als middelaar van 't ewig genade-Testament zelvs dat huis opgeregt, Zachar. 6.12.13.