Op den Vlugt van Joseph en Maria met Christus na Egypten.
3. Klink-dicht.
Een Engel spreekt Jozeph in den droom aan.
Op! op! vlied, vlied met Kind, en Moeder, uit dit land.
Op! op! verhaast uw' vlugt, wilt na Egypten trekken.
't Eerst-Isr'els slaven-huis zal u tot schuil verstrekken.
Op! op! eer dat dit kind valt in Herodes hand.
Herodes s heersch-ziek hart in toorn en wrevel brand
Hy zal in Bethlehem een moord-geschrey verwekken
En tragten 't godlijk kind te doden, of t'ontdekken;
En vind hy 't, syne wrok zal 't maken voort van kant.
Vlied! vlied! dit wonder-kind is groter lot beschoren
Als in een kinder-wieg zo onbekend te smoren
En schoon het sterven moet, 't is nog geen stervens tijd
Blyv in Egyptenland tot dat ik wêer zal komen.
God heeft de synen steeds door wond'ren niet bevrijd.
Als hy een middel toont, zo dient het waargenomen.
Tot twemaal verscheen een Engel aan Jozeph, eens als hy Maria wilde verlaten, en weder als Herodes, door de Wyzen van Oosten verleid, had voorgenomen Christus te doden. Groter zorge konde God voor syn Zoon niet dragen. Want zoud het blijken dat hy de lang-beloovde Messias was, zo moest hy niet aanstonds als hy geboren was gedood werden, schoon hy daarom was een mensch geworden, om te sterven. Het Euangelium moest eerst en door hem, en door syn Apostelen, dien hy verkiezen zoud gepredikt werden. Hy moest wonder-werken doen, en van enigen voor den waren Heiland erkent werden. Egypten, daar Israël eertyds was dienstbaar geweest, moest den verlosser van Israël bergen, gelijk Hozea had voorspelt op 't xi. Kap. d'Ouders van Christus moesten zig daar onthouden, tot dat Herodes zoud gestorven zyn, op dat Christus met d'and're kinderen van Bethlehem niet zoud gedood en vermoord werden. God schynt dit onder 't O.T. te kennen gegeven te hebben, Exod. 23. daar hy verbied het boksken in syns moeders melk te koken, 't welk d'eerst-vaders van de Christen kerk op Christus hebben gepast, die aanstonds na syn geboorte niet moet sterven. Zo spreekt Christus zelvs in den 22. Psalm, gy zyt het immers, ô myn God! die my uit den buik hebt uitgetogen, en my hebt doen vertrouwen, zynde aan de borsten myner moeder. Tonende dat hy na syn geboorte, de borsten syner moeder zoud zuigen met vertrouwen, dat is zo, dat hy op Gods onderstand zoud steunen, en als een zuigeling niet sterven.