Op 't zelvde
2. Klink-dicht.
De Wijzen uit 't Oosten te Bethlehem komende spreken.
Daar schijnt de wonder-ster, die wy in 't Oosten zagen.
Dien 's hemels licht geleid, 's nagts zonder kommer gaat.
Hier 's de gezogte plaats, de ster vertraagt, sy staat.
Laat ons den Joden-Vorst, een vorst-geschenk opdragen.
De moeder houd het oog op 't minlijk kind geslagen;
Sy drukt het aan haar borst, en zegent haren staat.
Men ziet een hemel-glants in 't kinderlijk gelaat.
Die zelvs zo heerlijk is, kan pragteloos behagen.
Maar voegt een Vorst geschenk deez' lieven Zuigeling?
Gout-wierook-myrrhe-givt is voor hem te gering,
Die het heel-al bezit met syn bekoorlijkheden.
't Geschenk, dat hem behaagt is een oprecht gemoed,
Een regt-gelovig hart, en vurige gebeden.
Want die hem eert als God, de beste givte doet.
De Wyzen, buiten twijfel op sterkunde afgeregt, en hooggeagte lieden onder de haren, hadden in 't Oosten, onzeker waar, doch zekerlijk in een Heidens land, een ster of licht gezien, die haar na Jeruzalem deed optrekken, om den Messias te vinden, nadien sy syn ster, dat is een ster, die te kennen gav dat hy geboren zoud werden, gezien hadden. Zommige menen, dat de voorzegging van Bileam, dat 'er een ster zoud voortkomen in Jacob; Num. 24. dezen Wyzen zy bekend geweest, of dat sy uit Daniel hebben konnen narekenen, dat de beloovde Christus nu komen moest: Ligt hebben sy gehoort van de Joden, die toen door gansch Oosten woonden, dat 'er een Koning der Joden verwagt wierd; en dit zeldzaam licht gezien hebbende, hebben sy daar uit besloten, dat dit het teken van syn komste was. Dies gaan sy na Jeruzalem, denkende in de hoofd-stad der Joden ook den Koning der Joden te zullen vinden; doch d'Overpriesters en Schrivrgeleerden by een geroepen zijnde, tonen uit Micha 5. dat de Messias moest te Bethlehem geboren werden. Daar op gaan sy na Bethlehem, op den weg zien sy de ster, of 't licht, dat sy in haar land gezien hadden, dat haar of door 't schitteren, of door eenig ander teken, is kenbaar geweest. Dat licht, of die ster gaat haar voor, nadien het nagt was, en blyvt te Bethlehem boven een huis staan; want Christus niet meer in 't stal, maar in een huis genomen was; en gehoort hebbende wat den Herderen wedervaren was, die ook na Christus hadden komen zoeken. Zo besluiten sy, dat het kind, dat sy vinden, de Messias is, waarom sy hem geschenken geven, en aanbidden, gelijk dat de gewoonte was, dat niemant tot een Oosters Koning zonder geschenken, en nederwerpinge des lichaams kwam. Maar de Wyzen zien Christus niet aan als een aards Koning, want daar was niets aanzienlijks of dat na een aards Koning zweemde, maar sy zien het kind aan door d'ogen van 't geloov als God, verschenen in den vleesche.