Geestlyke klink-dichten.
Op de geboorte des Heilands.
1. Klink-dicht.
De Engel spreekt tot den Herderen.
Verbaasde Herder-schaar, staak, staak uw ydel vrezen,
Ik dale tot uw' straf niet uit den hemel nêer.
Wat zyt gy dus ontsteld om 't praal-licht van den Heer?
Dat is een flawe straal van 't licht, 't welk is gerezen.
Het zal voortaan steeds dag, en nimmer duister wezen.
De Zon die nu gaat op zal flikk'ren meer en meer,
Bewijs hem zonder schroom een goddelijke eer;
Want door syn stralen zal hy 's kranken ziel genezen.
Ga, ga na Bethlehem, aanschouw met hart, en oog,
Dat heilzaam wonderlicht, dat neêrdaalt van om hoog,
Om met syn flikker-glants de aarde t'overstralen.
Een duist're krib, en stal, hem tot een schuil-plaats strekt.
Maar om wel op te gaan, moest hy zo nederdalen:
Op dat 't onzienlijk licht wierd aan den mensch ontdekt.
Onder 't O.T. wierden meermalen Engelen uitgezonden om de menschen te straffen. Maar den Engel die den Herderen verschijnt, verkondigt haar niet als vreugd. De grote glants die den Engel omscheen, ontstelde de Herderen niet weinig, maar hy toont haar, dat die glants niet vreeslijk is, en veel eer vreugd, als verbaasdheid, behoorde te verwekken, nadien het een teken was, dat Christus geboren, en de Zonne der gerechtigheid opgegaan was. Volgens Maleachi 4. Die Zon moest den dag van 't N.T. aanbrengen, en de schaduwen en duisternissen doen verdwijnen, en niet alleen van de Joden, maar ook van de Heidenen, tot een licht aangenomen werden. Jezai 42. en Luc. 2. Die Zon mogt met recht aangebeden zijn, niet gelijk eertijds de bygelovige Heidenen den zon aanbaden, want de Zonne der gerechtigheid is geen schepsel, gelijk de zon, die de Heidenen eerst hadden aangebeden. De zon wierd aangebeden, onder den naam van Phoebus, en Apollo, die voor een God der genees kunde gehouden wierd; doch de Zonne der gerechtigheid heelt, en geneest waarlijk, niet alleen 't lichaam maar ook de kranke ziel. De zon der nature klimt van onder de kim, de Zon der gerechtigheid daalt van boven van den hemel, waarom Zacharias hem noemt, de opgang uit der hoogte, Luc. 2. Zoud nu die Zon der gerechtigheid van stervlijke ogen konnen aanschouwt werden, zo moest hy niet met alle syn godlijken glants verschijnen, maar hy moeste een lichaam aannemen.