Nut tyd-verdryv(1686)–Mattheus Gargon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het Zevende Kapittel. 1.[regelnummer] Wilt agt op myn bevelen geven, Myn Troost, myn Lieveling, myn Zoon. 2.[regelnummer] Sluit in uw hart all' myn gebôon: Gelijk beschoren spys, die u behoud in 't leven. Verhoed dat noit myn wet gekreukt en werd: Bezorg haar als den appel van uw' ogen. 3.[regelnummer] Bind s'aan uw' vingeren en schryv haar in uw' hert. Zo zult gy haar steeds zien, door 't zien beleven mogen. 4.[regelnummer] Noem wysheid uw' gelievde zuster En heet de broen-âer van 't verstand Uw' boezem-vrind, en bloed-verwant. 5.[regelnummer] Weest na sijn zuiv're min, dan na de hoer, beluster. [pagina 15] [p. 15] Dat het gevley haars mond u noit verleid; 6.[regelnummer] Want als ik door myn venster heb gekeken, 7.[regelnummer] Zag ik een jongeling, die door verstandloosheid, By het verstandloos rot der boeven was geweken. 8.[regelnummer] Hy ging langs all' de straten waren, Voorby het huis van 't geile beest En trad met een verwaanden geest 9.[regelnummer] Na 't smettend hoer-huis toe. De zon was weg gevaren, Den avond viel, en een hel-duistre nagt Kwam d'aarde met haar duisternis bedekken, 10.[regelnummer] Als d'opgetoide hoer, met god-vergeten pragt, Door haar arglistigheid hem zogt tot haar te trekken. 11.[regelnummer] Haar geilheid bleek uit all' haar kuren, En schrik-taal van haar laster-tong, Daar sy de waarheid mêe verwrong. Haar rusteloze voet kond in haar huis niet duren, 12.[regelnummer] Dan was s'in huis, en dan wêer op de straat. Zo loerde sy om haren vlam te blussen. 13.[regelnummer] Sy vond den jongeling, en met een blyd gelaat, Vloog sy hem om den hals, en gav hem geile kussen. 14.[regelnummer] Sy voerde deze dart'le reden; 'k Heb heden myn gelovt' voldaan, En myns dank-offers deel ontvâen; 15.[regelnummer] Waarom ik zo verheugd u te gemoet kom treden. Ik heb met vlyt u al een wyl gezogt: En heb u nu ter goeder tyd gevonden. 16.[regelnummer] Met dierbaar praal-tapyt, met snyd-werk wel doorwrogt, En kostelijk lijnwaad zyn versiert myn zoete sponden. 17.[regelnummer] Ik heb met aangename geuren, Van myrrh', kaneel, en aloë, Door-rookt myn pratte leger-steê. 18.[regelnummer] Laat my, tot dat het daagt uw mingenot gebeuren. [pagina 16] [p. 16] 19.[regelnummer] Myn wedermin baart niet als vreugd-gelach. Myn man is uit, en verr' van huis getogen. 20.[regelnummer] Hy heeft veel geld met hem, voor den bestemden dag, Zal sijn gehate komst ons vreugd niet storen mogen. 21.[regelnummer] Hy liet zig tot haar min verleiden, Door haar bedriegelijke reên. 22.[regelnummer] Hy ging de plaats des mans bekleên. En liep in sijn verderv, door haar verlokkend vleiden. Gelijk een os, die na de slagting gaat; 23.[regelnummer] Of als een boev, dien men geboeid gaat tugten, Tot dat de geessel-striem diep in sijn lever staat. Of als de vogelkens verstrikt zyn eer sy 't dugten. 24.[regelnummer] Hoor kindren, hoor dan na myn reden, 25.[regelnummer] Wend van de hoer uw harten af, 26.[regelnummer] Schuw schuw haar min, en minnaars-straf. Sy heeft een talloos tal verwond, ontzielt, vertreden. 27.[regelnummer] Haar godloos huis is een geslagen pad, Dat grav-waarts leid, en in den hel doet glyden. D'onstervb're ziele-dood haar geile minnaars vat. En die hier met haar juicht, zal namaals met haar lijden. Vorige Volgende