Nut tyd-verdryv(1686)–Mattheus Gargon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Het Vyvde Kapittel. 1.[regelnummer] Myn waarde Zoon, wilt na myn wysheid horen, Neig na myn les uw' oren: 2.[regelnummer] Op dat gy noit u zelvs te buiten gaat, Maar and'ren leert, 't geen u uw' vader raad. 3.[regelnummer] De vuile hoer laat haar geveinsde lippen, Een honing-dauw ontglippen: Sy lokt, sy vleid, met olie-gladde rêen, Die door het hart der minnaars dringen heen. 4.[regelnummer] Maar d'inhoud van haar afgeregte reden, Zyn alssem-bitterheden. En scherper als een scherp-geslepen zwaard 5.[regelnummer] Wiens dubb'le snêe een dubbel onheil baart. Gy zult in 't grav langs haren dwaal-weg lopen: En 't met den dood bekopen. 6.[regelnummer] Want als gy meent te zyn op 's levens pad, Heeft haar bedrog u, eer gy 't merkt, gevat. 7.[regelnummer] 7. Kom, kind'ren kom, wilt na myn reden horen: Stop noit daar voor uw oren. 8.[regelnummer] Wyk daar noit af, maar wyk van 't hoer-gespuis, Vlied verr' van haar, en van haar godloos huis. 9.[regelnummer] Laat, laat haar noit uw' goeden naam verdoven; Nog 's levens lent ontroven. 10.[regelnummer] Eer 't gulzig rot uw' welvaart gansch verbrast, Wiens leck're tong na uwen arbeid vast, 11.[regelnummer] Of anders slaat 't ontmergeld vleesch aan 't teren, Door spys en kragt t'ontberen. 12.[regelnummer] Dan zeid gy ligt, in 't nypen van uw kwaad; Ah! 't ydel hart heeft tugt en straf versmaad. De les van dien, die my zoud onderwyzen: Durvd' ik te trots mispryzen. 13.[regelnummer] Ik sloot het oor voor mynen leeraars leer; En deed verblind myn eigen harts begeer. 14.[regelnummer] Schier alle kwaad doorknaagde myn gebeente, Voor 't oog van Gods gemeente. [pagina 11] [p. 11] 15.[regelnummer] Bezit alleen het eerbaar min-genot, Van 't echte wyv, dat gy verkreeg van God. 16.[regelnummer] Wilt 't wettig kroost een voorschrivt om te leven, Na uw vermogen geven. 17.[regelnummer] Toon dat gy voor uw kind bekommerd zyt; En 't onrecht kroost voor wettig niet verslyt. 18.[regelnummer] Uw' kuische vrouw zy u, als een spring-ader; En maak u blyden vader. 19.[regelnummer] Bemin haar, als een lievend hard, een hind: Of als een bok sijn jeugdig geitken mint. Werd door haar min met zoete vreugd beschonken Laat haar uw hart ontvonken. 20.[regelnummer] Vergaap u noit aan een onechte vrouw, Haar geile schoot baart niet als naberouw. 21.[regelnummer] God kent het pad van alle stervelingen; En kan 't geheimst doordringen. 22.[regelnummer] Een godloos mensch verstrikt zig in sijn kwaad, En zonden-band, die nimmer los en gaat. 23.[regelnummer] Hy zal verpynd, mits hy geen tugt wil horen, Door ontugt gaan verloren: En door de kragt van sijn onzinnigheid, Den weg in slaan, die ten verderve leid. Vorige Volgende