Nut tyd-verdryv(1686)–Mattheus Gargon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Den Een-en-vyvtigsten Psalm. Toon: Ah Helena. David bid om vergeving van syn zonden, bestaande in overspel met Bathseba, en in 't ombrengen van haar man Uria. Ziet de geschiednis, 2 Sam. 21. Ziet een zondaar neêrgebogen, Op dat hy syn straf verbid, Heb, ô Heer! heb mede-dogen; Maak syn vuile zonden wit. Ah! vergeet syn grove falen, [pagina 48] [p. 48] Die uw' gramschap op hem halen. Als de misdâen zyn het snoodst, Is ge-nade al- dergrootst. Ik ben van uw' wet geweken, 'k Heb een schendig kwaad begaan; En zo gy u wilde wreken, Gy had recht om my te slaan. Maar ah! wilt u niet verstoren, 'k Was onrein, eer 'k was geboren: En myn aangeërvde smet, Trekt my af van uwe wet. Immers schept gy welbehagen, In een ongeveind gemoed: Gy laat my uw woord voor dragen, Dat my brengt tot ware boet. Reinig my van all' myn zonden, Dat ik sneew-wit werd bevonden. Ah! verkwik, verkwik myn hart, Dat besweken is van smart. [pagina 49] [p. 49] Wend doch uw' verbolgen ogen, Van myn overtreding af: Die u heeft tot toorn bewogen, En niet eischt als wraak, en straf. Wilt my niewe kragten geven, Op dat ik mag deugdzaam leven; Schep een niewen Geest in my, En dwing 's vleesches dwinglandy. Laat my d'eerste vreugd weêr smaken, Laat uw' Geest myn trooster zyn: Zo zal ik myn treuren staken, Daar ik nu in zonden kwyn. Ik zal dan den zondaar leren, Hoe dat hy zig moet bekeren; En met onbeschroomde schreên, Tot uw' gunst-troon toe kan treên. Wisch de schandelyke vlekken', Van de wrede man-slagt uit: Laat die tot geen onheil strekken. Zo zal ik met vreugd-geluid, Uw' grondloze goedheid roemen; En u, mynen heil-God noemen; Die my geevt zo ryke stof, Om te zingen uwen lov. Gy versmaad all' d'offerhanden, Die men voor uw' alter slagt. [pagina 50] [p. 50] Harten, die in leet-zyn branden, Hebt gy nimmermeer veragt. Ah! herbouw doch Salems muren; Dan zult g' in ziel-offer-vuren, Die uw' volk ontsteken zal, Scheppen groten welgeval. Vorige Volgende