Nut tyd-verdryv
(1686)–Mattheus Gargon– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
Maar geev op myn gebeden agt.
Sluit voor myn hartelyk gezugt
Gunst-ryke God! doch nu geen oren;
Wilt my genadiglyk verhoren;
En toon my, waar ik veilig vlugt.
Het tygeraardig vyands rot
Spant my gevarelyke strikken,
En poogt myn ziel daar in te wikken,
Ten trots van uwen hand, ô God!
Nogtans zal die my bystand doen,
En my, en all' myn lyden wreken;
En in 't gevaar niet laten steken.
Wie krenkt my, wil God my behoên?
| |
[pagina 52]
| |
Doet Heer het kwaad, dat men my brouwt,
Op myn vervolgers kop nêerdalen:
Verdelg haar door uw' bliksem-stralen.
De voorspoed maakt myn vyand stout.
Dan zal ik, met een dankbaar hart,
Na uw' altaar dank-offer brengen,
En met de rook deez' stem vermengen;
God, God alleen, stilt 's vromens smart.
God streelt myn lydelozen angst,
En doet my heuglijk zegenpralen.
Niets kan 'er by syn goedheid halen.
De hulp is zoetst, als men is bangst.
|
|