Nut tyd-verdryv(1686)–Mattheus Gargon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Psalmen. Den Eersten Psalm. Op den Trant van Dathenus. David toont, hoe gelukkig de Gelovigen hier, en hier na, zullen zyn, en hoe elendig de Godlozen zullen wezen, en geevt van beide reden. Die noit verschynt in der godlozen raad, En noit verblind, der zondaars weg in slaat, Nog haakt na haar, die 's naasten eer-naam krenken: Maar dag en nagt Gods wet gaat overdenken, En daar mêe streelt sijn harte-zorg, en druk; Die man verkrygt een eindeloos geluk. [pagina 2] [p. 2] Want hy zal zyn, gelyk een goede boom, Die, steeds besproeid van een kristallen stroom, Ter regter tyd met vrugten is beladen: En sierlyk praalt met onverwelkb're bladen; En wyd en zyd strekt jonge telgen uit. 'T is alles goed, wat uit Gods gunste spruit. Maar 't godloos rot haalt op zig ramp, en straf; En werd verstroid, gelyk ligt-stuivend kaf, Dat door den wind werd hier en daar gedreven. De vrome juicht, terwyl het staat te beven: En afgeschrikt, door een ontrust gemoed, Hier vreugde mist, en namaals 't hoogste goed. Want God bestiert, en zegent, en bemint, Al wat syn gunst-genoot zig onderwind: Dies hy voor ramp nog onheil heeft te dugten. Maar God schept in de zonden ongenugten: Dies 't zondaars rot voor hem niet zal bestaan, Maar van het aardsch, in 't ewig jammer gaan. Vorige Volgende