Lalbahadoer. Een fatale liefde
(2008)–Bish Ganga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
De weg terugNa een vluchtige inspectie van de verblijfplaats van Lalbahadoer, de omgeving en het kamp werd duidelijk dat hij een waar fort voor zichzelf had gecreëerd, dat wat situering en opzet betrof praktisch overeenkwam met de vestingen van de forten van de Marrons. Deze marrons voerden vanuit deze locaties hun vrijheidsstrijd met de plantage-eigenaren en de overheid. Lalbahadoer had gerekend op een zeer langdurig en permanent verblijf hier, zoveel was wel duidelijk.
Het lichaam van Lalbahadoer moest door zwamp en bos met veel natuurlijke hindernissen worden vervoerd naar plantage Peperpot en van daaruit verder. De mannen van de expeditie waren niet optimaal toegerust voor taken als deze, omdat zij eigenlijk niet tot routineklussen van de politie kon worden gerekend. De persoonlijke uitrusting voor deze missie bestond uit nauwelijks meer dan een karabijn. Sommigen droegen ook nog een kapmes, dat onontbeerlijk was voor de tocht. Men moest immers vaak een doorgang maken in de dichte begroeiing door deze open te kappen. Van proviand van enige betekenis was geen sprake. Evenmin beschikten de expeditieleden over bivakspullen en overlevingspakketten, waarmee bijvoorbeeld overnacht zou kunnen worden in het bos. Onder de manschappen bevonden zich wel fervente jagers, die vaker op jacht gingen op groot wild in de bossen van | |
[pagina 127]
| |
Suriname. De omstandigheden waren dezelfde en zij hadden ervaring met het naar huis vervoeren van afgeschoten groot wild. Als zij bijvoorbeeld een hert, een pakiraGa naar voetnoot32, een pingoGa naar voetnoot33 of een kapoewaGa naar voetnoot34 hadden geschoten, dan moest dat met speciale technieken op de schouders worden gedragen naar de bewoonde wereld. Die technieken waren ruimschoots onder veel van de mannen bekend en vaker beproefd, maar nu was het probleem toch fundamenteel anders. Het betrof nu het lijk van een volwassen man met minimaal twee of driemaal het gewicht van het gedode grote wild. Voor het vervoer van wild kon men kiezen voor een dunne, stevige en stijve stam of tak, die niet zou doorbuigen onder het gewicht van het dier. Ook kon een draagbaar gemaakt worden van twee boomstammen of stevige takken aan weerszijden met dwarstakken in de vorm van een bed, waarop het wild liggend en vastgesjord kon worden vervoerd.
In dit geval was de keuze niet moeilijk. Het moest een draagbaar worden. Snel gingen de mannen op zoek naar het geschikte materiaal en andere benodigdheden in het omliggende bos en ze construeerden een draagbaar van dunne boomstammen en stevige takken. | |
[pagina 128]
| |
Vier boomstammetjes of takken werden twee aan twee boven elkaar gebonden met dunnere takken als dwarslatten. Boven de dwarslatten werden lange dunne takken gelegd en vastgebonden, zodat het geheel eruit zag als een houten bed zonder poten. Het bindwerk werd gedaan met lianen, die volop in de omgeving groeiden. Nadat het lijk op de draagbaar was geplaatst werd het daaraan vastgesjord, eveneens met lianen. De draagbaar was dus eenvoudig, maar wel functioneel en vooral met vindingrijkheid ingenieus in elkaar gezet. Het was sterk genoeg om de vracht te dragen. De draagbaar kon - daar waar nodig - vastgebonden als op skilatten op een in tweeën gespleten boomstam over de grond worden gesleept. Bij vervoer van groot wild werd die techniek ook toegepast, omdat slepen onder bepaalde omstandigheden beter ging dan dragen. Tijdens vervoer door de zwampen en het oversteken van kreken en stroompjes, kon de baar op de schouders worden gedragen. Na een zware tocht, waarbij het lijk ook soms over de grond moest worden gesleept vanwege het slechte terrein, maar de meeste tijd op de schouders werd genomen van veel mannen, kwam de groep op de grens van Plantage Peperpot bij een irrigatiekanaal. Daar werd het lijk in een kleine boot geladen, waarin normaal gesproken de oogst van koffie en cacao werd vervoerd. Dit betekende voor de dragers een hele verlichting, want de zware last van de draagbaar met het lijk erop kon nu van hun schouders af. | |
[pagina 129]
| |
Het lijk werd verder naar de sluis van de plantage gevaren, waar zich inmiddels al een heleboel toeschouwers hadden verzameld. Zij hadden via de radio of mofokoranti van de gebeurtenis gehoord. Alle aanwezigen wilden, gedreven door nieuwsgierigheid of sensatiezucht, een glimp opvangen van Lalbahadoer, die hen gedurende zo'n lange tijd in zijn angstgreep had gehouden. Voor een niet onaanzienlijk deel van het publiek was hij echter ook de stoere bink, de held of een echte ‘Lalbahadoer’Ga naar voetnoot35.
Bij de sluis van Peperpot werd het lijk in een kist gelegd, die ondertussen van Paramaribo was overgevaren. Dokter Elliot inspecteerde het lijk en stelde de dood en de doodsoorzaak vast. Ook LalajiGa naar voetnoot36 was aanwezig om het lijk te identificeren.
Toen Lalaji op de fiets van huis vertrok om naar Peperpot te gaan voor de identificatie van zijn zoon, werd hij uit het naastgelegen huis waarin Silawatie had gewoond door een boze mannenstem nageroepen: ‘Ga maar kijken, het grootwild is inmiddels uit het bos aangevoerd’, waarmee | |
[pagina 130]
| |
uiting werd gegeven aan de boosheid, het verdriet en de frustratie van de familie van de slachtoffers. Hij reageerde niet op die roep en vervolgde zijn weg met ingehouden woede en verdriet. Bij de sluis aangekomen trof hij nog een aantal vrienden en familieleden aan. Hij heeft het lijk met zeer veel verdriet en pijn in zijn hart kunnen identificeren. Er heerste een grimmige sfeer en het publiek was duidelijk verdeeld in een neutrale groep en twee tegenover elkaar staande groepen, die respectievelijk sympathiseerden met Lalbahadoer en de familie van Silawatie. Ondanks de zeer treurige situatie maakten mensen uit de twee tegenover elkaar staande groepen lelijke opmerkingen tegen elkaar. Tot een openlijke uitbarsting kwam het echter niet. Iemand uit het publiek zei: ‘Jammer dat het niet tot een sprookjeshuwelijk is gekomen’.
Onder de ogen van de omstanders werd het lijk overgeladen in een grotere boot met buitenboordmotor, zoals er zoveel waren en waarmee een alternatieve particuliere veerdienst tussen Paramaribo en Meerzorg werd onderhouden. De boot voer daarop de sluis uit en vervolgens de Surinamerivier op voor de oversteek naar Paramaribo. Door de tamtam leek het alsof ook heel Paramaribo was uitgelopen en zich had verzameld aan de Waterkant, om het lijk van Lalbahadoer binnengedragen te zien worden. Vanaf de Waterkant werd het lijk per auto naar 's Lands Hospitaal vervoerd, waar sectie werd verricht. Dit alles vond plaats onder leiding en toezicht van de politie. De | |
[pagina 131]
| |
politie heeft het lijk vanaf het moment van doodschieten geen moment uit het oog verloren.
Nadat op het lijk sectie was verricht, werd het niet vrijelijk aan de familie beschikbaar gesteld. Daar was de familie teleurgesteld over en ook kwaad omdat gebleken was dat hij twaalf kogelgaten in zijn lichaam had. De politie verloor het lijk nog steeds geen moment uit het oog. Onder haar leiding en in aanwezigheid van een kleine groep mensen, onder wie naaste familie en enkele vrienden, vond in besloten kring de teraardebestelling plaats op de armenbegraafplaats Veldrust, onder de bevolking meer bekend als Pikin TikiGa naar voetnoot37.
Sommige familieleden en vrienden van Lalbahadoer waren niet op de begrafenis aanwezig omdat zij daarmee ‘kleur’ zouden bekennen. Door aanwezig of juist niet aanwezig te zijn zou men impliciet aangeven tot de groep van Lalbahadoer dan wel tot de groep van Ramsing te behoren. Een dergelijke keuze kon consequenties hebben voor het persoonlijke functioneren in de Meerzorgse samenleving. Behorend tot of sympathiserend met de groep Lalbahadoer betekende immers een keuze tegen de groep Ramsing en omgekeerd, met alle daarbij behorende sociale implicaties van dien. | |
[pagina 132]
| |
Zo zou men volgens Hindostaans gebruik - zeker in die tijd - bijvoorbeeld de uitnodigingen voor een huwelijk of andere feestelijkheden mislopen van de ‘groep’ Ramsing, als men zich nadrukkelijk als lid van de ‘groep’ Lalbahadoer had gepresenteerd en vice versa. Bij begrafenissen gold deze sociale regel niet. In die gevallen werden geen ‘uitnodigingen’ verstuurd en werd iedereen geacht aanwezig te zijn om de treurende familie te condoleren, sterkte toe te wensen en eventueel hand- en spandiensten te verrichten. |
|