Lalbahadoer. Een fatale liefde
(2008)–Bish Ganga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
Lalbahadoer onvindbaarNadat Lalbahadoer de tweevoudige moord had gepleegd en nog eens twee andere mensen had verwond, leek het alsof hij van de aardbodem was verdwenen. Niets wees erop dat hij zich van het leven zou hebben beroofd; zijn lijk werd nergens aangetroffen. Maar zo'n moordenaar op de vlucht die zich ergens schuil houdt, leidt tot angst bij de bevolking. Sommigen lieten hun fantasie spreken en maakten bijvoorbeeld kinderen bang als zij stoute dingen deden. Er waren ook mensen die ongegeneerd misbruik maakten van de ontstane situatie, niet alleen door diefstal te plegen zodat die kon worden toegeschreven aan Lalbahadoer, maar soms ook erger, zoals afrekeningen in de een of andere vorm.
Vlak na de moorden hield de politie er rekening mee dat Lalbahadoer in de uitgestrekte bossen van Meerzorg een ‘veilig’ heenkomen had gezocht. Een aantal personen beweerde daarentegen bij hoog en bij laag dat Lalbahadoer na de moorden Paramaribo zou hebben aangedaan. Hij zou door verschillende mensen op het Pad van Wanica zijn gezien. Feit was dat de politie met alles serieus aan het werk moest. Want alle verhalen, beweringen en tips - zinnig of onzinnig - hebben invloed op het lopende onderzoek. Wat nu bijvoorbeeld als één van de fantasieverhalen ineens op waarheid bleek te berusten? Dat zou de politie heel kwalijk genomen kunnen worden. Dus alle zin en onzin over de | |
[pagina 52]
| |
mogelijke verblijfplaats en signaleringen van Lalbahadoer werden serieus beoordeeld of kwamen op de lijst om serieus onderzocht te worden.
De melding dat Lalbahadoer dezelfde nacht als waarop hij zijn daad verrichtte, de Surinamerivier zou zijn overgestoken naar Paramaribo, leek de politie erg onwaarschijnlijk. Lalbahadoer zou zich in dat geval dichterbij de politie begeven, met verhoogde kans op aanhouding.
Het onderzoek was volop gaande toen nachtwaker Kalloe van ‘Gelukkige Dag’, een zaak in huishoudelijke artikelen, naar het dagblad ‘De Tijd’ stapte met de mededeling hoogstwaarschijnlijk Lalbahadoer op bezoek te hebben gehad, terwijl hij aan het werk was. Op vrijdagnacht rond half drie, een aantal uren nadat de moorden waren gepleegd en waarvan Kalloe op dat moment nog niet op de hoogte was, kreeg hij bezoek van een jongeman. De man vroeg of hij op de bank, waarop Kalloe placht te zitten, even mocht uitrusten. Dat mocht van Kalloe. Kalloe moest bijna onmiddellijk daarna weg om de prikklok te checken. Toen hij terugkwam was zijn gast verdwenen. Naar Kalloe verklaarde was de man gewapend met een geweer, dat hij vrij krampachtig onder zijn rechterarm geklemd hield. Hij maakte verder een nerveuze indruk. Of hij schoenen droeg, kon Kalloe niet vertellen. Hij was verder gekleed in een donkere broek en een wit versleten | |
[pagina 53]
| |
overhemd. Zijn gast droeg - in tegenstelling tot hem zelf als drager van een immens exemplaar - geen snor en zag er vrij jong uit. | |
[pagina 54]
| |
Lalbahadoer op het Pad van WanicaEen heel onwaarschijnlijk verhaal was afkomstig van een jongeman op het Pad van Wanica, die beweerde Lalbahadoer zelfs te hebben gesproken. Op zijn directe vraag of de vermeende Lalbahadoer van plan was meer mensen dood te schieten, zou hij geen antwoord hebben gegeven. Hij zou wel resoluut uit zijn broekzak een handvol patronen hebben getoverd en hebben getoond om vervolgens kordaat door te lopen. Daaruit zou men toch moeten begrijpen, aldus de jongeman, dat er in de nabije toekomst nog meer slachtoffers te betreuren zouden zijn. | |
[pagina 55]
| |
‘Lalbahadoer’ koopt een lotBij een verkoopster van LotexGa naar voetnoot18 in het centrum van Paramaribo werd er aangeklopt. De vrouw deed open en kwam oog in oog te staan met een HindostaanseGa naar voetnoot19 man. Zij schrok hevig omdat zij in hem Lalbahadoer meende te herkennen van wie zij een foto in de krant had zien staan. De bewuste man kocht een half lot en vertrok op een splinternieuwe fiets. De verkoopster schreef het nummer van het verkochte lot op en bracht onmiddellijk daarna de politie op de hoogte van het voorval. Wie de klant is geweest is nooit bekend geworden. Het leek erg onwaarschijnlijk dat de moordenaar het gewaagd zou hebben naar Paramaribo te komen, waar het hoofdbureau van politie is gevestigd. Nog onwaarschijnlijker was dat een dader als Lalbahadoer, met de politie op de hielen eraan dacht om een lot te kopen in de hoop liefst een grote prijs te winnen. Het is overduidelijk dat men hier te maken heeft gehad met een dubbelganger van Lalbahadoer. | |
[pagina 56]
| |
Meer geldHet dagblad ‘De Tijd’ loofde kort na de moorden tweehonderdvijftig gulden uit aan degene die inlichtingen zou verschaffen die zouden leiden tot de aanhouding van Lalbahadoer. De betreffende publicatie zag er als volgt uit: | |
[pagina 57]
| |
Een oplichter kwam op het idee daar munt uit te slaan. Hij stapte het redactiebureau van de krant binnen en vertelde te weten waar Lalbahadoer zich ophield. De redactie was natuurlijk bijzonder geïnteresseerd in de informatie, maar tegelijkertijd op haar hoede. Zeker toen de man aan het onderhandelen sloeg door te stellen dat tweehonderdvijftig gulden een veel te lage vergoeding was. Voor een bedrag van vijfduizend gulden zou hij de verblijfplaats bekend maken. Daarop werd de politie gewaarschuwd. Al snel bleek dat de man geen ander motief had dan klinkende munt uit de zaak te slaan, want hij kende Lalbahadoer niet en wist zijn verblijfplaats dan ook zeker niet. De man werd ingerekend en de krant besloot het artikel met de humorvolle zin: ‘misschien dat hij Lalbahadoer nog in de gevangenis tegenkomt’. | |
[pagina 58]
| |
BedreigingDe daad van Lalbahadoer scheen ook anderen op Meerzorg te hebben geïnfecteerd. Zo werd, aldus ‘De Tijd’ de winkelier Dhaniramsingh van Meerzorg door de landbouwer Mangri bedreigd dat deze hem met een geweer zou doodschieten. Dhaniramsingh liet daar natuurlijk geen gras over groeien. Ook Lalbahadoer dreigde voordat hij aan het moorden was geslagen, bedacht Dhaniramsingh en hij schakelde de politie in. Mangri werd vastgezet op het Politiestation van Meerzorg. Het eind van het liedje was dat zijn geweer door de politie in beslag werd genomen.
De politie zag, onder de zware druk van de bevolking omdat zij maar niet in staat bleek Lalbahadoer op te pakken, soms beren op de weg. Zo hield de politie van Uitkijk een man aan die een sterke gelijkenis vertoonde met Lalbahadoer. Bij het zien van de man kreeg de politie achterdocht, omdat hij voor de omgeving een ‘vreemdeling’ leek. Bij nader onderzoek bleek dat hij nog maar sinds een aantal dagen werkzaam was bij een bushouder op Uitkijk. | |
[pagina 59]
| |
Nog een liefdesaffaireEen jongeman op Garnizoenspad scheen ook aan Lalbahadoer een voorbeeld te hebben genomen. Hij was al geruime tijd stiekem verliefd op zijn zeer knappe buurmeisje. Van zijn avances was de familie en in het bijzonder de moeder van het meisje niet gediend. Daarop dreigde hij net als Lalbahadoer moeder en dochter te zullen doodschieten als hij niet met haar mocht trouwen. De familie nam de bedreiging serieus. Allereerst omdat Lalbahadoer ook was begonnen met het her en der uiten van bedreigingen voordat hij tot daden overging. Op de tweede plaats was ook deze man in het bezit van een jachtgeweer. De familie deed aangifte bij de politie, die de klacht serieus nam en overging tot vervolging en aanhouding van de bedreiger. Kort daarna werd hij ook werkelijk ingerekend. Hij kon zijn snode plannen, of ze nu alleen als dreigement of echt bedoeld waren, op zijn gemak in de gevangenis overdenken. | |
[pagina 60]
| |
Lalbahadoer in Thalia?Op vrijdagochtend 25 september 1953 kwam er een telefoontje binnen bij de politie met de mededeling dat Lalbahadoer zich schuil zou houden in het theater Thalia aan de Dr. J.F. Nassylaan. Een hoogst onwaarschijnlijk verhaal voor de politie, maar ook dit werd net als andere tips nagetrokken.
Een jeeplading rechercheurs ging meteen op onderzoek uit. De komst van de rechercheurs bij Theater Thalia leidde tot enige consternatie en nadat bekend was geworden dat Lalbahadoer daar een schuilplaats zou hebben gezocht, hadden zich in zeer korte tijd tientallen mensen verzameld. Binnen enkele minuten was het gebouw omsingeld door de rechercheurs. Maar alle ramen en deuren bleken op slot te zitten, zodat het onmogelijk was binnen te komen. Toevallig stond de achterdeur open, omdat daar werkzaamheden aan de gang waren. De rechercheurs stoven naar binnen en probeerden zich zo snel mogelijk door het hele gebouw te verspreiden. Men liep tegen een heleboel barrières aan. De verschillende grimeer- en verkleedafdelingen achter het toneel bleken op slot te zijn, maar er moest snel gehandeld worden en de wachter die op het erf woonde werd er bij gehaald. Hij had gelukkig de sleutels van de kamers bij zich. Elke hoek, elke nis en elke kamer werd grondig doorzocht. Het hokje van de souffleur werd evenmin overgeslagen. De | |
[pagina 61]
| |
politie keek onder de vloer en in de projectiekamer. Nergens was er een spoor te vinden van de voortvluchtige Lalbahadoer. Natuurlijk was de eerste reactie dat men hier te doen had met een of andere grappenmaker, die de ernst van deze kwestie schromelijk had onderschat. Maar terwijl de rechercheurs nog met het onderzoek bezig waren kwam er een politieman binnenlopen, die vertelde dat er een man voor de deur stond die een sprekende gelijkenis vertoonde met Lalbahadoer. Wegens de frappante gelijkenis was hij al een keer eerder aangehouden door de politie. Waarschijnlijk heeft iemand, die meende met Lalbahadoer van doen te hebben, de politie opgebeld met de mededeling dat Lalbahadoer te vinden zou zijn in of in de buurt van Thalia. Door de zaak op deze manier op te helderen, zag de politie kans te voorkomen dat zij alweer negatief in het mofokoranti-circuit belandde. Natuurlijk werd de politie door dergelijke - welgemeende - ‘tips’ niet geholpen, maar eerder extra belast. Naar aanleiding van dit voorval werd in een redactionele bijdrage aan het ochtendblad ‘De Tijd’ gesteld dat de politie dagelijks werd overstroomd door ‘tips’ van mensen over de zaak Lalbahadoer. De politie liet niet na de tips na te trekken. Van tevoren kon zij namelijk nooit weten of de gouden tip ertussen zat. | |
[pagina 62]
| |
Lalbahadoer op Meerzorg?Toen Lalbahadoer ongeveer vier weken op de vlucht was, bereikte de politie een tip dat Lalbahadoer zich weer op Meerzorg zou bevinden. De politie was even blij, want men dacht aan een ‘dikke kans’ hem in de kraag te vatten. Zowel de politie van het district Suriname als die van Paramaribo rukte meteen uit. Aan de operatie namen 140 politieagenten deel en het was hen menens. De tipgever zou hebben aangegeven dat Lalbahadoer met een bootje was komen aanvaren. Lalbahadoer zou hebben aangemeerd bij één van de vele sluizen van de zijkreken van de Surinamerivier op Meerzorg. Iemand die daar in de buurt was vroeg hem wat hij hebben moest, wie hij was en waar hij naar toe ging. Hij antwoordde dat hij Lalbahadoer was en sloeg vervolgens een zijweggetje in.
Onder leiding van het hoofd van het korps gewapende politie, J. Douglas, werd een forse klopjacht ingezet. Hier namen ongeveer honderd politieagenten aan deel, allen gewapend met een karabijn en een pistool. Elk struikgewas en ieder leegstaand huis werd doorzocht. De bewoonde huizen werden eveneens aan een onderzoek onderworpen. Deze klopjacht werd gehouden op een stuk land van één bij twee kilometer. Met uitzondering van enkele kleinere bosdieren die werden opgejaagd, was van het ‘grote wild’ waarnaar men zocht in de verste verte geen spoor te bekennen. Twee politieagenten maakten op een | |
[pagina 63]
| |
pijnlijke wijze kennis met een wespennest. Terwijl zij door de zeer dichte begroeiing liepen, kwamen zij heel dicht langs een paar wespennesten. Een zwerm wespen, gestoord door de mannen die zich een weg probeerden te banen, viel de mannen aan. De agenten probeerden hard weg te lopen, maar dat lukte niet helemaal door de dichte begroeiing. Ze werden door meerdere wespen gestoken en moesten hun weg vervolgen met zeer veel pijn en opgezwollen gezichten.
De klopjacht was om drie uur ingezet en om vijf uur werd die weer beëindigd, zonder dat de missie was geslaagd. Bij het afroepen van de namen na ‘aantreden’ bleek dat politieman Markiet niet op het appèl aanwezig was. Een aantal mannen werd het bos in gestuurd om hem te zoeken. Door training en hun ervaring om te opereren in een dergelijke omgeving kwamen zij Markiet vrij snel op het spoor. Hij was de weg kwijtgeraakt in het dichte bos. Nu iedereen heelhuids terug was, kon de missie worden afgesloten. Aan de klopjacht was een grondige voorbereiding voorafgegaan. Ook ging het hier om een breed gedragen actie binnen het politieapparaat. Dat was ook te merken, want bij de beëindiging van de klopjacht waren behalve het Hoofd van de Dienst ook de politie-inspecteurs Gummels, Mac Donald, Guicherit en Mencke en vrijwel alle adjunct-inspecteurs aanwezig. Ook de advocaat-generaal, mr. H. Pronk, had acte de présence gegeven. Na dit appèl ging men over tot de orde van de dag. | |
[pagina 64]
| |
Wie heeft Ramdhanie vermoord?Ongeveer twee maanden nadat Lalbahadoer zijn liefje en haar moeder met geweerschoten had gedood en nog eens twee andere mensen had verwond, verslechterde de situatie zienderogen. Men verweet de politie laksheid en betichtte haar ook van incompetentie, omdat zij er maar niet in slaagde Lalbahadoer te vinden en te arresteren. Een groepje bewoners uit Meerzorg stapte, om verbetering te brengen in de door angsten beheerste leefsituatie, de redactie van het ochtendblad ‘De Tijd’ binnen en deed zijn beklag. Zij deden dit niet alleen omdat er nog geen zicht was op een oplossing in de zaak Lalbahadoer, maar ook omdat Meerzorg weer een moord had te betreuren. Deze moord was bovendien heel mysterieus van aard.
Op dinsdagmorgen 3 november werd om half zeven 's avonds het lijk van de 65-jarige landbouwer Ramdhanie Risal, meer bekend als Kersten of Egyptenaar, in een loostrensGa naar voetnoot20 van zijn perceel ontdekt. Het lijk werd gevonden op een afstand van tweehonderd meter van zijn woning, die daarna onder politiebewaking werd gesteld. De vindplaats lag heel dicht bij de plek waar Lalbahadoer kort daarvoor de dodelijke schoten had gelost. De schok onder de bevolking was groot. | |
[pagina 65]
| |
Bij dit bericht schoot de bevolking van Meerzorg dan ook opnieuw in de stress. Alom werd de vraag gesteld of Lalbahadoer weer ten tonele was verschenen en Ramdhanie had vermoord en vooral waarom? Hoewel de politie daar niet één-twee-drie van uitging en op zoek ging naar een andere dader, draaide de mofokoranti op volle toeren. De politie dacht meer aan het scenario dat de moordenaar misbruik maakte van het geval Lalbahadoer en onder die dekmantel de moord had gepleegd om zelf vrijuit te kunnen gaan. Het profiel van de nieuwe dader vertoonde op essentiële punten geen overeenstemming met dat van Lalbahadoer. Op de eerste plaats was Ramdhanie niet doodgeschoten, maar doodgeslagen. Op de tweede plaats was het motief van Lalbahadoer een liefdesaffaire.
De groep bewoners die zich vervoegde bij de redactie van het Ochtendblad De Tijd, vertelde dat er veel ergere dingen zouden kunnen gaan gebeuren. Op de eerste plaats - zo meldden zij - waren de bewoners 's avonds doodsbang en durfden zijn niet de straat op. Op de tweede plaats werd kinderen de stuipen op het lijf gejaagd door te dreigen met de ‘boeman’ Lalbahadoer als zij stout waren geweest of kattenkwaad hadden uitgehaald. Verder zag men overdag regelmatig groepjes mensen her en der staan praten over de gepleegde moorden. Dat gebeurde heel zachtjes en geheimzinnig, want men was bang. Er heerste pure angst. De mensen waren bevreesd in het openbaar hun mening te geven over de gepleegde moorden. In de volksmond werd | |
[pagina 66]
| |
Meerzorg nu al ‘moordplantage’ genoemd. Velen gingen niet meer naar de velden om er te werken, waardoor zij ook nog grote materiële schade leden. De bewoners waren bang om in de uitgestrekte en verlaten bossen, waar ze soms door heen moesten lopen om de velden te bereiken, door een vijand te worden aangevallen en misschien wel gedood. Verschillende mensen zouden zich zelfs hebben voorgenomen Meerzorg te verlaten en elders te gaan wonen, omdat zij zich hier niet meer veilig voelden.
De groep vertelde de redactie over een gedragsverandering onder veel bewoners. Velen die vroeger geen vin verroerden als zij in een ruzieachtige situatie terechtkwamen, waren nu venijnige vechtersbazen geworden. De reden hiervan moest - volgens de groep - gezocht worden in het feit dat Lalbahadoer iets verschrikkelijks heeft gedaan en toch nog steeds uit handen van de politie wist te blijven. Vier weken geleden zouden van de kant van de bevolking tips zijn binnengekomen dat Lalbahadoer weer op Meerzorg was gesignaleerd. De politie was niet op adequate wijze in actie gekomen en de vogel was natuurlijk weer gevlogen.
Nadat de bewoners op verschillende manieren een verband legden tussen Lalbahadoer en de moord op Ramdhanie, voerden zij aan dat de doodstraf moest worden toegepast op de mogelijke daders. Anders zou de rust op Meerzorg nooit meer terugkeren en het vertrouwen in de politie helemaal verdwijnen. Daarna toog de groep huiswaarts. | |
[pagina 67]
| |
Kort daarop lukte het de politie haar eigen ego iets op te poetsen, want ze zag kans de mysterieuze moord op Ramdhanie op te lossen. Wat was het geval? De 65-jarige Ramdhanie woonde al jaren alleen op Meerzorg, terwijl zijn grote familie in Paramaribo woonde. Ramdhanie onderhield op zijn perceel de vele citrusbomen en hij hield bovendien koeien. Ondanks zijn hoge leeftijd was Ramdhanie een stevige en harde werker. Buren wisten te vertellen dat hij vreedzaam leefde en heel bemind was in de omgeving. Toen Ramdhanie voor een dagje weg moest, had hij een vriend of buurman gevraagd op zijn koeien te passen. Ramdhanie bleef echter een paar dagen weg. Zijn kalveren maakten een hels lawaai omdat zij gedurende de hele volgende dag niet gezoogd waren. Overbuurman Bakridi en zijn buurman Bhagotie trokken zich het lot aan van de kalveren en maakten ze los, zodat zij alsnog konden worden gezoogd. Dat deden zij om ongeveer twee uur 's middags, maar toen zij om vijf uur - na zware arbeid - thuiskwamen, zagen zij de koeien van Ramdhanie ook door andermans velden ronddwalen. Zij besloten daarop de koeien op te jagen en op stal te zetten.
Toen de koeien eenmaal het terrein van Ramdhanie waren op gejaagd, liet Bhagotie Bakridi alleen met de koeien | |
[pagina 68]
| |
achter. Bakridi zou de koeien naar de stal brengen en Bhagotie liep via zijn eigen veld naar huis.
Thuis aangekomen, vertelde Bhagotie aan zijn vrouw dat het vreemd was dat al een paar dagen geen spoor van Ramdhanie was gezien. Hij maakte zich nog meer zorgen omdat hij van zijn neefje, aan wie Ramdhanie dagelijks melk leverde, hoorde dat deze geen melk had ontvangen. Dit besprak Bhagotie met zijn vrouw en enkele buren, die er bij hem op aandrongen de politie op de hoogte te brengen van deze mysterieuze zaak. Bhagotie sprong vervolgens op zijn fiets en ging naar de politiepost op Meerzorg.
Bakridi was intussen nog steeds bezig de koeien op te jagen. Het kostte hem veel moeite de koeien in het gareel te houden. Vaak moest hij heen en weer over de loostrens springen om de koeien op het goede pad te houden. Ze liepen kriskras door het veld als onwillige beesten, alsof zij niets van Bakridi moesten hebben en ze sprongen regelmatig de loostrens over.
Plotseling, althans zo deed hij later voorkomen, toen één van de dieren weer over de trens was gesprongen en hij er achteraan was gegaan, zag hij voor zich in de ongeveer één meter diepe trens het lijk liggen van Ramdhanie. Zoals hij even later aan de toegesnelde buren vertelde was hij zich een aap geschrokken, rende hij in ijltempo naar de straat en sloeg alarm. | |
[pagina 69]
| |
Binnen zeer korte tijd was de hele buurt in rep en roer en wilde iedereen gaan kijken waar het lijk lag. Op advies van enkelen werd van dit plan afgezien en er werd besloten eerst de politie te waarschuwen.
Toen dit bericht de politie bereikte, ontstond ook daar een paniekerige situatie. Er werd groot alarm geslagen en een zwaar team werd geformeerd om naar Meerzorg te gaan. De politie was vastbesloten om de geloofwaardigheid van het politieapparaat op te krikken. In het team namen advocaat-generaal mr. Pronk, districtscommissaris F. Barend, inspecteur Mencke, adjunct-inspecteur Alwart, majoor Esajas, rechercheur G. Wezer en enkele anderen zitting. Zij gingen met spoed naar de plaats des onheils. De situatie werd aan een grondig onderzoek onderworpen. Een sikkel, waarmee Ramdhanie gras sneed voor de koeien, werd gevonden en op korte afstand een met bloed besmeurde laathie of wapenstok. Ondanks nauwkeurige inspectie van het terrein werd niet meer bewijsmateriaal gevonden. Omstreeks middernacht werd het lijk naar Paramaribo vervoerd voor sectie.
De politie hield in verband met deze moord zeven personen aan, onder wie vijf familieleden die in Paramaribo woonden. De mensen werden maar kort vastgehouden; na verhoor mochten zij vrij snel weer vertrekken, behalve een jongeman van 19 jaar. Hij was een erfgenaam. Maar ook hem werd de vrijheid gegeven, omdat zijn vermeende betrokkenheid niet kon worden bewezen. | |
[pagina 70]
| |
Opnieuw kreeg het politieapparaat de hoon van de bevolking te verduren. Met een zwaar team was zij in de ogen van het volk met het opsporingswerk gestart, maar binnen de kortste keren was elke verdachte weer vrij. Er waren in deze trieste zaak geen verdachten meer en de politie bleef doorblunderen. Maar toen opeens pakte de politie Bakridi zelf op. Ook pakte de politie zijn vrouw op en zij werden stevig ondervraagd. Bakridi woonde eerst op plantage Jagtlust. Na het overlijden van zijn schoonvader, die tegenover Ramdhanie woonde, is hij zelf daar gaan wonen. Bakridi was geen onbekende van de politie en dat was algemeen bekend. Hij deed zo nu en dan een klusje voor Ramdhanie en werd daar netjes voor betaald. Hij kwam vaak de woning van Ramdhanie binnen. Daar had Ramdhanie echter een stokje voor gestoken, want telkens als Bakridi binnen was geweest werd er iets uit het huis vermist. Bakridi vond dat verbod heel erg en was erdoor beledigd. Gevoelens van wraak kwamen bij hem bovendrijven, vermoedden mensen uit zijn directe omgeving.
Van Ramdhanie was bekend dat hij altijd met grote sommen geld in zijn borstzak rondliep. Dat geldbedrag kon soms in de duizenden guldens lopen. In zijn woning zou hij een nog groter geldbedrag hebben liggen, wisten ingewijden te vertellen. De mensen in de omgeving ervoeren hem verder als uiterst vriendelijk. | |
[pagina 71]
| |
Toen op het lichaam van Ramdhanie geen geld werd aangetroffen en er in zijn woning een opengereten kussen werd gevonden, begonnen de verdenkingen van de politie in de richting van Bakridi te wijzen. Bovendien werd bij hem een bedrag van 125 gulden aangetroffen, voor die tijd een heel vermogen. Redenen genoeg om Bakridi langer vast te houden en te verhoren. Uiteindelijk bekende Bakridi de moord, daarbij uitdrukkelijk verklarend nimmer de bedoeling te hebben gehad Ramdhanie van het leven te beroven. Hij had Ramdhanie op zijn perceel aangesproken, terwijl hij op weg was gras te gaan snijden voor zijn koeien. Een en ander was uit de hand gelopen, waardoor Bakridi zijn laathie in de strijd moest gooien met het noodlottige gevolg.
De oplossing van deze zaak was dan ook een enorme opsteker voor de politie van het district Suriname. | |
[pagina 72]
| |
Lalbahadoer in Frans Guyana?De angstpsychose die heerste in Meerzorg en in iets mindere mate in Paramaribo, kreeg eind oktober een uitgebreider en zelfs een internationaal karakter. Er bleek opeens paniek te zijn onder de indiaanse bevolking op Galibi in het distrikt Marowijne. Ze waren bang om doodgeschoten te worden door Lalbahadoer. De paniek en angst kwamen overwaaien uit Frans-Guyana, waar de meervoudige moordenaar zou zijn gesignaleerd. De situatie werd heel grimmig genoemd en de autoriteiten van Frans-Guyana maakten serieus werk van de opsporing.
Toen dit bericht bekend werd in Suriname verspreidde het zich als een lopend vuurtje door het hele land. De redactie van het ochtendblad ‘De Tijd’ aarzelde geen moment en stuurde met spoed verslaggever Celsius Tjong Akiet naar St. Laurent (Frans-Guyana) om uit te vinden wat er zich daadwerkelijk afspeelde en natuurlijk voor het laatste nieuws.
Op zondag 25 oktober 1953 was de politiecommandant Henri Hamy van Mana op routinepatrouille gegaan en nam slechts zijn gewone dienstrevolver mee als wapen. Lopend over een smal bosweggetje, een eind buiten het Frans-Guyanese gehucht Mana, zag hij op ongeveer dertig meter afstand een voor hem onbekend persoon de weg kruisen. De man was gekleed in een korte roodbruine broek | |
[pagina 73]
| |
en hij had een wit T-shirt aan, waarvan de mouwen tot aan de oksels waren afgeknipt. De kleren waren heel vuil en hij liep op blote voeten. De man was een Hindostaans type met ingevallen wangen en een ongeschoren kin. De gelaatstrekken waren slap als van een ondervoed persoon. Hij was gewapend met een geweer en een houwer. De mannen zagen elkaar bijna gelijktijdig en beiden schrokken duidelijk van elkaar.
Hamy dook bliksemsnel weg in het struikgewas rechts van de weg en gluurde door de takken naar de plek waar de onbekende kort tevoren over de weg was gegaan. Zijn tactiek was succesvol. De onbekende keerde op zijn schreden terug, leunde op zijn geweer voorover en speurde de weg af om te zien waar commandant Hamy was gebleven. Hamy had volop de gelegenheid hem nog eens rustig te bekijken. Weer viel hem het sjofele, armoedige uiterlijk op, alsook zijn vieze kleren. Voor het overige wist hij niet wat te doen. Met zijn dienstrevolver was hij zeker niet opgewassen tegen de vreemdeling, die gewapend was met een dubbelloops jachtgeweer. Maar veel tijd om te overdenken hoe hij zou handelen had Hamy niet. De vreemdeling was inmiddels weer uit het zicht verdwenen. Hamy hoorde het geritsel van droge bladeren en het kappen van struikgewas. De vreemdeling moest op de vlucht zijn geslagen. | |
[pagina 74]
| |
Hamy kwam zelf ook in beweging, maar door een pijnlijke wond aan zijn linkerbeen kon hij zich niet snel genoeg verplaatsen. Eenmaal op de plek aangekomen waar de vreemdeling over de weg was gegaan, was de man in geen velden of wegen meer te bekennen. Hij was verdwenen in het moerassige bos rond Mana.
Hamy wist op dat moment nog niets af van de voortvluchtige Lalbahadoer. Een week lang ging hij elke dag enkele uren op de loer liggen in het bos. Telkens op een andere plek. Het leverde niets op.
Hamy bracht van het voorval verslag uit aan de Gendarmerie. Zij hadden inmiddels al wel gehoord over de zaak Lalbahadoer en de vergeefse pogingen van de Surinaamse politie om hem in te rekenen. Ook hadden zij het bericht gehoord dat er aanwijzingen waren dat hij inmiddels gevlucht zou zijn naar Frans-Guyana. De Frans-Guyanese politie was aan het werk met de zaak ‘La Bahadur’, toen het rapport van Hamy binnenkwam. De daarin gegeven profielbeschrijving van de vreemde figuur die hij tegen het lijf was gelopen kwam helemaal overeen met het profiel van Lalbahadoer.
In Frans-Guyana werd nu nog meer haast gemaakt met de samenstelling van een opsporingsteam, bestaande uit de gendarmen Robert Maurin, Henri Mayeux en Leon Convert. Celcius Tjong Akiet mocht als verslaggever ook mee op | |
[pagina 75]
| |
expeditie. Het team ging naar Mana en Charvein, daarbij reizend per korjaal, te voet en met de patrouillewagen.
De politie van Mana kreeg de speciale opdracht dagelijks te gaan patrouilleren. Wegwerkers werden aangespoord oplettend te zijn en uit te kijken naar de vuurgevaarlijke voortvluchtige uit Suriname.
Luitenant Miallou kon zich als verantwoordelijke wel voor zijn kop slaan en uitte er zijn spijt over niet eerder ingelicht te zijn over de zaak Lalbahadoer. Dat had hij dan breed bekend gemaakt onder zijn manschappen, waardoor Hamy ook op de hoogte zou zijn geweest. In dat geval was hij beter bewapend op patrouille gegaan. Bij het zien van de vreemde man had Hamy dan direct verband kunnen leggen met de voortvluchtige uit Suriname. Hij had dan alerter kunnen optreden en misschien zou de arrestatie van de vermeende Lalbahadoer dan een feit zijn geweest.
Commandant Hamy nam, nu volledig op de hoogte van de situatie, contact op met de districtscommissaris van Marowijne, de heer Lum Chou. Hamy deelde hem mede dat de aanhouding binnen een week een feit zou zijn. Hij zou zelf oog in oog hebben gestaan met de verdachte. In het onherbergzame en moerassige bos kun je immers niet veel kanten op. | |
[pagina 76]
| |
Om de opsporing effectiever te laten zijn, werden in Mana affiches opgehangen met een foto van Lalbahadoer en de volgende tekst: AVIS! Om de effectiviteit van de opsporing verder te verhogen verspreidde de Surinaamse politie onder de indianen van Galibi foto's. Nadrukkelijk werd de indianen verzocht scherp uit te kijken naar de figuur op de foto. Vooral moest men de boten goed in de gaten houden. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid werd algemeen gesteld dat de door Hamy gesignaleerde figuur niemand anders kon zijn dan Lalbahadoer. ‘Vergissing is vrijwel uitgesloten,’ kopte ‘De Tijd’. Zij baseerde dat ook op het feit dat het signalement dat Hamy had gegeven helemaal klopte met dat van Lalbahadoer, terwijl Hamy van de hele kwestie niet op de hoogte was. | |
[pagina 77]
| |
Alle aandacht rond de opsporing van Lalbahadoer concentreerde zich nu rond de plaatsen Albina - St. Laurent - Mana en bij wijze van spreken werd alles en iedereen gemobiliseerd. In theorie kon Lalbahadoer geen stap meer verzetten of hij zou in de val lopen en aangehouden worden.
Het onderzoek bleef doorgaan. Agenten hadden al een aantal sporen ontdekt. De voetsporen die men had ontdekt, maakten duidelijk dat hij relatief kleine voeten had. Bij het lopen over een loopplank zou hij uitgegleden zijn, te oordelen naar de sporen op de plank. De voetsporen waren relatief vers.
Tijdens het sporenonderzoek kwam er een melding binnen van het feit dat het individu gesignaleerd zou zijn in de omgeving van Charvein, een voormalig kamp voor gestraften, halverwege Saint Laurent en Mana. Tot rond 1900 was Charvein een hel voor Franse gedeporteerden, die er hun straf moesten uitzitten. Van het strafkamp was niet veel overgebleven. Er resteerden slechts een paar vervallen gebouwen en tussen de ruïnes woonde de Fransman Very, die van de jacht leefde. Verlaten en alleen woonde hij daar met zijn jachthond.
Toen Very met zijn geweer in de aanslag zondagmorgen het bos in wilde voor een lekker stukje vlees van één of ander wild of gevogelte, ontdekte hij aan de voet van een heuvel | |
[pagina 78]
| |
de resten van een klein houtvuurtje. Very liep de omgeving verder af op zoek naar nog meer sporen. Twintig meter verderop, onder een njamsiGa naar voetnoot22 broodboom, vond hij inderdaad de overblijfselen van een groter houtvuur. De niet-opgebrande stukken hout voelden nog warm aan. Hij was ervan overtuigd dat de houtvuurtjes in de nacht van zaterdag op zondag waren gestookt. De zaterdag daarvoor lagen ze er niet, dat wist hij zeker, want hij was er toen nog langs gekomen. Bij het houtvuur vond Very nog de resten van opgegeten njamsi broodboomvruchten.
De maandag daarop kwamen verschillende mensen de Gendarmerie melden dat de gezochte persoon was gesignaleerd op de weg die van Charvein dieper het bos in voert. Een daarop ingesteld onderzoek leverde niets op. Het onderzoek ging als een nachtkaars uit. Er was geen onderzoeksrichting meer en het onderzoek zelf was veranderd in het zoeken naar een speld in een hooiberg. De ‘hooiberg’ was in dit geval het grote groene, moerassige en onherbergzame tropische bos met wilde dieren, ongedierte en gevaren voor ziektes zoals malaria en gele koorts.
Het was nu afwachten geblazen, was de algemene mening. Men was ervan overtuigd dat de vreemdeling binnen afzienbare tijd zou worden aangehouden. Anders was hij | |
[pagina 79]
| |
gedoemd in het bos zijn einde te vinden. Alle mogelijke ontsnappingswegen waren immers geblokkeerd.
Luitenant Miallou gaf als zijn persoonlijke mening te kennen dat de man grote kans liep ziek te worden, gezien de moerassigheid van het terrein. Wanneer dat gebeurde zou hij mede door honger zich gedwongen zien naar buiten te treden, waardoor hij tegen de lamp zou lopen en zou worden gearresteerd. Zo ver kwam het echter niet; van de vreemdeling is nooit vast komen te staan wie het was. | |
[pagina 80]
| |
Wie schoot op Oedebhaansingh?Inmiddels was het december 1953 en was Lalbahadoer al drie maanden zoek. De hele affaire had langzamerhand mythologische vormen aangenomen en de angstpsychose heerste nog altijd. De mensen durfden 's avonds nog steeds niet naar buiten. Dat beperkte zich al lang niet meer tot Meerzorg alleen. In het hele land was men heel bang en bevreesd Lalbahadoer in de eigen woonomgeving tegen te komen. Die kans werd reëler toen Lalbahadoer plotseling in Frans-Guyana zou zijn opgedoken. Lalbahadoer kon naar het idee van de bevolking werkelijk overal opduiken.
Op een goede dag liep de zoveelste persoon de redactie van ‘De Tijd’ binnen met de mededeling nieuws te hebben over Lalbahadoer. Deze man zou aan boord van de ‘Paramaribo’, een boot die een pendeldienst onderhield tussen Paramaribo en Moengo via de Commewijne- en de Cotticarivier, iemand gezien hebben die best weleens Lalbahadoer zou kunnen zijn. De Hindostaanse figuur, die volgens deze man honderd procent gelijkenis vertoonde met de verspreide opsporingsfoto van Lalbahadoer, was duidelijk niet op zijn gemak en deed een beetje vreemd. De informant had de stoute schoenen aangetrokken en met knikkende knieën was hij op hem afgestapt. Zelfs durfde de informant te vragen of hij misschien Lalbahadoer was. De man gaf daarop geen antwoord, maar liep wel daarna heel snel weg zonder ook | |
[pagina 81]
| |
maar iets te zeggen. De man bleek daarna spoorloos verdwenen. Of die bewuste persoon echt Lalbahadoer is geweest, zullen we nooit te weten komen.
Grote consternatie ontstond toen op woensdag 2 december heel Meerzorg werd opgeschrikt door het nieuws dat mogelijkerwijs Lalbahadoer weer ten tonele zou zijn verschenen. In dezelfde woning en omstreeks hetzelfde tijdstip waarop Lalbahadoer Silawatie en haar moeder had doodgeschoten, vlogen opnieuw kogels naar binnen via het geopende venster. Een olielamp op tafel vloog aan scherven en alle aanwezigen doken naar de grond om dekking te zoeken. Oedebhaansingh, een broer van Silawatie, die op dat moment vlak bij het open raam van de woning zat, werd in hals en schouder geraakt. Een enorme pijnaanval was het gevolg. Ondanks het feit dat hij door dertien hagelkogels was geraakt, viel de verwonding mee. De meeste kogels waren afgeketst op de planken onder het raamkozijn en de schootsafstand was - naar later bleek - zo groot, dat de kans klein was iemand dodelijk te treffen. Toen eenmaal het schot was gelost, ontstond er grote paniek en niemand durfde de woning te verlaten uit angst door een volgend schot te worden gedood.
De politie stelde ter plaatse verder onderzoek in en Oedebhaansingh werd voor behandeling in het ziekenhuis met de politieboot naar Paramaribo vervoerd, alwaar hij | |
[pagina 82]
| |
naast de behandeling door medici ook door de politie kon worden verhoord over de aanslag.
De plek waarvandaan het schot gelost moest zijn, bleek op een afstand van ongeveer vijfentwintig meter te liggen, schuin aan de overkant van de straat. Die plek was nu verlaten, aldus meldde de politie, die vrij snel ter plaatse was. Nabij de bananenboom, waarachter de schutter zich verdekt moet hebben opgesteld, was alleen het gras vertrapt, verder niets. Naar wat de schutter na zijn daad gedaan heeft kan men alleen maar raden. Hij kan de sloot zijn overgesprongen en het weiland in zijn gevlucht. Verder is algemeen bekend dat de uitgestrekte bouwgronden en bossen van Meerzorg en Peperpot een prachtige schuilplaats boden. Ook dit nieuws verspreidde zich razendsnel door heel Suriname en de schok was bij de bevolking wederom zeer hevig.
Hoewel Lalbahadoer nog steeds voortvluchtig was, had de bevolking van Meerzorg min of meer een modus vivendi gevonden voor de dreiging. Zeker toen alle aandacht gericht was op de opsporingsactiviteiten in Frans-Guyana, was men in Meerzorg enigszins gerustgesteld. Hij zou immers niet meer in of in de buurt van Meerzorg zijn en dat gaf relatieve rust. Maar door dit tweede schietincident kwam de angst hernieuwd en intensiever terug. De wegen in Meerzorg lagen er nu in het donker opnieuw totaal verlaten bij. | |
[pagina 83]
| |
Dit schietincident stelde de politie voor de vraag of dit weer het werk was van Lalbahadoer. Volgens de politie wees alles erop dat dat inderdaad het geval moest zijn. Wie anders zou redenen hebben gehad uitgerekend deze woning te beschieten, waarin Lalbahadoer zijn geliefde en haar moeder had doodgeschoten? Kennelijk wilde Lalbahadoer hiermee het signaal afgeven dat hij nog steeds in de omgeving van Meerzorg te vinden was en niet bijvoorbeeld in Frans-Guyana.
Lalbahadoer had nog een broer en een oude vader op Meerzorg wonen. Niets wees echter op hun betrokkenheid bij deze actie. De verklaring van een buurtbewoner dat hij na het schot iemand haastig het huis van Lalbahadoer zag inschieten, bestempelde de politie als onwaarschijnlijk. Die bewuste nacht was het pikdonker. Vanwege de algemeen heersende angst leek het waarschijnlijker dat mensen na zo'n verdacht geweerschot meteen dekking gaan zoeken en niet buiten uitgebreid op onderzoek uitgaan.
De politie sprak de dag na de aanslag met Lalaji, de vader van Lalbahadoer, die op dat moment voor het huis van zijn voortvluchtige zoon zat. Hij was zichtbaar zwaar aan het piekeren en zat wezenloos voor zich uit te staren. Het was hem allemaal te veel geworden, dat was wel duidelijk. Niet alleen het leven van de nabestaanden van Silawatie en haar | |
[pagina 84]
| |
moeder, maar ook zijn leven was immers in een hel veranderd. | |
[pagina 85]
| |
Rechercheurs doorzoeken alle ruimtes in Thalia, op zoek naar Lalbahadoer.
| |
[pagina 86]
| |
Hier kruipt een rechercheur uit het souffleurshokje van theater Thalia, nog steeds op zoek naar de voortvluchtige Lalbahadoer.
| |
[pagina 87]
| |
Op dit bergweggetje even buiten Mana zou Lalbahadoer gesignaleerd zijn door gendarmeriecommandant Henri Hamy.
Bij de pijl zou hij uitgegleden zijn. Op de plank zijn zijn voetsporen gemarkeerd. Ook op de bamboestam rechts zaten moddersporen.
| |
[pagina 88]
| |
Strafgevangenkamp Charvein: Very wijst de resten aan van één van de kampvuurtjes. Door de beloning die was uitgeloofd, zou hij zich extra inzetten voor opsporing en aanhouding van Lalbahadoer.
| |
[pagina 89]
| |
Rechts op de foto het gendarmeriehoofdkwartier van Mana.
De pijl geeft de plaats aan waar de sikkel van Ramdhanie werd gevonden op een afstand van ongeveer zeven meter van het lijk. Inspecteur Mencke verlicht de plek met een flashlight.
| |
[pagina 90]
| |
Advocaat Generaal mr. Pronk (zittend) samen met leden van het opsporingsteam bij het lijk van Ramdhanie.
Compositiefoto van de beschieting van Oedebhaansingh. Hij wordt in zijn rechterschouder geraakt, terwijl het glas van de petroleumlamp midden op de tafel aan diggelen gaat.
|
|