Lalbahadoer. Een fatale liefde
(2008)–Bish Ganga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Lalbahadoer en SilawatieLalbahadoer was een zoon van Lala. Hij was een jongeman die woonde aan de weg naar Peperpot. Deze weg was een onverharde smalle zandweg die de plantage Peperpot verbond met de hoofdweg, die van Meerzorg via de bauxietplaats Moengo uiteindelijk leidde naar Albina aan de grensrivier met Frans-Guyana, de Marowijne. Met de boot kon men van daaruit oversteken naar Saint Laurent dat aan de Frans-Guyanese oever van de Marowijne ligt.
Lalbahadoer was een sportief uitziende jongeman in de twintig met een frisse kop. Als één van de zeer weinigen beschikte hij over een racefiets, bij elkaar gespaard door te hosselen en waarmee hij regelmatig naar Nieuw Amsterdam ging, ook voor vertier. Dat was een behoorlijk eind fietsen, maar daar draaide hij zijn hand niet voor om. Daar gebeurde tenminste iets en het was er geen dooie boel zoals in zijn eigen woonomgeving. Het was er regelmatig heel gezellig, ook door de sporten die daar beoefend werden. Op Nieuw Amsterdam vonden voetbaltoernooien plaats waaraan hij zelf ook deelnam en er waren warungs, Javaanse eettenten, waar je naast allerlei lekkere hapjes en ook typisch Javaanse nasi, bami, teloh en pitjil kon eten en dawet kon drinken. Regelmatig werden er ook andere evenementen gehouden. Met Koninginnedag stond er steevast een kermis. De hele districtsbevolking liep dan uit. Voor de mensen die verder weg woonden was dat een | |
[pagina 14]
| |
jaarlijkse familiedag uit. Er werd door velen dan ook een jaar lang voor gespaard.
Nieuw Amsterdam is de hoofdstad van het district Commewijne, waarin ook Meerzorg en de plantage Peperpot liggen. Vanaf Nieuw Amsterdam kon men via de particuliere veerdienst, die met kleine boten met buitenboordmotoren werd onderhouden, de Surinamerivier oversteken naar het plaatsje Leonsberg. Via Leonsberg kon men per bus heel snel in Paramaribo zijn. Met de particuliere of openbare veerdienst kon men dan binnen zeer korte tijd weer terug zijn op Meerzorg. Deze rondtocht werd regelmatig voor het plezier gemaakt.
Lalbahadoer was een landbouwerszoon en hij moest meehelpen in de rijstbouw van de familie. Die rijstbouw was in eerste instantie bedoeld voor de jaarlijkse gezinsbehoefte aan rijst. Als de oogst die behoefte oversteeg, dan werd het overschot doorverkocht aan een tussenhandelaar. Dat leverde extra inkomsten op. Lalbahadoer had daarnaast ook werk gevonden bij de Chinees van de buurtwinkel. Naast het werk in de rijstbouw werkte hij in de rijstpelmolen en zo was hij verzekerd van regelmatige inkomsten. Hij had zichzelf lassen aangeleerd. Daarnaast had hij kennis van motoren opgedaan, door steeds aanwezig te zijn op plaatsen waar kapotte motoren werden gerepareerd. Na verloop van tijd had hij zoveel kennis vergaard dat hij | |
[pagina 15]
| |
mocht assisteren bij het monteurswerk. Hij ontwikkelde zich zodanig dat hij kon worden ingezet als lasser, constructeur en monteur. Een ware allrounder was hij geworden.
Zijn adjaGa naar voetnoot4 had jagen als hobby. Voor de jacht had hij een dubbelloops jachtgeweer gekocht. Om de één of andere reden had Lala, zijn zoon en vader van Lalbahadoer, geen belangstelling voor het geweer. Het lag dan ook weg te roesten in een bak met ander oud roest. Lalbahadoer had het geweer uit de roestbak gevist, omdat jagen hem leuk leek. Het was hem gelukt het weer in elkaar te zetten en schietklaar te maken. Toen de eerste schietproeven waren geslaagd liet hij het geweer keuren door de betreffende afdeling van het districtscommissariaat en vroeg hij een wapenvergunning aan, die hem werd verleend. Jagen was ook daadwerkelijk zijn hobby geworden. Regelmatig ging hij met vrienden op jacht in de uitgestrekte oerwouden. Soms verbleven zij een aantal dagen in het bos. Hij was geen bang type, dat was overduidelijk en dat werd erkend door vrienden. Een onverdienstelijke jager was hij evenmin.
De Chinees nam hem als allrounder in dienst, dus voor alle voorkomende werkzaamheden in de rijstpelmolen. De ene keer moest hij motoren repareren, dan weer moest hij werk doen als lasser of als constructeur. Het gewone werk | |
[pagina 16]
| |
behelsde de bediening van de machine die de pelmolen aandreef en de pelmolen zelf. Van hem werd ook verwacht dat hij behulpzaam was als de klanten met hun zakken padi aankwamen. Die moesten naar binnen worden gesjouwd voor verwerking en na de verwerking weer worden meegegeven aan de klant. Ook was er wat vervoer- en sjouwwerk waar hij zijn bijdrage in had. De verwerking leverde witte rijstkorrels op. Het kaf kwam vrij als zemelen. De zemelen werden meestal ook door de klant meegenomen als veevoer voor koeien en kippen. Lalbahadoer maakte erg lange dagen. Maar hij was blij dat hij dit afwisselende werk had en niet het geestdodende saaie en eentonige werk in de suikerfabriek Mariënburg of de koffie- en cacaofabriek van de plantage Peperpot. Het werk op de suikerriet-, koffie- of cacaovelden leek hem ook helemaal niets. De andere kant van de medaille van het werk bij de Chinees was het ontbreken van secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals ouderdomspensioen en gratis geneeskundige behandeling. Omdat hij een gezonde jongeman was hoefde hij bijna niet naar de dokter. Daarentegen verdiende hij meer dan zijn doorsnee collega's bij de fabrieken. Zo kon hij in ieder geval sparen voor later als hij getrouwd was en kinderen zou hebben.
Silawatie was zijn buurmeisje. Zij verschilden ongeveer zeven jaar in leeftijd. Als kind hebben ze niet echt samen gespeeld. In de periode van Lalbahadoers puberteit was Silawatie nog een heel klein meisje en een kind aan | |
[pagina 17]
| |
moeders hand, die met zelfgemaakte poppen speelde. Hij had eigenlijk nooit enige aandacht aan haar besteed. Hij had haar nooit met volwassen blik bekeken. Hij zag wel het kindje van de buren spelen, maar meer ook niet. Zij was hem nooit opgevallen als een leuk meisje of een leuke toekomstige partner.
Silawatie kwam uit een rijker gezin en de familie behoorde tot de hogere kaste van de chhatriesGa naar voetnoot5, terwijl hij zelf uit een armer gezin kwam en tot de lagere kaste van de ahirsGa naar voetnoot6 behoorde. Hoewel in iets mindere mate dan in India, vierde het kastenstelsel in die tijd hoogtij in Suriname. Normaal gesproken trouwde men als man met een vrouw uit de eigen of hogere kaste. Trouwen met een vrouw uit een lagere kaste werd met enige aarzeling toegestaan, maar eigenlijk was het ‘liever niet’. Voor vrouwen gold ongeveer hetzelfde, met dien verstande dat meisjes minder gewenst waren als kind dan jongens, omdat zij - in de huwbare leeftijd - de familie tot financiële last was. Er moest namelijk een bruidsschat worden betaald aan de familie van de jongen als er getrouwd werd. Een bruidsschat of Tilak was kostbaar en het bij elkaar sparen was een enorme opgave. Bovendien speelde bij meisjes ook een rol dat zij bij voorkeur ruim voor hun twintigste jaar getrouwd moesten zijn. Anders nam men aan dat er iets niet goed zat bij het | |
[pagina 18]
| |
meisje en werd het moeilijker voor haar een partner te vinden. Ouders zagen zich daardoor soms gedwongen eerder met een partner genoegen te nemen uit een lagere kaste, dan langer te wachten en te zoeken naar een betere partij. In de regel werden de huwelijken gearrangeerd. Mondjesmaat kwamen huwelijken voor waarbij partners elkaar zelf hadden gevonden. Dat werd bijna nooit zomaar goedgekeurd en geaccepteerd. Er viel altijd wel iets op aan te merken. Op den duur werd de relatie soms toch geaccepteerd en kwam het tot een huwelijk. Als de acceptatieproblemen erg groot waren, werd de truc van voortijdige zwangerschap bewust toegepast. In de meeste gevallen echter waren zwangerschappen in die situaties het gevolg van geen gebruik van voorbehoedsmiddelen. Die waren destijds nog niet verkrijgbaar.
De geloofsrichting speelde ook een rol bij partnervorming in huwelijken. Er waren twee hoofdstromingen in Suriname. De traditionele, ook wel de orthodoxe stroming genoemd was de Sanatan Dharm en de veel jongere stroming, ook wel de moderne stroming genoemd, de Arya Samaj. Bij voorkeur huwde men binnen de eigen stroming. Met enige aarzeling of om sommige andere redenen vonden gemengde huwelijken plaats. Lalbahadoer behoorde tot de traditionele stroming Sanatan Dharm, terwijl de familie van Silawatie belijders waren van de Arya Samaj. | |
[pagina 19]
| |
Silawatie bezorgde al een paar jaar dagelijks melk bij de Chinees van de winkel, die ook de bezitter was van de rijstpelmolen waar Lalbahadoer emplooi had gevonden. Op een dag viel het oog van Lalbahadoer op de inmiddels zo langzamerhand tot ontwikkeling gekomen ronde vormen van Silawatie. Silawatie was een knappe jonge vrouw, waarom was hem dat niet eerder opgevallen? Liep hij al die tijd te slapen? Haar beeld werd ogenblikkelijk op zijn netvlies gegrift en hij werd op slag verliefd op haar uiterlijk. Thuis gekomen na het zware werken probeerde hij een glimp op te vangen van Silawatie door te gaan rommelen onder de bomen en tussen de struiken aan de kant van haar woning. Korte tijd later probeerde hij op verschillende manieren haar aandacht te trekken, maar dat lukte niet zo goed. Veel respons kreeg hij daarbij niet, dus hij moest wat anders verzinnen om haar aandacht te trekken.
Omdat zij buren waren zocht hij als hij thuis was allerlei klussen, zoals het snoeien van struiken en fruitbomen aan haar kant. De woningen stonden op een behoorlijke afstand van elkaar en er stond genoeg begroeiing die zich voor dat doel leende. Er stonden hoge bomen tussen en de lage begroeiing was behoorlijk dicht. Af en toe ving hij een glimp op van haar en hij had het gevoel dat zijn toenaderingspogingen haar inmiddels wel waren opgevallen. Naar zij later inderdaad zou bekennen, had zij deze hofmakerij heel snel door. Ze speelde een kat-en- | |
[pagina 20]
| |
muisspelletje met hem door zich de ene keer opzettelijk wel en de andere keer opzettelijk niet te vertonen. Dat ging zo een tijdje door, zonder dat er persoonlijk contact ontstond. Silawatie woonde in één huis met haar moeder en vijf getrouwde broers. Dus de kust was daar nooit veilig voor een persoonlijke ontmoeting. Er was altijd wel iemand in de buurt waardoor de plannen niet doorgingen.
De beide families spraken wel met elkaar, maar het eerste flirtcontact tussen Lalbahadoer en Silawatie legde Lalbahadoer bij de Chinees. Als Lalbahadoer aan het werk was in de rijstpellerij hield hij vanaf het moment dat hij Silawatie als ‘leuk meisje’ had ontdekt, de deur van de Chinese woning op de geijkte momenten scherp in de gaten. Hij wilde natuurlijk de dagelijkse gelegenheid haar te zien niet mis lopen. Verder was hij ook domweg bezig informatie te verzamelen om zijn plannen verder uit te kunnen werken. Zo wist hij nu precies wanneer en langs welke route zij dagelijks de melk kwam afleveren en vervolgens naar huis liep. Zijn eigen werkzaamheden stemde hij zodanig af, dat hij op of rondom die tijd even van zijn werk kon weglopen. Nadat hij dat zorgvuldig had geanalyseerd, de aflevertijden in schema had gezet en zijn werk daarop had afgestemd, bracht hij collega's op de hoogte dat hij regelmatig rond een uur of tien even weg moest voor een boodschap buiten de pellerij. Als ze hem opeens zouden missen, dan wisten zij waar hij uithing. | |
[pagina 21]
| |
Inmiddels was het moment aangebroken om de stoute schoenen aan te trekken en Silawatie aan te spreken.
Op die ochtend verliep alles volgens plan. Silawatie liep naar de deur, leverde de fles melk af, nam de lege fles van de dag ervoor in ontvangst, stopt hem in haar tas en liep met gebogen hoofd en de ogen naar de grond gericht naar huis terug. Ondertussen was Lalbahadoer de pellerij uitgegaan en via een andere weg naar een plek gelopen op een afstand van ongeveer honderd meter van de rijstpellerij, zodat hij voor zijn collega's onzichtbaar was.
Hij zag haar vanuit een strategisch gekozen plek half tussen de struiken langzaam aan komen lopen. Hij sprak haar aan. Ze schrok, keek op en zag dat het Lalbahadoer was. Ze deed alsof ze wilde doorlopen. Lalbahadoer ging naast haar lopen en vertelde haar op dit moment langdurig te hebben gewacht. Hij vond haar knap en lief, een echte prinses, en hij zou graag met haar willen praten. Zij bleef steevast naar de grond kijken en liep zachtjes door, terwijl zij zei dat het helemaal niet netjes was dat hij haar lastig viel. Herhaaldelijk vroeg ze Lalbahadoer haar met rust te laten. Straks zag iemand hen daar op de weg en vertelde het door aan haar familie. Dan zou voor haar de hel losbreken, want op deze manier was de familie-eer in het geding. Nette meisjes praten niet met vreemde jongens op straat. Inmiddels waren zij zo ver gelopen dat de kans dat zij betrapt werden groot was. Lalbahadoer zei tegen haar dat hij maar terugging naar zijn werk. Hij beloofde haar dat hij | |
[pagina 22]
| |
er de volgende dag beslist ook weer zou zijn. Silawatie zweeg in alle talen en liep door. Lalbahadoer maakte rechtsomkeert en ging weer aan het werk in de rijstpelmolen. Onderweg dacht hij bij zichzelf dat het misschien niet verstandig was geweest haar te zeggen dat hij er morgen weer zou staan. Het was dus afwachten of zij er de volgende dag weer zou zijn, of dat zij niets van hem moest hebben en de brui zou geven aan het dagelijkse melk leveren. De dag erop meldde zij zich gelukkig zoals gewoonlijk bij de deur van de Chinees. Lalbahadoer haastte zich de pellerij uit en hij kon weer kort bij haar zijn. Voor Lalbahadoer werd dit een dagelijks ritueel. Gaandeweg viel hem op dat zij langzaam ontdooide en wat meer ging zeggen en - soms heel bot - reageerde op zijn avances. Dat gaf hem moed en kracht vooral door te gaan op de ingeslagen weg. Van totale afwijzing kon geen sprake meer zijn, hield hij zichzelf voor. Maar op een dag raakte Silawatie geïrriteerd en viel boos tegen hem uit. Zij maande hem nu eens op te houden met dit gedoe. Zij vond Lalbahadoer ook knap, lief en een kanjer, maar hij kon voor haar nooit een partij zijn. Met pijn in zijn hart moest Lalbahadoer aanhoren hoe haar familie over hem dacht. Inmiddels waren ze alweer het kritieke punt genaderd waarop hun wegen zich moesten scheiden. Zij liep door en hij ging terug naar de pelmolen. ‘Het zou verstandig zijn hiermee op te houden’, zei ze. Deze woorden spookten door zijn hoofd. Na een tijdje kon hij de situatie wat rustiger overdenken. Hij was van mening dat zij beiden heel erg verliefd waren | |
[pagina 23]
| |
op elkaar. Deze nieuwe ontwikkeling, waar Lalbahadoer heel erg blij en gelukkig mee was, betekende veel voor hem. De inhoud van de conversatie beviel hem weliswaar niet, maar er was tenminste geconverseerd en gecommuniceerd. Het toppunt van alles was dat zij in tegenstelling tot de dagen ervoor, nu volmondig verklaarde hem leuk te vinden en eigenlijk ook op hem verkikkerd te zijn. Lalbahadoer danste en rende over de weg naar de rijstpelmolen, terwijl hij de blijdschap en het genot van zijn verovering in alle cellen van zijn lichaam voelde. In zijn gedachten was de buit ruimschoots binnen. Silawatie was veroverd. Het kon hem niet schelen wat haar familie ervan vond. Hij voelde zich gelukkig, want Silawatie was vanaf nu van hem. Er bloeide inderdaad iets moois op tussen Lalbahadoer en Silawatie. Ze werden smoorverliefd op elkaar en ontmoetten elkaar regelmatig, maar nooit thuis bij één van de families. De ontmoetingen vonden altijd in het geniep plaats tussen de struiken, onder bomen of ergens op het land. Langzamerhand kregen meer mensen weet van de relatie tussen Lalbahadoer en Silawatie. De relatie was gaandeweg heel hecht geworden en ze hadden zelfs seks met elkaar gehad. Tijdens één van de vrijpartijen had iemand uit de buurt hen gezien en dat nieuws was wijd en zijd bekend geworden.
Dat haar familie de relatie niet goedkeurde was een publiek geheim op Meerzorg. Zowel van de kant van Lalbahadoers | |
[pagina 24]
| |
familie als van de kant van de broers en moeder van Silawatie werd grootspraak gebezigd. Lalbahadoer zou mores worden geleerd door de vijf broers van Silawatie, terwijl Lalbahadoer Silawaties hele familie naar de andere wereld zou schieten in geval zij door toedoen van haar familie niet zijn vrouw zou kunnen worden. Silawatie werd streng en naarmate de geruchten aanzwollen, nog strenger gecontroleerd op haar handel en wandel. Het gevolg was dat de ontmoetingen tussen de twee schaarser werden, tot groot verdriet van beiden. Silawatie had het extra moeilijk, want meisjes hoorden thuis te zitten. Trefpunten of uitgaansgelegenheden voor jongens en meisjes waren er evenmin. Ze moest thuis blijven, in de huishouding meedraaien, het huishoudelijk werk aanleren en zodoende geschikt worden gemaakt als vrouw die na haar huwelijk de huishouding ging doen bij de schoonfamilie.
Op één van hun schaarse ontmoetingen vertelde Silawatie dat zij het heel vaak niet meer zag zitten door het strenge regime. Zij had zelfs al een aantal keren overwogen een eind aan haar ellendige leven te maken door ophanging. Maar hun liefde hield haar tegen. Een echte uitweg om vanaf een bepaald moment als man en vrouw verder te kunnen, zag zij niet. Haar familie was tegen en ze zag geen enkele reden waarom zij van mening zouden veranderen.
Haar familie had haar talloze malen duidelijk gemaakt dat zij een jongen voor haar ging zoeken die haar partner zou worden. De partner moest van goeden huize komen en | |
[pagina 25]
| |
passen binnen de tradities van afkomst, kaste en geloof. Dat wil zeggen dat haar beoogde partner van rijke ouders moest zijn en tot de eigen of hogere kaste van de brahmaan moest behoren. Hoewel zijzelf tot de Arya Samaj-geloofsrichting behoorden, zou een kandidaat uit het Sanatan Dharm-geloof niet a priori worden afgewezen. Als de beoogde kandidaat gevonden was dan zou de familie een groot huwelijksfeest organiseren met heel veel genodigden. Op het feest zou genoeg te eten en te drinken zijn. Voor vertier op de avond van de huwelijkssluiting zou er baithak gana-muziek zijn en er zou een toneelvoorstelling worden georganiseerd van de nacht na de plechtigheden tot de volgende ochtend. Dat was een voor de familie waardig scenario voor het enige meisje van het gezin van zes kinderen. In haar balde de eer van de familie samen, die zij nu in hun ogen te grabbel gooide door om te gaan met Lalbahadoer. Silawatie moest daarom subiet alle contacten met die vlegel van een Lalbahadoer verbreken en de inmiddels gedeeltelijk geschonden eer van de familie uit de gevarenzone halen en redden.
Dit alles aangehoord hebbende, besloot Lalbahadoer zich in verbinding te stellen met de moeder van Silawatie en aan haar te vertellen hoezeer hij van haar dochter hield en hoe graag hij met haar zou willen trouwen. Nadat hij zijn verhaal had gedaan en haar moeder had hem aangehoord, wees ze zijn aanzoek af. Lalbahadoer zou voor haar dochter geen partij kunnen zijn. Hij was niet van de beoogde kaste | |
[pagina 26]
| |
en beleed bovendien het Sanatan dharma geloof. Wat zij niet zei maar wel in haar hoofd had, was dat hij maar een arme landbouwerszoon was. Wel zei zij dat Silawatie haar enige dochter was die zij een goede toekomst gunde in gezondheid en welvaart. Haar gezondheid had zij niet in de hand, maar zij zou er wel voor kunnen zorgen dat haar dochter in een gegoede familie terechtkwam. De impliciete boodschap was dat Lalbahadoer uit een arme familie stamde, niet van de beoogde kaste en het beoogde geloof was en dus als huwelijkskandidaat voor haar dochter niet passend was. Lalbahadoer wierp tegen dat hij erg van haar hield en inmiddels ook al wat geld had gespaard door hard te werken. Hij zou haar een goede toekomst kunnen bezorgen. De moeder reageerde daar maar nauwelijks op. De boodschap was duidelijk ‘neen’, en daar kon Lalbahadoer het mee doen. Zij ging voorbij aan het feit dat haar dochter inmiddels al verschillende malen seks had gehad met Lalbahadoer. En seks voor het huwelijk was volgens de traditie not done.
Tijdens de daaropvolgende ontmoeting met Silawatie heerste een grafstemming. Lalbahadoer en Silawatie zaten beiden op een boomstam tussen de dichte begroeiing met gebogen hoofden de situatie te overdenken. Silawatie was na de ontmoeting tussen haar moeder en Lalbahadoer stevig te verstaan gegeven dat het nu toch echt afgelopen moest zijn met dat geflikflooi met Lalbahadoer. Haar moeder had Lalbahadoer ook duidelijk te verstaan gegeven hoe de vork | |
[pagina 27]
| |
in de steel zat en dat hij zich voortaan verre moest houden van haar. Voor Lalbahadoer waren na het bewuste gesprek de zaken nu in een ander daglicht geplaatst. Hij zou haar door de familiedruk weleens kunnen verliezen. Silawatie was er ook zeer verdrietig onder omdat zij zich niet gemakkelijk kon losmaken uit het strakke regime van de familie, bestaande uit de moeder, vijf broers en schoondochters. De tranen vloeiden rijkelijk, maar veel tijd om uit te huilen was er niet. Voordat Silawatie door de overige leden van de familie gemist zou worden moest zij weer thuis zijn. Tijd dus om afscheid te nemen. Beiden gingen uit elkaar met betraande ogen en ze zouden nadenken over een toekomst voor hen beiden.
Silawaties afwezigheid was toch om de één of andere reden opgevallen. Bij thuiskomst werd ze stevig ondervraagd. Ze hoefde eigenlijk niets toe te geven, want bij de familieleden was wel duidelijk dat zij ergens met Lalbahadoer moest hebben vertoefd. De broers waren des duivels. Omdat Silawatie haar mond stijf dicht hield was er bijna sprake van fysiek geweld. Zij kreeg huisarrest voor onbepaalde tijd en de leefsituatie in huis had een hels karakter gekregen. Lalbahadoer werd op straat aangesproken door een paar broers van Silawatie. Hij kreeg een paar meppen toegediend. Hem was toch zo vaak te verstaan gegeven dat hij haar met rust moest laten? Waarom deed hij dat dan niet, werd hem herhaaldelijk gevraagd. Het leek erop dat Lalbahadoer zijn lot onderging. Lalbahadoer werd, op | |
[pagina 28]
| |
straffe van een flink pak slaag, vanaf dat moment verboden zich op de weg langs hun huis te vertonen.
De moeder had intussen in goed overleg met haar oudste zoon contact gezocht met de huispandit en hem gevraagd uit te kijken naar een geschikte jongen voor Silawatie. Zoals de pandit wist was Silawatie van goede komaf, knap en ze kon goed koken. Ze kon zuinig met geld omgaan en kinderen vond zij leuk. De moeder hoefde niet expliciet aan de pandit uit te leggen over de kaste en geloofsrichting van de toekomstige huwelijkskandidaat. Dat was hem bekend uit de heersende traditie en gedachten daarover.
Voor beide partijen brak er een verschrikkelijke periode aan. Via gebaren communiceerden zij met elkaar, maar dat kon op de lange duur geen oplossing zijn. Na een aantal dagen verslapte het ‘bewakingsregime’ van Silawatie automatisch een beetje, want er moest op het land worden gewerkt. De verschillende familieleden hadden ook allemaal hun eigen besognes. Voortdurend op Silawatie letten was er niet meer bij. Maar de stemming bleef grimmig.
Er deed zich opeens een nieuwe ontmoetingsmogelijkheid voor. Vanwege het naderende plantseizoen moest de familie van Silawatie dagelijks op het land werken om rijstplantjes uit te zaaien en de velden te ploegen. Zij gingen bij het krieken van de dag het land op, zonder te ontbijten. De moeder van Silawatie maakte het eten klaar en Silawatie | |
[pagina 29]
| |
moest dat naar hen toe brengen op het land. Als zij gegeten hadden, kwam Silawatie terug met het vaatwerk. Dat gebeurde zo rond negen uur 's morgens. Lalbahadoer en Silawatie konden elkaar weer gedurende een aantal weken zien. Dat was een zaligheid voor die twee en ze namen het er ook van. Tijdens die ontmoetingen bespraken zij ook de verschillende mogelijkheden om toch samen, liefst getrouwd als man en vrouw verder te kunnen in het leven. Omdat die nihil bleken te zijn, besloten ze dat Silawatie op enig moment van huis zou weglopen. Lalbahadoer zou haar dan opvangen en samen zouden zij vluchten naar een veilige plek op plantage Pomona aan de rechteroever van de Surinamerivier. Door deze stap zou haar familie voor een fait accompli worden gesteld en alsnog toestemmen in een huwelijk.
Ondertussen was het werk op het land gedaan. De dagelijkse tocht met het ontbijt naar het achterland was dan ook verleden tijd. En daarmee ook de regelmatige ontmoetingen. De familie had het opeens minder druk en het bewakingsregime werd weer aangehaald.
Op een onbewaakt moment kwamen Lalbahadoer en Silawatie, zonder dat zij daarop uit waren, elkaar tegen op de openbare weg. Even doken ze samen weg achter de struiken. Lang konden zij daar niet blijven. Als Silawatie zou worden gemist, dan zou iedereen op zoek gaan. Als zij samen betrapt zouden worden dan zou dat tot heel veel | |
[pagina 30]
| |
ellende kunnen leiden. Weer rees de vraag hoe het verder moest, nu ze elkaar niet meer zo frequent zagen.
Lalbahadoer kwam met het idee elkaar te ontmoeten als zij zich 's avonds ging wassen in de badkamer. De badkamer was één van de weinige plaatsen waar zij alleen naar toe mocht en haar gewoonte was dat 's avonds laat te doen. Silawatie schrok aanvankelijk van het voorstel, maar nader uitleg en de overredingskracht van Lalbahadoer waren voldoende haar over te halen in te stemmen met het plan. De badkamer was een bouwsel op het erf op een afstand van ongeveer vijfentwintig meter van de woning. Er was geen verlichting, maar ook geen stromend water. Het water werd met emmers van elders gehaald en in een wastobbe leeggegooid. Vóór het wassen werd het water met een kom over het lichaam gegooid om het eerst nat te maken en vervolgens na het inzepen weer af te spoelen. Als men zich 's avonds ging wassen, dan gebeurde dat in het aardedonker en op de tast.
De eerste ontmoeting verliep nogal stuntelig en onwennig. Ze waren bang betrapt te worden. Als dat onverhoopt zou gebeuren, dan zou Lalbahadoer zo snel als mogelijk en liefst ongezien de benen nemen. Als dat niet zou lukken, dan zouden voor Silawatie de consequenties niet te overzien zijn.
De tweede en derde ontmoeting verliepen - voor zover daar sprake van kon zijn - soepeltjes. De contacten in de | |
[pagina 31]
| |
badkamer waren al snel routinehandelingen geworden. Eén en ander had zelfs een romantisch karakter gekregen. Even heel kort in alle intimiteit bij elkaar zonder dat de ‘boze’ buitenwereld daar erg in had.
Op de avond van de vierde ontmoeting moest Lalbahadoer erg lang wachten tussen de struiken bij de badkamer. Hij werd belaagd door grote zwermen muskieten. Hij kon, zoals iedereen in zulke gevallen zou doen, geen takje afbreken van de bomen of struiken om hem heen, om daarmee de muskieten van zich af te houden door ermee te zwaaien. Die vermaledijde muskieten maakten het hem onmogelijk stil te blijven staan. Het geluid van het vertrappen van droge en dorre bladeren en takken op de grond was niet te vermijden. Gelukkig was het niet zo goed hoorbaar want het ging op in de veelheid van andere natuurgeluiden 's avonds. Maar hij moest zich wel proberen koest houden, want hij mocht daar in die situatie niet betrapt worden. Van hondengeblaf had hij geen last. De familie van Silawatie had wel waakhonden, maar die waren bekend met hem en zijn lichaamsgeur omdat zij buren waren van elkaar. Hij had van die beesten dan ook niets te vrezen. Er liep er zelfs één voorbij terwijl hij in de struiken zat; bij het voorbijlopen stond hij even stil om de geur van Lalbahadoer op te snuiven. Na het kortdurende gesnuffel liep hij door met een blik van ‘wat jij hier in het aardedonker tussen al die muskieten doet begrijp ik niet; het zal wel goed zijn’. Kwispelstaartend liep hij in de richting van de koeienstal iets verderop. Daar kwamen trouwens allerlei hardere | |
[pagina 32]
| |
geluiden vandaan, want de beesten konden ook niet stilstaan door alle insecten. Het onregelmatige gesnuif en geblaas van de koeien, het geschop en gestamp met de poten en het schudden van de lichamen evenals het wild zwaaien met de staarten waren goed hoorbaar.
Toen ging opeens langzaam en met een langdurig gepiep en geknars de achterdeur open. Lalbahadoer dacht bij zichzelf: ‘hè, hè, Silawatie, eindelijk’. Een zwak lichtschijnsel werd zichtbaar met daarin het vage silhouet van Silawatie. Met dezelfde trage gang als waarmee zojuist de deur was opengegaan, deed zij de deur achter zich weer dicht. Het gepiep en geknars herhaalde zich, maar nu in de omgekeerde volgorde. Toen de deur eenmaal dicht was, was het voor even weer aardedonker, tot Silawatie het flashlightGa naar voetnoot7 aanknipte en ermee op de grond scheen om te zien of er ongedierte te zien was, maar vooral om zich te vergewissen van het feit dat er niet toevallig één of andere giftige slang daar in een kronkel lag. Zij zou niet de eerste zijn die per ongeluk op een gifslang stapte, erdoor gebeten werd en het leven liet. Met de voor Lalbahadoer bekende tred naderde zij de badkamer, het flashlight in de aanslag en nog steeds vast op de grond gericht. Ze deed de deur van de knip en duwde hem open met een licht gekraak. Ze stapte voorzichtig de badkamer in, maar niet eerder dan nadat zij met het flashlight de vloer, de wanden en het plafond had | |
[pagina 33]
| |
beschenen en op ongedierte en slangen had gecontroleerd. Zij voelde even met haar ene voet het water in de wastobbe, dat zij een uur geleden had gevuld. Ze rilde er even van, want het water was behoorlijk afgekoeld. Ondertussen begon zij zich uit te kleden en wachtte op het geklop op de deur van Lalbahadoer, die elk moment kon binnenstappen. Dat was zeker, want bij hem is het altijd ‘afspraak is afspraak’.
Van binnen kookte zij echter en ze was één en al vuur. Ze was furieus, want haar broers hadden haar voor de zoveelste keer de oren gewassen en haar te verstaan gegeven dat zij moest ophouden met om te gaan met die ‘smeerlap’. Hij zou niet alleen een relatie hebben met het Javaanse meisje Pominem van de Warung in Nieuw Amsterdam, maar ook met de creoolse Thelma, één van de dochters van de opzichter.
Lalbahadoer meldde zich door een zacht geklop op de deur en op fluistertoon roepend: ‘Silawatie, Silawatie, doe open. Ik ben het.’ Silawatie opende de deur, Lalbahadoer stapte op de tast de badkamer binnen en stootte zich pardoes aan de gevulde wastobbe. Dat maakt even geluid; beiden krompen ineen van de schrik en voor een moment stonden zij als wassen beelden naast elkaar. Nadat zij van de schrik waren bekomen, pakte Lalbahadoer het lichaam van Silawatie beet en omhelst haar innig, doch stevig. | |
[pagina 34]
| |
Zij was halfnaakt omdat zij inmiddels haar jurk had uitgetrokken en over de rand van de zijwand van de badkamer had gehangen. Silawatie duwde Lalbahadoer resoluut van zich af, tot drie keer toe. Hij verbaasde zich over deze kordate actie. ‘Wat is er aan de hand?’, dacht hij niet alleen, hij vroeg het ook. Want ze had hem wel binnengelaten, maar nog geen woord gesproken. Er broeide dus iets.
Toen brandde zij al snikkend los: ‘Wat voor een leven heb ik? Mijn hele familie spreekt schande van onze relatie, terwijl ik niet met je kan breken; ik houd zo vreselijk veel van je en ik kan niet zonder jou. Mijn familie gaat niet akkoord met onze relatie, en wat hoor ik nu? Je bent aan het scharrelen met een zekere Pominem van de Warung uit Nieuw Amsterdam en je hebt zelfs contacten met de creoolse Thelma van de Opzichter. Ik zit gevangen in een net, dat door mijn familie om mij heen is gelegd en ik kan geen kant op. Overal wordt schande gesproken over ons. Mijn eer als ongehuwde dochter van een vooraanstaande Chhatriefamilie zou zijn aangetast, terwijl jij van de ene motjoGa naar voetnoot8 naar de andere wandelt. Wat moet ik nu? Wie zal nog met mij willen trouwen, nu het allemaal zover is gekomen?’ Terwijl het snikken doorging en Lalbahadoer perplex en roerloos, lijf aan lijf met haar stond in het piepkleine | |
[pagina 35]
| |
badhok, was even alleen het lawaai uit de koeienstal te horen. Lalbahadoer hervond zich en zei: ‘Ok, ok, ok. Wees maar gerust. Ik ken Pominem en ik heb Ria een keer een stevige brasaGa naar voetnoot9 gegeven en haar op de wang gekust. Daar is het bij gebleven. Ik moest wel, want ik werd uitgedaagd door die meiden. Zij vinden mij kennelijk ook knap. Jaloers, zeker?’, vervolgde Lalbahadoer. Vervolgens veranderde hij van toon en zei: ‘Er is niets aan de hand. Maak je geen zorgen. Ik ben er alleen voor jou, lieve schat.’ Lalbahadoer hield haar daarna stevig in zijn armen en zij liet dat toe zonder enige vorm van protest. Met andere woorden: alles was weer goed tussen die twee. Nog half nasnikkend, zei ze met horten en stoten: ‘Ik wil mijn man niet delen met andere vrouwen. Als dat wel moet, dan blijf ik alleenstaand en donder je nu op. Krijg ik tenminste wat rust in mijn hoofd. Mijn leven met jou is nu al een hel, laat staan als Pominem en Thelma er bij komen’, voegde ze boos aan toe. Voor Lalbahadoer was dat eigenlijk een non-probleem. Daar moest ook geen tijd meer aan gespendeerd worden. Hij drukte haar nog eens stevig tegen zich aan, gaf haar een kus op haar voorhoofd en zei een beetje plagend en lachend: ‘Weet je, in de RamayanaGa naar voetnoot10 heeft Koning Dasrath | |
[pagina 36]
| |
drie raniesGa naar voetnoot11, maar slechts één daarvan is de MaharanieGa naar voetnoot12, de hoofdkoningin’. Hij was nauwelijks uitgesproken of Silawatie duwde hem met alle kracht van zich af met de woorden: ‘Dat kan mij niet schelen, “Bahadoer”Ga naar voetnoot13, ik zal in mijn eentje zowel jouw drie ranies als de Maharanie zijn. Begrepen!’
Op dat moment vloog de achterdeur van de woning met een flinke zwaai en gekraak open. In het zwakke lichtschijnsel stond de moeder van Silawatie, die op een krachtige toon riep: ‘Silawatie, waar blijf je? Ben je nòg niet klaar? Hoe lang doe je nou eigenlijk over het baden?’ Silawatie en Lalbahadoer krompen ineen van schrik. Silawatie riep terug: ‘Ma, ik ben bijna klaar, even afdrogen nog’. Het antwoord was kennelijk voldoende overtuigend, want zonder ook maar iets te zeggen of te vermoeden trok zij de deur weer dicht. Daarna was er even paniek in de badkamer. Silawatie maakte aanstalten zich te gaan wassen, terwijl Lalbahadoer aandrong op een nieuwe afspraak in de badkamer. Die afspraak werd vluchtig gemaakt voor over een paar dagen. Lalbahadoer deed voorzichtig, maar snel de deur open, sloop met een gebogen rug als een kat de badkamer uit en verdween als een dief in de nacht. | |
[pagina 37]
| |
In de periode dat Lalbahadoer en Silawatie elkaar regelmatig in de badkamer ontmoetten had haar familie het idee gekregen dat hun acties een einde te maken aan de relatie effect hadden gehad. Niets wees erop dat die twee nog contacten met elkaar onderhielden. Voor de familie betekende dat een verademing. Maar niets was minder waar.
Lalbahadoer had inmiddels een vluchtplan klaar en doorgesproken met Silawatie. Op de vluchtdag ging Silawatie zich zoals gewoonlijk 's avonds wassen in de badkamer op het erf. Na een behoorlijk lange tijd viel het de familie op dat zij nog steeds niet terug was. Er ontstond paniek, toen op het geroep van Silawati's moeder geen antwoord kwam. De moeder van Silawatie ging naar de badkamer om te kijken wat er aan de hand was. Daar aangekomen, trof zij een lege badkamer aan. Het water in de wastobbe was onaangeroerd; haar kleren of andere sporen van haar aanwezigheid waren er evenmin. Haar moeder wist op dat moment wat er gaande was. Haar dochter moest gevlucht zijn met Lalbahadoer. Geen twijfel mogelijk. Boos en verdrietig tegelijk ging zij weer het huis binnen en deed verslag van haar bevindingen. Haar zoons vlogen boos naar buiten, op zoek naar hun zus. Nauwelijks hadden zij de straat verlaten om in de struiken en bossen te zoeken, of er klonk een geweerschot. Geschrokken spoedden zij zich naar de straat terug en ondanks het feit dat het donker was, zagen zij op het laatste | |
[pagina 38]
| |
nippertje Bainath, de broer van Lalbahadoer, zijn huis binnen schieten.
De familie van Silawatie besloot diezelfde avond nog naar het politiebureau te gaan om aangifte te doen van haar vermissing en daarbij hun vermoedens kenbaar te maken. Na de aangifte gingen zij naar huis terug. Veel meer konden zij die nacht niet meer doen. Het was dus wachten tot de volgende ochtend. De familie was verbijsterd, verdrietig en machteloos tegelijk. Van slapen kwam niet veel meer terecht die nacht.
Volgens het vluchtplan zou Lalbahadoer samen met Silawatie vluchten naar het fort Nieuw Amsterdam, om vervolgens de rivier over te steken naar plantage Pomona. Daar zouden zij een tijdje verblijven totdat de gemoederen zouden zijn bedaard. Hij hoopte dan dat de beide families akkoord zouden gaan met een huwelijk tussen hen beiden en dat alles uiteindelijk goed zou komen.
Toen Lalbahadoer samen met Silawatie zijn eigen huis binnenliep kwam hij oog in oog te staan met zijn vader LalajiGa naar voetnoot14. Deze verbaasde zich over wat Lalbahadoer in zijn hoofd had gehaald door Sila te schaken. ‘Dit wordt een verschrikkelijke rel’, zei hij, ‘terwijl naar de uitkomst alleen maar geraden kon worden’. Lalaji vroeg naar de | |
[pagina 39]
| |
verdere plannen van Lalbahadoer en deze vertelde hem over het vertrek naar Pomona. Daarop vroeg hij aan Silawatie of Lalbahadoer haar gedwongen heeft te vluchten. Zij antwoordde dat dat niet het geval was. Dat had zij vrijwillig gedaan uit liefde voor zijn zoon. Daarop zei Lalaji tegen Lalbahadoer dat het niet nodig was helemaal naar plantage Pomona te vluchten. Als Silawatie ook bij de politie dezelfde verklaring aflegde als die zij zojuist had gedaan, dan zou er niets aan de hand zijn. De politie zal haar keuze voor jou als levenspartner respecteren en haar niet dwingen terug te gaan naar haar familie. Jullie kunnen dan samen hier verder met je leven. Lalbahadoer zou de volgende dag naar de politie gaan. De volgende ochtend kwam de politie echter zelf langs en nam de situatie op. De politiemannen vroegen inderdaad aan Silawatie of zij tegen haar wil was ontvoerd. Dat ontkende zij en zij vertelde over hun liefdesrelatie en de keuze die zij had gemaakt samen met Lalbahadoer verder te willen. Ondanks haar onvoorwaardelijke keuze voor Lalbahadoer diende zich een probleem aan. Zij was nog geen eenentwintig jaar oud. Dus was zij nog minderjarig. De politie restte dan ook niets anders dan te luisteren naar haar wettelijke vertegenwoordigers. Zij stonden niet toe dat Silawati en Lalbahadoer als man en vrouw verder zouden gaan. De politie kon niets anders dan haar mee te nemen en over te dragen aan haar familie. Dat gebeurde dan ook, tot groot verdriet van beide betrokkenen. | |
[pagina 40]
| |
Na de processen-verbaal te hebben opgemaakt leverde de politie Silawatie af bij haar familie. Zij werd weer opgenomen in de familie, maar nu was het menens. Omdat de badkamer als ontmoetingsplaats ook bekend was geworden, kon Silawatie helemaal geen kant meer op. Het liefdespaar kreeg dan verder ook geen contact meer met elkaar. Een verschrikkelijke periode brak aan voor hen. Lalbahadoer stond onder zware bewaking van de broers van Silawatie en hij mocht niet eens meer in de buurt komen van hun woning. De straat in de buurt van het huis waarin Silawatie woonde werd tot verboden terrein verklaard voor Lalbahadoer. Hij kon zich ook niet meer vertonen op zijn eigen erf aan de kant van de woning van de familie van Silawatie. Dat leverde namelijk scheldkanonnades op van de moeder van Silawatie. Lalbahadoer wist niet meer waar hij het zoeken moest. Alle relaties waren verstoord en hoe moest het nu verder.
Lalbahadoer probeerde ondanks alles Silawatie voor zich te behouden. Alle pogingen waren tot nu toe op niets uitgelopen. Hij vatte het plan op haar gewoon voor zich op te eisen. Nu goedschiks op niets was uitgelopen, dan maar kwaadschiks. Hij zou haar gewoon gaan halen!
Het was intussen de droge tijd. De rijstoogst werd volop binnengehaald. Ook bij de familie van Silawatie was dat het geval. De oogst moest zo snel mogelijk binnen worden gehaald, in ieder geval voor de eerste regen kwam. | |
[pagina 41]
| |
De broers van Silawatie hadden de rijst al gesneden en opgestapeld. Het dorsen moest nog gebeuren. Nu was het de gewoonte bij veel rijstbouwers het dorsen niet overdag maar 's avonds te doen, vanwege de enorme hitte overdag. De broers van Silawatie deden dat ook en het dorsen vond bij hen plaats met inzet van ossen. De rijsthalmen werden op een groot kleed op de grond verspreid. Door één of twee ossen rondjes te laten lopen over de rijsthalmen, lieten de rijstkorrels door het vertrappen los en ze kwamen op het kleed terecht. Vervolgens werden de halmen als stro weggegooid en de padie of ongepelde rijstkorrels werden na het wannen in jutezakken afgevoerd.
Lalbahadoer had één van de avonden uitgezocht, waarop de broers aan het dorsen zouden zijn. Donderdag de tiende september 1953 viel in de prijzen. 's Avonds rond achten had hij bedacht zijn plan ten uitvoer te brengen en dat deed hij ook. Gekleed in een donkere zwarte broek en met ontbloot bovenlijf stapte hij naar de buren om Silawatie te halen. Om kracht bij te zetten bij zijn missie, hing hij zijn geladen dubbelloops geweer over zijn schouder en stak hij bovendien nog een aantal patronen in zijn broekzak.
Daar aangekomen zag hij Silawatie, mevrouw Bethanie (de moeder van Silawatie) en haar schoonzus Ragiday op de veranda bij een petroleumlamp in gesprek. De lage deur van de veranda stond open. Het was donker, dus de vrouwen merkten hem niet op. Hij ging op een strategische plek staan, van waaruit hij de hele situatie kon overzien en hij | |
[pagina 42]
| |
riep op luide toon tegen Silawatie dat zij ogenblikkelijk met hem moest meegaan. Silawatie antwoordde geschrokken dat zij dat niet kon doen. Zij had intussen genoeg haar eigen zin gedaan, zonder rekening te houden met haar familie. Die tijd was over en zij had besloten daar afstand van te nemen. Zij deed niet langer haar eigen zin. Zij zou de man accepteren, die haar moeder en broers voor haar uit zouden zoeken. De relatie met Lalbahadoer was dan ook verleden tijd. Daarop begon haar moeder hem uit te schelden en van alles en nog wat te verwijten. Het was Lalbahadoer en niemand anders die het hoofd van Silawatie op hol had gebracht, waardoor de familie-eer bezoedeld was. Hij moest maken dat hij zo snel mogelijk ophoepelde, anders maakten haar zoons chutneyGa naar voetnoot15 van hem. Lalbahadoer kreeg een stortvloed van verwijten over zich heen, terwijl hij nog steeds probeerde Silawatie zover te krijgen dat zij met hem mee ging. De opmerking van de moeder in de tsunami van woorden, dat zij eerder haar dochter met een kafrieGa naar voetnoot16 zou laten gaan dan met hem, deed bij Lalbahadoer de stoppen doorslaan. Deze vernedering kon hij niet onbeantwoord laten. Hij greep zijn geweer, rukte hem van zijn schouder en loste het eerste schot. De moeder werd in haar voorhoofd geraakt en viel ter plekke dood neer. Toen daarop Silawatie en | |
[pagina 43]
| |
Ragiday hysterisch begonnen te gillen en te schreeuwen of Lalbahadoer gek was geworden en wat hij eigenlijk aan het doen was, richtte hij de loop van het geweer op Silawatie en loste het tweede schot. Silawatie werd in de borst geraakt en was ook op slag dood. Ondanks het feit dat Ragiday ook geraakt werd aan de linker bovenschouder, zag zij kans vliegensvlug kruipend over de vloer door de openstaande deur naar binnen te schieten. Die korte tijd had zij, omdat Lalbahadoer zijn geweer moest herladen.
Daarop liep Lalbahadoer weg in de richting van de straat. De jongste zoon van mevrouw Bethanie, die zojuist van het veld was gekomen en aanstalten maakte zich te gaan wassen in de badkamer, kwam op de geweerschoten aangerend om te zien wat er gaande was. Hij ontwaarde in het donker Lalbahadoer nog op hun erf haastig lopend in de richting van de straat. Omdat hij zag dat Lalbahadoer zijn geweer - schietklaar - in de hand had nam hij geen enkel risico, bang om zelf ook doodgeschoten te worden. Lalbahadoer kon dan ook ongehinderd doorlopen. Op dat moment was hem duidelijk geworden dat hij het ergste moest vrezen. Kennelijk had Lalbahadoer de dreigementen, meerdere malen door hem zelf en door zijn broer Bainath geuit, waargemaakt. Hij ging niet eerst in de woning kijken, maar sprintte naar zijn broers op het land. Die waren door de geweerschoten al gealarmeerd, maar wisten niet wat er aan de hand was. | |
[pagina 44]
| |
Op straat hoorde Lalbahadoer de buurman van de andere kant in het donker aan komen rennen, terwijl hij riep: ‘wie is hier aan het pief paffen? Die Lalbahadoer zeker?’. Daarop richtte Lalbahadoer de loop van het geweer op hem en zei: ‘Inderdaad, Lalbahadoer hier! Hij zal even je ballen afschieten’. Hij schoot hem inderdaad in zijn kruis en Binesserie stortte ter aarde. Hij werd in zijn linkerlies geraakt en had onbeschrijfelijk veel pijn, maar gaf geen krimp en hield zich voor dood. Lalbahadoer liep naar hem toe en duwde het lichaam met zijn voet een paar keer heen en weer. Hij bemerkte in het donker geen levensteken, dacht dat hij dood was en liep weg. Kort daarna begon Binesserie om hulp te roepen. Doordat inmiddels meer mensen, door de geweerschoten gealarmeerd, naar de straat waren gelopen werd zijn hulpgeroep gehoord.
Harry was chauffeur van beroep en woonde verderop in de straat. Hij hoorde eerst twee schoten vlak achter elkaar en kort daarop een derde. Terwijl hij zich afvroeg waar de schoten vandaan kwamen en waarom er überhaupt geschoten werd, kwam een vriend naar hem toegelopen die vertelde dat Lalbahadoer de woning van Silawatie was binnengedrongen en op de bewoners had gevuurd. Harry sprong in zijn auto en reed in vliegende vaart naar het politiebureau van Meerzorg. Hij deed zijn verhaal en de politie ging op verder onderzoek uit, nadat ook dokter Elliot was gewaarschuwd. Bijna gelijktijdig waren de politie en dokter Elliot samen met zijn verpleger ter plaatse. Zij | |
[pagina 45]
| |
troffen de dode lichamen aan, badend in het bloed en Ragiday met bloed aan haar schouder. Dokter Elliot bevestigde dat mevrouw Bethanie en haar dochter op slag dood moesten zijn geweest. De verwondingen van Binesserie en Ragiday bleken wel ernstig, maar niet levensgevaarlijk te zijn. Nadat dokter Elliot en zijn oppasserGa naar voetnoot17 eerste hulp hadden verleend, werden Binesserie en Ragiday per ambulance naar het 's Lands Hospitaal in Paramaribo vervoerd voor verdere behandeling.
Na zijn daad nam Lalbahadoer de benen en niemand wist waarheen. | |
[pagina 46]
| |
Politieagenten bewaken de woning van Lalbahadoer.
Links de kleine veranda of gaanderij, waar de schietpartij heeft plaatsgevonden.
| |
[pagina 47]
| |
Compositiefoto van de vrouwen in gesprek op de veranda. De foto is genomen vanuit de positie van de schutter. De pijlen wijzen naar de slachtoffers.
| |
[pagina 48]
| |
Compositiefoto van hoe Binesserie na de schietpartij door omstanders is aangetroffen.
| |
[pagina 49]
| |
V.l.n.r.: Advocaat-generaal mr. Pronk, inspecteur Mencke en adj. inspecteur De Vlugt. Om 00:30 uur is het plaatselijk onderzoek afgerond. Ze staan hier op het punt van vertrek naar het politiestation van Meerzorg, waar de getuigenverhoren plaatsvonden.
De politieautoriteiten en manschappen nemen even rust.
| |
[pagina 50]
| |
Het politiestation van Meerzorg. Het is 01:00 uur en binnen worden de getuigen verhoord. Bij de ingang staan veel belangstellenden.
Politieagenten komen voor een klopjacht op Lalbahadoer per motorboot aan op Meerzorg.
|
|