Het lieffelyck orgel-pypken
(1664)–J. G.– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
2. Wat segghen eerst de Klockskens vande Capucinen?
Op, op met alle vrolijckheydt, om onsen Godt te dienen.
3. Het Minimen Klocksken roept oock sonder beyden,
Op, op met vlijtigheyt, wy moeten lesen ons Getijden.
4. Daer naer segghen de Klockskens vande Carmeliten,
Op, op, laet ons Godt dienen sonder ons oyt te verdrieten.
5. 't Carthuysers Klocksken roept dan op, op, op met vreughden,
Wy moeten dienen den grooten Godt in veel ware deughden.
| |
[pagina 92]
| |
6. Wat segghen de Klockskens vande Mindebroeders?
Wy moeten met onsen sanck nu wesen Godts dienst-uyt-voerders.
7. Wat segghen oock de Klockskens vande Predick-heeren?
Op, op al t'samen met spoet om onsen Godt te vereeren.
8. 't Lieve-Vrouwen-Broeders Klocksken dat roept oock spoedigh,
Op, op, goede ghebroederkens, voeght u tot Godts dienst ootmoedigh.
9. Wat segghen dan de Klockskens vande Augustijnen,
Op, op, want Godts dienst en magh toch nimmermeer verdwijnen.
| |
[pagina 93]
| |
10. Het Bogaerden Klocksken roept hier nu oock met reden,
Op, op, want Godt met sanghen van ons wilt zijn aen-ghebeden.
11. Het Celle-broeders Klocksken moet ick hier by voeghen,
Op, op met vlijt om Godt te dienen, al die Lijcken droeghen.
12. Maer wat seght de Klock vande Coudenberghsche Heeren?
Op, op, wy moeten met onsen sanck Godts dienst oock vermeeren.
13. Wat seggen dan de Klockskens vande Iesuiten?
Op, op, laet ons Godt bidden, en sijne aen-spraeck ghenieten.
| |
[pagina 94]
| |
14. Het Oratori Klocksken hoort-men hier oock bellen,
Op, op met aendachtighheydt, laet ons tot 't ghebel gaen stellen.
15. Hoort wat seggen de Klockskens vande Prochie-Kercken?
Op, op Crialen, Canonicken, gy Leecken en Klercken.
16. Wat seggen de Klockskens vande arme Clarissen?
Op, op, want in Godts dienst en moghen wy nimmermeer missen.
17. Wat segghen dan de Klockskens der Carmeliterssen?
Op, op met vrolijckheydt, wy zijn toch al Godts dienaressen.
| |
[pagina 95]
| |
18. 'tCapucinerssen Belleken roept hier oock mede,
Op, op, op, den nacht is tot Godts dienst in soeten peys en vrede.
19. Het Lorenoysen Belleken roept hier oock met luste,
Op, op ten dienste Godts komt al t'samen uyt uwe ruste.
20. 't Klocksken van 't Enghels Klooster roept hier oock daer neven,
Op, op, om onsen Godt lof, eer, en danckbaerheydt te gheven.
21. Het Klocksken van Berlamont stel ick hier besijden,
Roept, op, op, op, in Godts dienst laet ons t'samen gaen verblijden.
| |
[pagina 96]
| |
22. Hoort wat segghen de Klockskens van de rijcke Kleeren,
't Is alle nachten te doen, maer wy-lieden doenen't gheeren.
23. Wat segghen de Klockskens van de Annuntiaten?
Op, op met spoet, Godts dienst en moghen wy toch niet verlaten.
24. Wat segghen dan de Klockskens vande Brigittinen?
Op, op, Godt lof te gheven, is vinden hier goude minen.
25. Wat segghen de Klockskens van Sint Elisabetten,
Op, op met vreught, Godts dienst en moghen wy toch noyt verletten.
| |
[pagina 97]
| |
26. Het Klocksken van Ierico dat roept u sonder klaghen,
Op, op, want het natuerken moet toch styerven alle daghen.
27. 't Klocksken van het Gast-huys roept hier oock met verlanghen,
Op, op, op, om siecken met grooter liefde te ontfanghen.
28. Het zwerte-Susters Klocksken roept me, wilt verwachten,
Om uwe diensten te doen by daghen en oock by nachten.
29. 't Klocksken van sinte Peeters en magh niet zijn vergheten,
Want sy hebben hun in Godts diensten al te wel ghequeten.
| |
[pagina 98]
| |
30. Wat segghen dan de Klockskens vande Magdaleenen?
Wy moeten ons stemmeckens tot Godts dienst en eere gaen leenen.
31. Maer wat seydt de Klock van het Beggijn-hof ghepresen?
Patienti Maseurkens, want het moet seker toch soo wesen.
32. 't Klocksken van het kleyn Beggijn-hof dat doet hun trachten
Om in hunnen naestens dienst gheenen arebeydt te achten.
33. Het Klocksken van sinte Geertruyden leert hun gheven
Aen arme schamel Vroukens speys ende dranck daer beneven.
| |
[pagina 99]
| |
34. 't Klocksken van 't heyligh Kruys Capelle roept, goey vrinden
Hier is de plaets om bekeeringh voor sonderssen te vinden.
35. In den dagh roepen al die Klockskens ons, en jaghen
Ionck en oudt ter Kercken om Godt te dienen met behaghen.
36. Glori sy Godt den Vader, Soon, en Gheest wilt mercken,
Die ons nu en inder eeuwigheyt altijt moet verstercken.
37. En brenghen ons alsdan in sijn Paleys daer boven,
Om hem met d'Engheltjens in eeuwigheydt altijdt te loven.
|
|