Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 175]
| |
Hier beghint den Bijbel int corte begrepen.Het XCIII. Liedeken op de vvijse, Als ons de vvinter gaet van heen.ICk wil nv louen hier Gods werck// Sijn wonder Ga naar margenoot+
dat sy ghepresen// Alsoo ick in de schrift aenmerck//
ende hier heb ghelesen// Het godtlijck wesen//
heeft ghesticht// Hier de Sonne hooch ghere-
sen// Sy is hier het Ga naar margenoot+
claerste licht. Ga naar margenoot+
Den heylighen en is de cracht
Van Gode hier niet ghegheuen,
Dat twonder werck van hem ghevracht
Ghenoech werde beschreuen,
Dat Godt verheuen// heeft ghedaen,
| |
[pagina 176]
| |
Die in eewicheyt sal leuen,
Tmach in tsmenschen hert niet gaen.
Ga naar margenoot+ En hy alleene ondersoect
Ga naar margenoot+ Het tsmenschen hert ende nieren,
Ga naar margenoot+ Hy siet hoe sijn ghedacht vercloect
Ga naar margenoot+ Booslijck bouen veel dieren
Ga naar margenoot+ Hy moet bestieren// en hy weet
Al dat hy hier can versieren,
Eert gheschiet weet hy tsecreet.
Ga naar margenoot+ En hy vercondicht en verclaert
Al tghene dat is voorleden,
Ga naar margenoot+ Tverborghen hy oock openbaert,
Ga naar margenoot+ Want hy kent tsmenschen reden,
Ga naar margenoot+ Sijn wijse seden// hy betoont
Dat sy sijn van eewicheden,
[Dies sy hy eewich ghecroont.]
Men can hem hier oock grooter niet
Ga naar margenoot+ Noch oock minder maken,
Ga naar margenoot+ Gheen raet hoe dat met hem gheschiet
Ga naar margenoot+ Behoeft hy in sijne saken,
Ga naar margenoot+ Wilt doch opwaken// en aenschout
Hoe seer lieflijck sijn te smaken
Sijn wercken menichfout.
Hoe wel wy naeu een vonxken cleyn
Bekennen van haer bedrijuen,
Sy leuen alle hier certeyn,
Voorts ende voorts sy hier blijuen
Door Godts verstijuen// seer bequaem
Sal de mensch van hun beclijuen,
Want sy sijn hem ghehoorsaem.
Ga naar margenoot+ Het is hier dubbel altemael,
Twee teghen twee sijn ghebleken,
Een teghen een, een t'princepael,
Tis al sonder ghebreken,
Wie macht wtspreken// twonder al,
Tis al nut niet om versteken
Dat Godt schiep int aertsche dal.
|
|