Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 125]
| |
suypen vlieden// Ist dat ghijt mijt// v naect profijt// des Ga naar margenoot+
zeker zijt// want wijn verderft veel lieden. Ga naar margenoot+
Ghelijck t'forneys proeft ijser werck, Ga naar margenoot+
Soo proeft wijn door d'ontfuncken
Hier in dit perck// menich stout clerck,
Hoochmoedich sterck// als sy door hem sijn droncken.
Als ghy hier matich drinct den wijn, Ga naar margenoot+
Vermakinghe sal hy gheuen,
In sulcken schijn is hy seer fijn,
Ja medecijn// zeer nut tot t'smenschen leuen. Ga naar margenoot+
Den wijn de schiep hier Godt ons Heer Ga naar margenoot+
Om ons vrolijck te maken, Ga naar margenoot+
Maer bruyct niet meer// dan nootdrufts leer, Ga naar margenoot+
Aen tsvreuchden keer// sal lijf en ziel gheraken.
Maer dijs hier oock te veele drinct
Bereyt hem leet int herte,
Diet doet bedinct// dulheyt die crinct, Ga naar margenoot+
En voor Godt stinct// wijn gheeft wonden en smerte.
In wijn v broeder niet en schelt, Ga naar margenoot+
In vreucht zijt niet verwijtich,
Niemandt en quelt// gheen secreet melt, Ga naar margenoot+
Maer duecht vertelt// v woordt laet sijn niet spijtich. Ga naar margenoot+
|
|