Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– AuteursrechtvrijInhoudt van het XXV. Cap.Hier hebt ghy drie loflijke stucken van eendracht, VVederom drie andere niet om louen, Noch tien loflijke: maer altijt gheween bracht Toorne: een quaet wijf is waerdich verschouen. | |
Het XXXVII. Liedeken op de vvijse, Met eenen droeuighen sanghe.Drie stucken Godt behaghen// en Ga naar margenoot+
menschen t'alder tijt// Ga naar margenoot+
Wanneer broeders huer draghen// ver-
eenicht sonder nijt// Nabuers liefd sonder ghekijf Ga naar margenoot+
eendracht tusschen man en wijf// drie ander sijn Ga naar margenoot+
boos gequel// een erm mensch vol van hoochmoet// een rijkman die Ga naar margenoot+
liecht om goet// en een outmans ouerspel. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 100]
| |
Vergaert ghy niet in uwe iuecht,
Wat vint ghy sijnde out,
[Midts dat ghebruyct wort tot der duecht
Ga naar margenoot+ Soo gheeft Godt menichfout]
Hoe wel staet een hooft heel grijs
In het cloeck is ende wijs,
Ga naar margenoot+ En Godt vernuft hem gheeft,
Ga naar margenoot+ D'ouders wort de croon ghebrocht
Ga naar margenoot+ Die hier veel hebben versocht,
In huer Gods vrees aencleeft.
Daer sijn oock neghen stucken
Die daer seer looft mijn hert,
Ga naar margenoot+ Diet tiende kan ghelucken
Van my ghepresen wert,
Ga naar margenoot+ Een man die hier vruecht beleeft
Van sijn kinders die hy heeft,
En dat hy hier oock dan ziet
Ga naar margenoot+ Sijn vianden onder gaen,
Ga naar margenoot+ [Twelck deur Gods hant wert ghedaen,
Nochtans verhuecht ghy v niet.]
Ga naar margenoot+ Wel hem die een vernufte vrouw
Ga naar margenoot+ Hier heeft in alles vroet,
Ga naar margenoot+ En die met woordt noch ontrouw
Ga naar margenoot+ Gheen schade hier en doet,
Die hier niet en dient met pijn
Ga naar margenoot+ De gheen diet niet waerdich sijn,
Ga naar margenoot+ En die een trou vrient bespoort
Ga naar margenoot+ Die in cloecheyt seer vermeert
Ga naar margenoot+ En altijt oprecht hier leert,
Daermen dat gheerne hoort.
Ga naar margenoot+ Och hoe groot is oyt gheweest
Die wijs is met verstant,
Dan de gheen die den Heere vreest
Ga naar margenoot+ Bouen hem gaet niemant,
Ga naar margenoot+ Want der rechter vreesen daet
Alle dinghen te bouen gaet,
Sy is een gaue seer rijck
Wie de selfde hier hout vast
Selden coemt hy hier in last,
Niemant is sijns ghelijck.
|
|