Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 73]
| |
noch soo onnut, als ghy gheeft diet behoeft// dat
ghy hem met harden woorden bedroeft. Ga naar margenoot+
Den daeu die coelt de hitte vanden morghen,
Soo is de gaue die gheschier verborghen: Ga naar margenoot+
Ja twoordt dat is somtijts den slauen bloot
Nutter, dan uwe gauen groot.
Een vriendelijck mensch die gheeftse alle beyde: Ga naar margenoot+
Maer een dwaes mensch met dan verwijt, en seyde Ga naar margenoot+
Een gaue is hier seer verdrietelijck,
Diemen met schimp moet sijn ghenietelijck.
Leert wel te voren eer ghy hier wilt leeren, Ga naar margenoot+
Gheneest v seluen eer ghy anders seeren
Ghenesen wilt: eyghen straff oock beghint
Eer ghy v yemands oordeel onderwint. Ga naar margenoot+
Met het berouw en boete wilt niet toeuen Ga naar margenoot+
Tot dat v Godt deur siecte hier sal proeuen, Ga naar margenoot+
De beteringh uws leuens niet vertrect, Ga naar margenoot+
Want v leuen seer haest ter doot hier strect. Ga naar margenoot+
Wilt ghy Godt dienen laet v dat ernst wesen, Ga naar margenoot+
Op dat Gods toren hier niet sy gheresen,
Die ouer v sal comen deur oorsaeck, Ga naar margenoot+
Eer ghy scheyt soo dinct om de wraeck.
Want alsmen sat is salmen weder dincken
Dat ons den hongher wederom can crincken,
En die rijck is die sal oock peysen danGa naar margenoot+
Dat hy wederom arm worden can.
Het can des auonts haest anders werden Ga naar margenoot+
Dan het des morghens schene te volherden,
| |
[pagina 74]
| |
En alle dit gheschiet hier haest deur Godt,
Daerom waect, bidt, houdt met sijn woordt gheen spot.
Ga naar margenoot+ Een wijs man is hier in altijt sorchvuldich,
Hy schuut de sonde ende lijdt verduldich,
Wie verstandt heeft neemt sulcke wijsheyt aen,
En wiese crijcht looftse, [en tis wel ghedaen.]
Ga naar margenoot+ Wie dees leer weet die can hem wijslijck houwen,
En spreect daer van met een sondich berouwen,
Ga naar margenoot+ Doet dan alsoo, volcht niet den boosen lust,
Breect uwen wil, [op gheen ydelheyt rust.]
Want wilt ghy hier v boose lusten volghen,
V vyant spot, [en Godt wert seer verbolghen]
Voor brasser groot en werdt oock niet bekent,
Tot slampampen v gheensins en went.
Ga naar margenoot+ Op dat ghy hier en wordt gheen bedelaren,
En als tghelt wt is dat ghy dan met ware
Op woecker moet hier halen schaedtlijck iet,
[Soo leeft wel met maet, in als versiet.]
|
|