Verspreide geschriften. Deel 9. Historische schetsen en boekbeoordeelingen. Deel 2. Redevoeringen en opstellen van verschillenden aard. Deel 1
(1904)–Robert Fruin– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |
Het proces van Gerrit van Bevervoorde.
| |
[pagina 72]
| |
houder van Gelderland, Adolf van Meurs, die echter bijna onmiddellijk nadat hij met zijn prooi te Arnhem was aangekomen, door een noodlottig toeval den dood vond. Nu nam hem het Hof van Gelderland in hechtenis, doch hield ook het meisje, als krijgsgevangene, voorloopig in bewaring. Waarschijnlijk zou de snoodaard, door alle weldenkenden verfoeid, nu wel veroordeeld zijn geworden, indien er niet ongelukkig een conflict tusschen het Hof en den Raad van State was ontstaan over de kwestie, voor welke van beide rechtbanken de beschuldigde justitiabel was. Het gevolg was, dat de Raad van State, voor wien Bevervoorde zich vrijwillig stelde, zijn aanklageressen, moeder en dochter, dagvaarde, en, toen zij voortdurend wegbleven, als contumaces verstoken verklaarde van alle recht om in dezen voort te procedeeren, en derhalve den beschuldigde ontsloeg; doch dat kort hierop het Hof van Gelderland, tot hetwelk de klageressen zich gewend hadden, den aangeklaagde voor zich citeerde, en, daar hij op zijn beurt wegbleef, ten slotte tegen hem bij verstek uitwees en het proces aan de klageressen gewonnen gaf. Daarmee was het geding, voor zoover het den Noord-Nederlandschen rechter aanging, afgedaan. Maar intusschen was Van Bevervoorde nog eens, nu weer naar 's konings zijde overgeloopen en in zijn verderf geloopen, zooals hij ervaren zou. Want na acht jaren gelakte het eindelijk de moeder van zijn slachtoffer, die hem met onverzoenlijken haat vervolgde en aan het Hof van Brussel zeer invloedrijke bloedverwanten had, hem nogmaals, thans voor den Belgischen rechter, gesteld te krijgen. Hier baatte het voorgeven niet, dat hij jure militari had gehandeld, want zijn gevangene, zoowel als hij, had onder 's konings bescherming gestaan, zoo zij al niet beiden 's konings onderdanen waren. Het was dus een geval van raptus, onder de meest verzwarende omstandigheden. Hij had hier ook geen naijver van concurreerende rechtbanken in zijn voordeel. Het vonnis luidde zooals te wachten was, en moeder en dochter smaakten het genot van hem zijn misdrijf op het schavot te zien boeten. (Bijdragen voor Vaderl. Gesch. en Oudheidkunde, Derde Reeks, dl. III, blz. 131 tig.) |
|