Verspreide geschriften. Deel 9. Historische schetsen en boekbeoordeelingen. Deel 2. Redevoeringen en opstellen van verschillenden aard. Deel 1
(1904)–Robert Fruin– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |
Over de Unie van UtrechtGa naar voetnoot1).
| |
[pagina 38]
| |
geen verbetering van den regeeringsvorm kon plaats grijpen dan op den grondslag der Unie, en elk plan van hervorming deed zich uit dien hoofde voor als ‘grondwettige herstelling’ als afschaffing van later ingeslopen misbruiken in het oorspronkelijk voortreffelijke plan. Eerst nadat de geheel nieuwe staatsbegrippen, die bij het uitbreken van den opstand der Engelsche koloniën in Noord-Amerika verkondigd waren, ook in Frankrijk waren geleerd en toegepast, eerst na 1795 houdt bij ons de eerbied voor het oude herkomen op en verlangt men niet meer het oorspronkelijke te herstellen, maar iets nieuws overeenkomstig de nieuwe begrippen te stichten. Slingelandt en Van de Spiegel ontveinsden zich niet dat de regeeringsvorm, waaronder zij den staat bestuurden, vol defecten was; maar beseffende dat een doortastende hervorming buiten hun bereik lag, beperkten zij hun wenschen en plannen tot het wegnemen der meest hinderlijke gebreken, zonder aan het stelsel zelf te raken, dat zij integendeel als nog steeds bruikbaar niet alleen, maar zelfs als voortreffelijk in zijn soort plegen te roemen. Aan hun lof evenwel, die uit zulk vooroordeel voortvloeit, mogen wij geen groot gewicht hechten. Wij zelven, die de lotgevallen der Republiek in hun geheel, als een afgesloten tijdvak der geschiedenis, overzien, zijn beter in staat de werking en bij gevolg de meerdere of mindere deugdelijkheid van de bepalingen der Unie te beoordeelen, dan de staatslieden, die in de vorige eeuw onder haar heerschappij leefden. Vooral zijn wij meer dan zij bevoegd de ontwikkeling van den staatsvorm onder den invloed van het Unietraktaat te vergelijken met de richting, waarin de landsheeren uit het Bourgondisch-Oostenrijksch stamhuis den vooruitgang hadden gezocht. Zulk een vergelijking is niet geschikt om onze ingenomenheid met het eigenaardige van het traktaat van de Unie te verhoogen. Zij toont ons hoe velerlei nuttige instellingen, die de eenheid van wetgeving en rechtspraak, de overeenstemming van belangen en doeleinden, de weerbaarheid van den staat tegenover zijn naburen beoogden en aanvankelijk uitwerkten, bij de Unie vernietigd zijn, en, zoolang de Unie geduurd heeft, zijn blijven ontbreken. Onze hedendaagsche staatsinstellingen zijn nader verwant aan de toestanden van vóór dan van nà de Unie; ons koninkrijk heeft verschillende stichtingen van onze oude landsheeren, die de Republiek had opgeheven, hersteld en wij hebben geen reden ons daarover te beklagen. - Het gaat echter niet aan het particularisme, dat onder de Republiek geheerscht heeft, af te leiden uit de bepalingen van het | |
[pagina 39]
| |
Unietraktaat. Veeleer hebben wij den aard dier bepalingen te verklaren uit den geest van particularisme, die bij het sluiten der Unie reeds de overhand had genomen. Sommige bepalingen van het traktaat, die nog te zeer aan het streven naar staatseenheid herinnerden (om er één te noemen, de bepaling omtrent de gemeene middelen), zijn zelfs nooit nageleefd, dewijl zij de zelfstandigheid der deelen van den staat te veel schenen te beperken. Het Unietraktaat stond in menig opzicht boven de praktijk, die van stonde aan plaats had. Maar waar is het dat het traktaat, toen het eens de grondwet van de Republiek was geworden, het terugkeeren van den verkeerden weg, dien men had ingeslagen, gedurende twee eeuwen heeft belet. (Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie, afd. Letterkunde, Tweede Reeks, dl, IX, blz. 139 vlg.) |
|