Rubens.
(1877.)
Het geding over de geboorteplaats van Rubens en over de omstandigheden waaronder hij geboren werd, dat onze Bakhuizen van den Brink voor zestien jaren uitgemaakt meende te hebben, is weer op nieuw bij gelegenheid der Rubens-feesten aan de orde gekomen. Een bewijs te meer voor de waarheid, dat niets zoo zeker kan zijn of men kan het altijd weer in twijfel trekken en bepraten.
Toevallig werd ik dezer dagen herinnerd aan hetgeen Bakhuizen mij eens vertelde, terwijl hij bezig was zijn Les Rubens à Siegen te schrijven. ‘Een oogenblik’, zei hij, ‘heb ik gedacht dat Pieter Paulus misschien zelf het kind kon zijn, dat Anna van Saxen ter wereld bracht’. Welnu, die gissing, die bij Bakhuizen opgekomen maar dadelijk door hem verworpen was, heeft twee eeuwen vroeger voor waarheid gegolden. De heer Kneppelhout (van den Hemelschen Berg) bezit een soort van anecdoten-boek van den jongeren Constantijn Huygens, den man van het Journaal, dat door het Historisch Genootschap te Utrecht is uitgegeven. In dat boek vond ik, te midden van allerlei achterklap en beuzelarij, die evenals het Journaal toonen welk een kleingeestig en ergdenkend man die tweede Constantijn was, toch enkele aanteekeningen die opmerking verdienen, en daaronder ook deze: ‘Prins Maurits en schilder Rubens waren beide zonen van Anne de Saxe, vrouwe van prins Willem.’
Uit allerlei omstandigheden, die ik niet noemen zal, leid ik af, dat deze aanteekening reeds vóór 1665 geboekt is. Van wien Huygens het gerucht vernomen had, schrijft hij er, tegen zijn gewoonte, niet bij. Het doet ook weinig af; zooveel is zeker, dat