Verspreide geschriften. Deel 8. Kritische studiën over geschiedbronnen. Deel 2. Historische schetsen en boekbeoordeelingen. Deel 1
(1903)–Robert Fruin– Auteursrecht onbekend
[pagina 147]
| |
Over het bewaren van het lijk voor het proces bij de FriezenGa naar voetnoot1).
| |
[pagina 148]
| |
nitate tradebat. Hunc crudelissimum et inauditum morem dictus frater in illa gente removit et ad mitiorem statum crebra exhortatione promovit’. Het komt mij waarschijnlijk voor, dat het gebruik, hier beschreven, inderdaad in Friesland bestaan zal hebben, maar met een andere bedoeling dan Thomas uit Dodo's verhaal had opgemaakt, namelijk om het lijk te bewaren, totdat het bij het proces over den doodslag had gediend. Dat werkelijk oudtijds het lijk, en later ten minste de rechterhand, bij de rechtsvordering moest worden voorgebracht, is bekend. In het Sticht van Utrecht ging dit in den tijd van Thomas Cantipratanus nog zoover, dat menige doodslag er onvervolgd en ongestraft bleef, omdat de doodslagers het lijk hadden weten te verduisteren. Dit getuigt de Roomschkoning Karel IV uitdrukkelijk in een briefGa naar voetnoot1), en het komt ook overeen met hetgeen in de willekeuren van AmersfoortGa naar voetnoot2) wordt voorgeschreven. Uit hetzelfde rechtsgebruik verklaart ook Wilhelmus ProcuratorGa naar voetnoot3), dat de Westfriezen het lijk van den verslagen graaf Willem II zoo zorgvuldig verborgen gehouden en elkander bij eede beloofd hadden, het graf aan geen vreemde te zullen wijzen. (Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederl. Letterk., 1885/6, blz. 73 vlg.) |
|