Verspreide geschriften. Deel 7. Kritische studiën over geschiedbronnen. Deel 1
(1903)–Robert Fruin– Auteursrecht onbekend
[pagina 231]
| |
Het gedenkschrift van Don Sancho de London̅o over de krijgsbedrijven van 1568 in de NederlandenGa naar voetnoot1).
| |
[pagina 232]
| |
Toen hij met den hertog van Alva herwaarts overkwam, stond hij met den rang van Maestre del Campo aan het hoofd van eer der vier tercios of regimenten, die het voetvolk uitmaakten, en wel van het tercio de Lombardia. Aanvankelijk werd hij met de tien vaandels, waaruit zijn regiment bestond, te Lier in Brabant ingekwartierd, maar later bleef hij daar met slechts de helft: de rest was naar Doornik en elders verlegdGa naar voetnoot1). Bij het plotseling in hechtenis nemen der Nederlandsche heeren, die voor de aanstokers der onlusten van 1566 doorgingen, waarbij zich de hertog bij voorkeur van zijn hoofdofficieren bediende, moest ook don Sancho behulpzaam zijn. Met den graaf Alberic de Lodron had hij den burgemeester van Antwerpen, Van Stralen, in het oog te houden en, toen die trachtte te ontvluchten, te arresteeren, van welke niet benijdbare taak hij zich met goed gevolg kweetGa naar voetnoot2). Iets later kreeg hij een eervoller opdracht. Hoe hoog ook wordt opgegeven van den voortreffelijken staat, waarin zich het leger bevond, dat de hertog met zich had gebracht, deze zelf was er geenszins mee ingenomen De krijgstucht, klaagde hij, was gebrekkigGa naar voetnoot3), en de geheele inrichting liet te wenschen over. Daarom noodigde hij, bij brieven van 11 Februari 1568, don Sancho en waarschijnlijk al de vier Maestres del CampoGa naar voetnoot4) uit, om hun bedenkingen en voorstellen ter verbetering van het krijgswezen op schrift te stellen. De uitvoerige memorie van don Sancho, gedagteekend van Lier den 8sten April van hetzelfde jaar, is bewaard gebleven en in 1589, zoo al niet een paar jaren vroegerGa naar voetnoot5), gedrukt. De titel van dit thans geheel vergeten geschrift luidt: El Discorso sobre la Forma de redvzir la Disciplina Militar a meyor y antigvo estado, por don Sancho de London̅o, Maestre del Campo; diregido al Illustimo y Excellimo Principe y Sen̅or don Fernando Alvares de Toledo dvque de Alva etc., Lvgarteniente y Capitan | |
[pagina 233]
| |
General de su Magd. y su Gouernador en los Estados de Flandes. In de uitgaaf van BrusselGa naar voetnoot1) is het geschrift, hoewel van een afzonderlijk titelblad voorzien en met een eigen pagineering (44 bladzijden recto en verso), toegevoegd aan een even groote verhandeling over hetzelfde onderwerp, maar niet bij dezelfde gelegenheid, opgesteld door den belegeraar van Leiden, Francisco de Valdez, die, voordat hij zelf aan het hoofd van een tercio geplaatst werd, als Capitan en Sargento Mayor onder don Sancho in het tercio de Lombardia diendeGa naar voetnoot2), en uit dien hoofde aan zijn opstel, dat hij Espeio y Deceplina Militar betiteld heeft en dat voornamelijk over de plichten van den Sargento Mayor handelt, den vorm gaf van een samenspraak tusschen London̅o, zoo als hij hem kortaf noemt, en Vergas, met welken laatsten hij waarschijnlijk een der kapiteinen van hetzelfde tercio bedoelt, namelijk don Francisco de Vergas. Beide geschriften, zoo goed als nooit gebruikt, zijn voor de kennis van de Spaansche legerinrichting en krijgvoering tijdens de eerste helft van den Tachtigjarigen oorlog van het hoogste belang, en kunnen voortreffelijk dienen om ons de oorlogsbedrijven begrijpelijker en aanschouwelijker te makenGa naar voetnoot3). Maar het is hier de plaats niet om hierover in bijzonderheden uit te weiden. Weinige dagen na den 8sten April, waarvan de Discurso dagteekent, den 19den, trok reeds don Sancho op bevel van den hertog uit Lier in het veld, om den inval der Geuzen in het Opperkwartier van Gelderland te gaan afweren: met welken uitslag, verhaalt hij ons zelf in den aanvang van zijn gedenkschrift. Terstond na den slag bij Dalem beeft hij van zijn verrichtingen en behaalde voordeelen een rapport aan den hertog gezonden, dat nog onder de handschriften in de Bibliotheek van Madrid berust, en aldaar door Gachard werd aangetroffenGa naar voetnoot4). Gachard beschrijft dit stuk aldus: “Lettre du mestre de camp don Sancho de London̅o, | |
[pagina 234]
| |
écrite d'Erkelens le 26 avril 1568 au duc d'Albe. II y traite des faits et actions du corps qu'il commendait en Gueldre contre les ennemis”Ga naar voetnoot1). Het vermoeden ligt voor de hand, dat dit rapport hoofdzakelijk in den Comentario zal zijn overgegaan. Wat er gedurende het verdere jaar in Groningerland en aan de Maas op het oorlogstooneel, grootendeels met zijn medewerking, is voorgevallen, heeft hij waarschijnlijk insgelijks, terstond nadat bij het had bijgewoond of vernomen, te boek gesteld. Zijn beschrijving is dus zoo authentiek mogelijk. Evenwel, ik heb het reeds getuigd, veel nieuws loeren wij er niet uit. Wij zijn van den kant der Spaansche generaals en soldatenGa naar voetnoot2) over den veldtocht reeds zoo goed en breedvoerig ingelicht, dat het een hunner wel moeilijk moet vallen ons nog onbekende zaken, van eenige beteekenis, te berichten. En don Sancho vermag dit minder dan eenig ander, - want het beste uit zijn verhaal bezaten wij al lang zonder het te vermoeden. Nu wij het in zijn geheel voor ons hebben, bemerken wij namelijk dat don Bernardino de Mendoza, de voortreffelijkste en beroemdste van al de Spanjaarden die de gebeurtenissen hier te lande tusschen 1567 en 1576 beschreven hebben, en van wien wij wel vermoedden dat hij zijn uitgebreide kennis gedeeltelijk aan andere officieren had ontleend, - dat Mendoça ook den Comentario van London̅o ten gebruike gehad en veel gebruikt heeft. Een der redenen, die mij de uitgaaf nuttig doen achten, is juist hierin gelegen, dat wij door de vergelijking er van met het uitmuntende boek van Mendoça beter leeren begrijpen, hoe dit is samengesteld. Over Mendoça's Comentarios heb ik voor jaren, naar aanleiding van de uitgaaf der Fransche vertaling van Loumier, uitvoerig gehandeldGa naar voetnoot3) en toen aangetoond, dat de vier eerste boeken, die even ver loopen als het gedenkschrift van London̅o, op zich zelf een geheel vormen, dat reeds vóór 1572 persklaar lag, en in | |
[pagina 235]
| |
het begin van het volgende jaar door den schrijver, dien de hertog met een zending naar den koning te Madrid belast had, aan Zijn Majesteit opgedragen en overhandigd werd. Voor dit gedeelte nu blijkt het dat de Comentario van London̅o de handleiding is geweest, de dorre handleiding, uit allerlei berichten van anderen en vooral uit zijn eigen ervaringen door Mendoça met veel meer takt en historische kunst tot een uitmuntend geheel uitgewerkt. Dit valt zoo onmiskenbaar in het oog, als men het eene verhaal met het andere vergelijkt, dat alle betoog er van mij overbodig voorkomt, nu door het uitgeven van den oorspronkelijken tekst een ieder in de gelegenheid is gesteld om er zich van te overtuigenGa naar voetnoot1). Wat er verder van don Sancho geworden is, kan ik niet met juistheid zeggen. Dat hij kort na den veldtocht, met of zonder zijn wensch, uit zijn commando ontslagen en naar Spanje teruggekeerd is, is zeker. Van de vier Maestres del Campo, die met Alva overkwamen, vinden wij in 1572 er twee vervangen: Alonzo d'Uloa door Rodrigo de Toledo aan het hoofd van het tercio de Napoles, en Sancho de London̅o door Hernando de Toledo, die vroeger bij het tercio de Sicilia als kapitein had gediendGa naar voetnoot2). Van Uloa weten wij uit de Correspondance de Philippe II, dat hij in April van het jaar 1570 naar Spanje wedergekeerd is, door Alva voor een bijzondere belooning aan den koning aanbevolenGa naar voetnoot3). Misschien is tegelijkertijd ook London̅o ontslagen, hoewel zijn naam in de brieven van Alva van dien tijd niet genoemd wordt. Dat hij ook niet onbeloond is gebleven, vernemen wij uit zijn berijmd afscheid uit den krijgsdienst, dat ik boven reeds aanhaalde, en tevens vernemen wij daaruit, dat de belooning hem niet voldeed en te gering voor zijn verdiensten voorkwam. Van zijn koning getuigt hij namelijk: “Solos mill y seiscientos coronados
de vna pinsîon me a dado en recompensa
tras todos los seruicios memorados
Troque el reposo por fatiga immensa,
troque mi subcesion por sa seruicio
y al patrimonio hize gran ofensa.
| |
[pagina 236]
| |
Hize a mi nombre agrauio y perjutzio
por no auer entendido a conseruallo,
como pudiera en qualquier otro officia”.
Wij zijn niet in staat te beoordeelen, in hoever hij waarlijk reden tot klagen had. Dat hij de theorie van zijn vak goed verstond, zouden wij uit zijn Discurso afleiden. Maar tusschen het weten en het toepassen is de afstand groot. Dat hij niet, als Uloa. door den hertog bij zijn afscheid werd aanbevolen, is een kwaad teeken. Hoe dit zij, met zijn vertrek uit Nederland verliest hij voor ons zijn beteekenis. Dat wij van zijn verder leven niets meer te weten komen, kunnen wij ons licht getroosten. (Bijdragen en Mededeelingen van het Hist. Genootschap, dl. XIII, blz. 1 vlg.) | |
Naschrift.
| |
[pagina 237]
| |
Don Schaenschon de Landonia, gewesen colonel in de stadt, is den 30 May 1069 met processie van alle geestelijckheyt aan Hoogbruggepoorte te Wijck, als gestorven op den Soerenborn, ingehaelt ende is in St. Servaeskercke begraven voor St.-Servaesaltaer, neffens dat graff van den proost van Eynatten”. Surenborn was, volgens Habets, een kasteel onder Amby bij Maastricht, hetwelk nu Severn (of Severenborn) heet, op ongeveer een half uur afstands van Wijk-Maastricht gelegen. De overledene wordt genoemd “gewesen colonel”, en een aanteekening in de Raadsnotulen, op 17 Januari 1569, doet vermoeden, dat hij toen al in het colonelschap vervangen was. Er wordt namelijk gezegd, dat de Raad der stad “den colonel off synen luytenant” een toelast wijn vereert, gelijk men dat gedaen had aan “don Sancio Londonio, uyt gelycke redenen”. Ik had dan ook in mijn opstel een dichtstuk vermeld, door hem vervaardigd bij gelegenheid dat hij den krijgsdienst verliet. (Bijdragen en Mededeelingen van het Hist. Genootschap, dl. XIV, blz. 373.) |
|