Verspreide geschriften. Deel 1. Historische opstellen. Deel 1
(1900)–Robert Fruin– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
Het karakter van het Nederlansche volkGa naar voetnoot1).
| |
[pagina 2]
| |
der Friezen van het Graafschap. Nog heden ten dage is inzonderheid op het platteland het onderscheid tusschen de Noordhollanders en de lieden van Kennemerland en Rijnland in het oogloopend en niet te miskennen. Ten Zuiden der Friezen wonen van de zee oostwaarts tot aan den Gelderschen IJsel onderscheidene kleine volksstammen, die nog door de Romeinsche auteurs met bijzondere namen worden aangeduid, maar die later onder den algemeenen naam van Franken als één stam voorkomen. Zeker staan zij in nader verwantschap tot elkander dan tot de ken omringende Friezen en Saksers. Van de bijzondere namen, door de Romeinen vermeld, zijn die van Batavieren en Caninefaten de beroemdste. Naar het schijnt woonden de laatstgenoemden in Kennemerland en zuidelijker langs het strand, de eerstgenoemden op de eilanden door de armen van den Rijn en de Maas gevormd. Tot welken stam de schaarsche bewoners van de streek ten noorden van den Rijn, van den IJsel westwaarts tot aan de landpalen der Caninefaten en Friezen, de bewoners der Veluwe, mogen behoord hebben, is niet met waarschijnlijkheid te gissen. Ten zuiden van Maas en Waal, in Noordbrabant, woonde een volk, dat de Romeinen de Toxandres noemden en wier grondgebied later de gouw Tassandria heet. Het werd toen onder den grooten stam der Franken begrepen. Daartoe werden ook de kust- en eilandbewoners van tegenwoordig Zeeland gerekend, die overigens nader aan de noordelijke Caninefaten en Friezen dan aan hun oostelijke buren verwant schijnen te zijn. Ten oosten van den IJsel, noordwaarts tot aan de landpalen der Friezen, wonen de Saksers, in Drente, Overijsel en Zutphen. Het is niet onmogelijk, veeleer waarschijnlijk dat in een deel van Overijsel althans in overoudon tijd een Frankisch volk, de Saliërs, gewoond heeft, wier naam dan nog in den lateren naam der landstreek, Salland, zou voortleven. Hoe dit zij, later vinden wij daar een volk met Saksische zeden en instellingen. Ook de Saksers zijn gelijk de Franken samengesteld uit kleine volken, die tijdens de Romeinen nog bijzondere namen voeren: de Chamaven, de Tubanten, wier herinnering bewaard is gebleven in de grondnamen Hamaland en Twente. 2. Deze zijn de drie stammen, waaruit het Nederlandsche volk is samengesteld. Nog is het onderscheid der bestanddeelen binnen de opgenoemde grenzen licht te erkennen, zoowel aan physieke als aan moreele en intellectueele kenmerken, maar op verre na | |
[pagina 3]
| |
niet zoo gemakkelijk en zeker meer als voorheen. Het steeds toenemend verkeer, het onophoudelijk verhuizen van personen en gezinnen, het onderling huwen van jongelieden van verschillenden landaard, vermengt de bestanddeelen en doet de eigenaardigheden verflauwen. In vroeger tijden heeft daartoe krachtig meegewerkt de volkplanting op nieuw aangewonnen en op pas ontgonnen gronden. De talrijke later ingedijkte uiterwaarden langs de rivieren, de niet minder talrijke drooggemaakte polders zijn voor een goed gedeelte bevolkt door aankomelingen uit andere streken van het land. Met der tijd zijn dezen onder de oorspronkelijke bewoners versmolten, maar niet zonder door hun allooi de massa te wijzigen. Zulke amalgamatie heeft nog steeds en in steeds toenemende mate plaats. De Haarlemmermeer heeft een bevolking, die van die der aangrenzende streken sterk verschilt, en uit allerlei ongelijksoortige bestanddeelen is gevormd. In de steden hebben de oorzaken, die op het platteland het zuiver bewaren der oorspronkelijke eigenaardigheden hebben gestoord, natuurlijk nog in veel sterker mate gewerkt. Vele steden zijn zelfs niet eens in haar oorsprong door lieden van een en denzelfden stam gesticht, alle zijn van den aanvang af aangegroeid door een toevloed van naburen. Om poorter te worden werd bijna overal niet meer gevorderd dan dat men een jaar in de stad vertoefd had; van waar men was gekomen, werd niet gevraagd. Aan het einde der Middeneeuwen was dus het onderscheid van volksaard in de steden reeds veel meer dan op het land uitgewischt. Maar vooral sedert den opstand tegen Spanje hebben de burgerijen de eigenaardigheid van het volk, dat oudtijds in het omgelegen landschap woonde, geheel en al verloren. Immers ten gevolge van den opstand en van de kort daarop gevolgde onderdrukking van dien opstand in de zuidelijke provinciën kwamen Brabanders en Vlamingen in menigte naar de steden van Noordnederland, en van Holland en Zeeland inzonderheid, over. Zij waren meestal mannen van energie en van een vast karakter, die zich slechts gedeeltelijk vervormden naar de omgeving waaronder zij zich neerzetten, en weerkeerig op de ontwikkeling hunner nieuwe medeburgers een krachtigen invloed oefenden. Het welvaren van de Republiek lokte vervolgens uit Duitschland en uit Engeland en uit het Scandinavische Noorden veel fortuinzoekers aan. De vervolging der Fransche protestanten dreef verder een menigte refugiés herwaarts. De geest van den tegenwoordigen tijd, met zijn verbeterde middelen van verkeer | |
[pagina 4]
| |
en zijn cosmopolietische neigingen, werkt onophoudelijk in dezelfde richting. En zoo worden de eigenaardigheden, die voor eeuwen de burgers van zelfs nabijgelegen steden onderscheidden, al meer en meer afgesleten. Toch is nog in het algemeen het onderscheid tusschen Friezen en Franken, tusschen Franken en Saksers, vooral op het platteland, doch ook in de steden, te erkennen. Nog altijd is het niet te miskennen dat ons volk een samenvoegsel is van stamverwante maar toch verschillende volken, die zich nog niet volkomen geamalgameerd hebben. |
|