Cronyke van Vlaenderen. Deel 2
(1900)–Jean Froissart– Auteursrecht onbekend
[pagina V]
| |||||||||||
[Eerste aflevering]Voorwoord.DE vertellingen der kroniekschrijvers hoeven door de officiëele oorkonden volledige en verbeterd te worden. Daarom hebben wij het geradig gevonden Froissart's verhaal van den Gentschen oorlog tegen graaf Lodewijk van Male (1379-1385) te doen volgen door de authentieke stukken uitgaande van beide in twist zijnde partijen. In de eerste plaats, en zelfs boven de charters, dienen de Rekeningen der Stad zelve en die van den Vorst in aanmerking te komen, juist omdat ze stellige en soms geheime feiten doen kennen, terwijl de tractaten zelven dikwijls de waarheid verhelen. De Rekeningen der stad Gent over dat tijdvak zijn onlangs volledig, op eene meesterlijke wijze en met de noodige inlichtende oorkonden, door den heer Julius Vuylsteke, als een deel van die der gansche XIVe eeuw, uitgegevenGa naar voetnoot(1). Degene van den Graaf, uitgaande van zijne menigvuldige baljuws of commissarissen in Vlaanderen, worden hier, voor hetzelfde tijdvak, gedeeltelijk in het licht gebrachtGa naar voetnoot(2). | |||||||||||
[pagina VI]
| |||||||||||
Hebben de stedelijke rekeningen eene meer historische waarde, daar zij veel feiten en datums vaststellen, degene der baljuws leveren er vooral eene maatschappelijke, omdat zij ons den toestand des lands en zijne inrichting doen kennen. Eene volledige uitgave dezer laatste ware voor ons doel te wijdloopend en overbodig; doch uit het dubbel oogpunt van geschiedenis en taalkunde geeft eene keus uit deze ambtelijke stukken der verschillende rechtsgebieden van Vlaanderen in de XIVe eeuw de belangrijkste inlichtingen. Uit geschiedkundig oogpunt ziet men, vooreerst, dat het wel eigentlijk de Oorlog van Gent is, welke gedurende die jaren werd gestreden; de rechtsmacht van den Graaf wordt niet gekrenkt; zijne baljuws blijven voortdurend hun ambt waarnemen, tenzij in de gedeelten van het land waar, opvolgenlijk, de oorlog gevoerd wordt, en waar zij daardoor worden verhinderd het voort te zetten; de opgestane burgers en boeren worden niet als oorlogvoerders, maar als muitmakers aanzien, bestreden, gebannen, gepijnd, gedood. In de tweede plaats worden veel twijfelachtige feiten in een nieuw en helder licht gesteld, zooals Artevelde's einde, alsook Bette's en de Gruutere's moord, waardoor Froissart's verhaal wordt bevestigd. Taalkundig en tevens historisch stelt men vooreerst vast, dat de Graaf en zijne beambten, gelijk zijn volk, Vlaamsch spreken gedurende den oorlog, en dat het Fransch vóór den oorlog en na de onderwerping met de nederlaag der ‘meentenaars’ overeenkomt. | |||||||||||
[pagina VII]
| |||||||||||
In zuiver taalkundig opzicht kan men eene zeer aanmerkelijke studie maken over het taaleigen der verschillende gedeelten van het land, wier klerken hunne gewestspraak gebruiken, alhoewel de baljuws niet van hunne streek waren; terwijl een nieuwe voorraad onbekende middelnederlandsche woorden alweêr te voorschijn komt, welke onzen altijd groeienden woordenschat voortdurend verrijkenGa naar voetnoot(1). In het rangschikken dezer grafelijke rekeningen hebben wij de orde gevolgd, aangeduid door den weg van onze volkshelden, de Artevelden, in 1338 en 1382, om Vlaanderen te veroveren. Alzoo komen vooreerst, benevens Gent en zijne omstreken, de verschillende landstreken van West-Vlaanderen, waarvan Brugge, Damme, Sluis, Veurne, Ieperen en Kortrijk de voornaamste plaatsen waren. Daarop zullen volgen de oorkonden van Oudenaarde, Aalst, Dendermonde, het Land van Waas en de Vier Ambachten, die zoowel aan de taalkunde als aan de geschiedenis de meest verassende omstandigheden zullen doen kennen. Het einde van het Tweede Deel is dus besteed aan de rekeningen van den oostelijken kant van Vlaanderen, welke gevolgd zullen zijn door de lijst van al de nog bewaarde dergelijke stukken van geheel het Vlaamsche land voor dat tijdvak, terwijl de onontbeerlijke tafels van personen- en plaatsnamen en een register der zeldzame woorden in dit deel zullen voorkomen. | |||||||||||
[pagina VIII]
| |||||||||||
Het Derde Deel zal inhouden, als tegenhanger van het Fransch verhaal van den Waal Froissart, het onuitgegeven en zeer belangrijk Vlaamsch verhaal eener vijftiend'eeuwsche kroniek van Brugge, vermoedelijk voor dat tijdvak door eenen Gentenaar dier dagen opgesteld, - eenen beknopten zaak-inhoud der Rekeningen der stad Gent van hetzelfde tijdvak, volledigd door degene van Brugge en Ieperen en de oorkonden des tijds, - en, eindelijk, menigvuldige onuitgegeven stukken over al de voornaamste Vlaamsche helden uit de jaarboeken der Schepenen van Gent, die de nauwkeurigste omstandigheden over hunnen maatschappelijken staat en hunne stamverwanten zullen bekend maken. Eerst dan, wanneer al die onschatbare oorkonden zullen medegedeeld zijn, zal een ernstig geschiedschrijver deze bouwstoffen kunnen te nutte maken om een naar waarheid geschetst en onwederlegbaar verhaal saam te stellen.
Gent, II Juli 1900. N. de Pauw. | |||||||||||
[pagina IX]
| |||||||||||
De Nalezing en de Woordenlijst van het eerste deel van Potter's Froissart zullen met de tweede aflevering van het tweede deel verschijnen.
Zinstorende drukfeilen
|
|