Maar gedurende drie jaar hadden we nog heel wat vakken
gemeenschappelijk.
Na het ‘Einjährige’ plaatsten zijn ouders hem
als volontair bij de brandspuitenfabriek Koebe, waar hij twee jaar verlummelde.
In het voorjaar van 1922 ging hij naar het Technicum in Chemnitz en daarna zag
ik hem nog maar sporadisch. Net vond ik een brief van 8 mei 1932 uit Chemnitz;
ik ben van het handschrift geschrokken.
Uit die tijd is er ook een foto van Karl en mij bij het schaakbord, door een
schoolvriend in het schoolatelier genomen (Dagboek blz. 1621); eerder
constateerde ik al dat Karl zich alleen nog voor schaak interesseerde.
Na Chemnitz ging hij toch nog aan de th Charlottenburg
studeren, maar in feite werd hij professioneel schaker en - naar ik meen - een
goede. Ik had het schaken opgegeven. Ik zag hem nog af en toe - het laatst
ongeveer in 1929 in de trein naar Berlijn. Ik ging eind 1930 naar Amsterdam.
Toen ik bij mijn eerste bezoek aan Luckenwalde, in 1931, naar hem informeerde,
bleek dat hij zelfmoord had gepleegd, uit liefdesverdriet naar het schijnt.