lig. Tot zijn
voordeel mag worden gememoreerd dat hij nooit uitblonk in valse bescheidenheid.
Uit pure luiheid las hij vroegtijdig veel, maar niets grondig. Bij het begin van
zijn dagboek is hij met de hele Lessing bezig; het was blijkbaar begonnen met de
Hamburger Dramaturgie, waaruit hij kennis wilde putten voor zijn eigen
dramatische produktie. Goethe en Schiller had hij toen blijkbaar al achter de
rug. Nog geen zeventien jaar oud las hij Freud c.s. Wat hij van al wat hij las,
echt begrepen heeft, kon hij zelf achteraf moeilijk zeggen - geen rekbaarder
begrip dan ‘begrijpen’. In elk geval kon hij vroegtijdig
over van alles en nog wat meepraten en dat deed hij ook. De hiervoor vereiste
wijsheid deed hij veelal uit de krant op - het Berliner
Tageblatt. Die enkele keer dat hij bij zo'n gelegenheid een steek liet
vallen, heeft hem jaren later in de herinnering nog het schaamrood naar de kaken
doen stijgen. Op school wist hij alles beter, soms zelfs beter dan de leraar,
maar dat lag dan aan de leraar. De enorme stapel Duitse poëzie die
hij in die jaren heeft geproduceerd, heeft hij in het eerste hoofdstuk van dit
boek opgeruimd, kennelijk niet zonder gegronde redenen. Hij was voor zijn
leeftijd mogelijk een goede schaker, ook simultaan en weleens blind. Als hij
won, was het de goede combinatie; als hij verloor, was het een domme blunder.
Hij kon slecht tegen verliezen.
Na het eindexamen, bij het begin van zijn studie wiskunde, is hij met schaken
gestopt, naar hij zei omdat je niet twee dingen tegelijk kon doen. (Maar deed
hij echt zoveel aan wiskunde?) Daardoor is zijn hele schaakliteratuur en zijn
zijn opgetekende schaakpartijen en composities grotendeels verloren gegaan -
vermoedelijk geen groot verlies voor het schaakdom.
In wiskunde was hij als twaalfjarige aan differentiaal- en integraalrekening toe.
Theoretische fysica begon hij (28.12.1919) met de relativiteitstheorie, die
bracht hem (27.8.1920) op de elasticiteitstheorie, en pas daarna (6.10.1920) op
de algemene mechanica. Uit die volgorde kan men gissen hoeveel hij ervan
begrepen zal hebben. Maar in elk geval kon hij erover meepraten. Thora, Talmoed,
middeleeuwse Hebreeuwse filosofen, architectuur, krijgswetenschap, het leek
allemaal gesneden koek.