De uitvaert van het vryje metzelaersgilde
(1993)–Albertus Frese, Christiaan Schaaf– Auteursrechtelijk beschermdEen anti-maçonnieke klucht uit 1735
ResuméAngst voor de wrake Gods, die zich nog maar zo kort geleden had doen kennen in de vorm van een paalwormplaag en sensatiezucht hebben de stemmingmakerij in Nederland ongetwijfeld aangewakkerd. Bovendien voldeed de beweging zowat aan alle voorwaarden om met losbandigheid en sodomie in verband gebracht te worden. Volgens de tegenstanders vertoonden de vrijmetselaren in hun gedrag en organisatievorm veel overeenkomsten met de subcultuur van sodomieten. Daarbij dacht men aan het gebruik van geheime tekens en paswoordenGa naar voetnoot151, een vermeende | |
[pagina 60]
| |
vrouwenhaat en het houden van besloten bijeenkomsten. Bovendien moet de klassenvermenging velen een doorn in het oog zijn geweest: in beide kringen knoopte de ‘gentry’ contacten aan met ‘lager volk’. Ook plachten beide groepen in herbergen samen te komen en eigen rituelen uit te voeren. In Londense en Parijse ‘lolhuyzen’ parodieerden sodomieten huwelijk en geboorte in uitvoerige ceremoniën. In de Republiek blijkt een groep sodomieten in 1730 in Haarlem onder een boom een soort verkiezingen te hebben georganiseerd, die een verkozene het recht op de eerste keuze van een partner moest verschaffen. En 35 jaar later schreef Onno Zwier van Haren aan een vriend dat hij in 1730 gehoord had van een groep sodomieten die wekelijks in Scheveningen bijeenkwam en elke samenkomst opende en sloot met het luid zingen van een psalm.Ga naar voetnoot152 Parijse politierapporten reppen in 1706 over een sodomietenclub waarvan een lid de bijnaam ‘grootmeester’ kreeg, nota bene lang voordat de vrijmetselarij zich in Frankrijk manifesteerde. In 1749 verklaarde een beeldhouwer tegenover de Parijse politie dat hem tijdens een sodomietenbijeenkomst was gevraagd zich aan te sluiten bij de vrijmetselarij. De subcultuur werd er in de loop van de eeuw steeds verfijnder en had alle eigenschappen van een geheim genootschap, compleet met initiatieriten, rollenspellen en een eigen ‘argot’.Ga naar voetnoot153 Dat mannen van stand lid waren van de orde moet haar alleen maar verdachter hebben gemaakt. Het is een aspect waarvan Frese en Schaef op de hoogte moeten zijn geweest toen zij De Uitvaert van het vryje Metzelaersgilde schreven, getuige Platvoets opmerking dat ‘luiden van verstand’ zich bij de beweging hadden aangeslotenGa naar voetnoot154 (vss. 172-173) en het feit dat de beschreven uitvaart een deftige is. Tijdens de sodomietenvervolgingen deed de mening opgeld dat juist de hoogste klassen de besmettingshaarden vormden vanwaar het ‘vuyle werk’ zich had verspreid. Inderdaad bevonden zich in 1730 onder de voortvluchtigen vooral leden van de hoogste maatschappelijke klassen.Ga naar voetnoot155 | |
[pagina 61]
| |
Dat de vrijmetselarij in principe alle rangen en standen in haar gelederen toeliet, vormde echter eveneens een aanwijzing in de richting van sodomie. Gebleken was immers dat homoseksuele betrekkingen zich met name tussen heren en hun knechten hadden afgespeeld.Ga naar voetnoot156 De vrijmetselarij moet beschouwd zijn als een van die ‘ydele en ligtvaardige gezelschappen’ die hun voedingsbodem vonden in een maatschappij die volgens dominee L. Beels in zijn pamflet Sodoms zonde en straffe of streng wraakrecht over vervloekte boosheidt (tweede druk 1730) gekenmerkt werd door de ‘hoogmoedt, zatheidt van brood, ende stille gerustheid’, ook de voorwaarden voor het ontstaan van sodomie.Ga naar voetnoot157 Het argument van hoogmoed werd dikwijls tegen de vrijmetselarij aangevoerd, omdat die meende zich te kunnen beroepen op een mysterieuze voorgeschiedenis en de bouwers van de Toren van Babel als haar voorvaderen te mogen beschouwen. ‘Zatheidt van brood’, volgens Beels gevolg van overvloedige spijziging en onder andere leidend tot ‘lichtvaardigheidt, ongebondenheidt, en geile ontucht’ kon eveneens in de vrijmetselaarspraktijken aangewezen worden: de logebijeenkomsten werden doorgaans in herbergen gehouden en bij ‘tafelloges’ werd overvloedig gegeten en gedronken.Ga naar voetnoot158 Sodomie werd in de over het onderwerp verschenen zedentractaten bij voorkeur in landen als Frankrijk en Italië gesitueerd.Ga naar voetnoot159 De gewoonte van de broederschap zich veelvuldig van de Franse taal te bedienen (zelfs in Engeland, de bakermat | |
[pagina 62]
| |
van de orde, zong men vrijmetselaarsliederen in het Frans) maakte haar reputatie er ook in dit opzicht vermoedelijk niet beter op. Overigens heeft men nooit aanwijzingen kunnen vinden voor de beschuldigingen die in de resoluties werden geuit. De gecommitteerden van de Staten die belast waren met het onderzoek naar vrijmetselaarsactiviteiten moesten toegeven ‘niets onordentelijks, of dat strydig soude weesen met de pligt van goede Onderdaanen’ te hebben kunnen bespeuren.Ga naar voetnoot160 De vervolgens verschenen resoluties van de stedelijke overheden en van het Hof van Holland laten deze ‘bekentenis’ voor het gemak maar helemaal weg. Ongetwijfeld heeft de ‘quaade praat die van dit collegie ging’ (aldus Jacob Maas Dirks Zoon), alsmede de onrust die dit geroddel onder de Amsterdamse en Haagse bevolking teweeg bracht, invloed gehad op het snelle opheffingsbesluit van de autoriteiten. Maar het omgekeerde is waarschijnlijk evenzeer het geval geweest: de in de resoluties, waarschuwingen en ‘Publicaties’ geuite beschuldigingen hebben het wantrouwen van de bevolking jegens de broederschap vermoedelijk versterkt. In 1758 schreef Jan Wagenaar in zijn Vaderlandsche Historie over de vrijmetselarij: ‘Doch wat men ‘er, inzonderheid hier te Lande, mede bedoeld hebbe, is nooit met volle zekerheid geweeten’Ga naar voetnoot161 en in deze onwetendheid verkeren wij eigenlijk nog steeds. |
|