Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging
(1906-1909)–Paul Fredericq– Auteursrecht onbekend
[pagina 147]
| |||||||
Hoofdstuk X
| |||||||
[pagina 148]
| |||||||
Gentsche Hoogeschool en werden bij hare herinrichting in 1835 al de lessen in het FranschGa naar voetnoot(1) gegeven, naar het voorbeeld van het hooger onderwijs in Frankrijk sedert zijne hervorming na de Revolutie van 1789 en onder Napoleon I. Met het Latijn was ook de eenige leergang in de moedertaal van Vlaamsch België te Gent verdwenen. Overigens, die leergang over Nederlandsche letterkunde werd wel niet aanstonds afgeschaft, maar hij werd nog een tijdje in 't Fransch gedoceerd; hij bleef aldus slechts gedurende twee jaren op het programma en het tweede jaar vond men er hem nog slechts pro memoria op staan, met de woorden: ‘Littérature flamande. Les jours et heures seront fixés ultérieurement.’ Daarna verdween hij geheel en alGa naar voetnoot(2). | |||||||
[pagina 149]
| |||||||
In 1853 verloren de Gentsche studenten eindelijk hun geduld. Op het initiatief van Julius Vuylsteke, Tony Bergmann en hunne vrienden van het pas gesticht Taalminnend Studentengenootschap 't Zal wel gaan, richtten zij zich tot den Rector, die hen naar den Minister verzond. Dan stuurden zij een dringend verzoekschrift aan Kamer en MinisterGa naar voetnoot(1), en lieten niet los, todat in Augustus 1854 Prof. Serrure met een deel van den sinds twintig jaar openstaanden leergang werd belast, terwijl Heremans, toenmaals leeraar aan het Gentsch Atheneum, hem toegevoegd werdGa naar voetnoot(2). Beide gaven elk ééne les ter week en doceerden in 't Nederlandsch. Op het ‘Programme des cours’ voor 1854-1855 las men: ‘Histoire de la littérature flamande: C.P. Serrure, professeur ordinaire, lundi VI à VII. - Littérature flamande: J.F.J. Heremans, jeudi VI à VII’ ('s avonds). Al de andere leergangen der Faculteit hadden in den voormiddag plaats. Weldra nam Heremans (sedert 1864 met den rang van hoogleeraar) den geheelen cursus over. Alzoo had men van 1854 af, gedurende een dertigtal jaren, aan de Gentsche Hoogeschool wekelijks een paar lessen van één uur in de moedertaalGa naar voetnoot(3), terwijl het Fransch in al de andere | |||||||
[pagina 150]
| |||||||
leergangen der vier Faculteiten en der Bijzondere (of polytechnische) Scholen uitsluitend gebruikt werd. En dat paar Nederlandsche lessen van één uur ter week viel dan nog buiten de examenvakken tot in 1876, toen de nieuwe wet op het hooger onderwijs eindelijk de Nederlandsche letterkunde tot den rang van examenvak verhief en de keus aan de studenten overliet tusschen de Nederlandsche en de Fransche letterkunde voor het examen van candidaat in de wijsbegeerte en letteren. | |||||||
De Vlaamsche Normale afdeelingen (1884)In 't begin van 1884 voegde Minister Van Humbeeck, voorgelicht door den bestuurder-opziener der Hoogeschool, Prof. Wagener, eene reeks Nederlandsche leergangen bij de Gentsche Universiteit onder den titel van Vlaamsche Normale afdeelingen. Het doel van die nieuwe kleine Vlaamsche Faculteit was het aankweeken van leeraars, bekwaam om in de Vlaamsche atheneums de Grermaansche talen, de geschiedenis en de aardrijkskunde door middel der moedertaal te doceeren, overeenkomstig de taalwet van 1883. Alzoo telde de Faculteit van wijsbegeerte en letteren op korten tijd meer dan dertig Nederlandsche leergangen op een gezamenlijk getal van ongeveer vijf en zeventig. Ook bij het afleggen van het examen van aggregaat en sedert 1890 van doctor in de wijsbegeerte en letteren werden hier ieder jaar academische proefschriften in het Nederlandsch aan de Faculteit voorgelegd, hetgeen slechts veel later (in 1899) als eene alleenstaande zeldzaamheid aan de Brusselsche Hoogeschool gebeurde. Ook Leuven en Luik kwamen achterna. Zonder ophef noch gerucht, zonder dat het groot publiek het vermoedde, zonder dat de meeste Vlaamschgezinden | |||||||
[pagina 151]
| |||||||
het groot gewicht der zaak begrepen of uit partijzucht erkennen wildenGa naar voetnoot(1), hebben aldus Minister Van Humbeeck en Prof. Wagener in 1884 de eerste belangrijke bres geschoten in het verfranscht onderwijsstelsel der Gentsche Hoogeschool. Dit werd overigens plechtig erkend door Dr Slotemaker in zijne openingsrede als voorzitter van het
Minister Van Humbeeck
XXIIe Nederlandsch Congres te Arnhem in Augustus 1893, waar hij zeide: Tot vóór korten tijd was geheel het hooger onderwijs (van België) in de macht van het Fransch. Maar van Gent begon de victorie. Vóór 1884 was aan de Gentsche Universiteit maar één Nederland- | |||||||
[pagina 152]
| |||||||
sche leerstoel, eerst door Prof. Heremans, daarna door Prof. Paul Fredericq bezet. Thans zijn er vier; want in Augustus 1892 werden drie leerstoelen voor Nederlandsche, Engelsche en Duitsche taalkunde opgerichtGa naar voetnoot(1) en onder meer daarop geplaatst de geleerde schrijver van het Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal Professor Vercoullie, en Professor Logeman, ‘dienen Hollander uit de Brederostroate’, (zooals hij in De Gids van April 1893 werd genoemd). Vóór 1884 werden slechts vier colleges in het Nederlandsch gegeven; thans zijn er zes en dertig. Maar die zoo talrijke nieuwe Nederlandsche leergangen, op eens aan de verfranschte Hoogeschool ingevoerd, werden alleen door een zeer beperkt getal studenten (namelijk door de toekomstige leeraars van ons officieel middelbaar onderwijs) gevolgd. De groote massa van de bevolking der Faculteit van wijsbegeerte en letteren (de aanstaande juristen) bleef er vreemd aan en werd als vroeger uitsluitend (buiten één enkel vak: de Nederlandsche letterkunde) in het Fransch onderwezen. Nochtans kwam nu en dan ook een student der Fransche leergangen uit liefhebberij eene reeks Vlaamsche lessen volgen. Weldra was eenieder in de Faculteit, professoren zoowel als studenten, gewoon geworden aan dat tweetalig hooger onderwijs. Eene reeks beoefenaars der geschiedenis en der Germaansche taalwetenschap werden aldus gevormd, die deze vakken in het Nederlandsch beoefenden, enkelen op zeer degelijke of zelfs schitterende wijzeGa naar voetnoot(2). | |||||||
[pagina 153]
| |||||||
De drie andere Faculteiten bleven nog onbesmet Fransch; toen, vier jaren later, Prof. Mac Leod in 1888 eenen vrijen leergang van botanieGa naar voetnoot(1) voor de studenten der Faculteit van natuurwetenschappen opende, met het gevolg dat schier allen hem volgden en er goed beslagen Nederlandsche natuurvorschers gevormd werdenGa naar voetnoot(2). Verder werd, in 1890, in de Faculteit der rechten bij koninklijk besluit een Vlaamsche leergang van strafrecht opgericht, niet alleen te Gent, maar ook te Luik. Daarmede waren er drie Faculteiten op vier aangetast, vooral die der wijsbegeerte en letteren. Alleen de Faculteit der medicijnen is tot hiertoe zuiver Fransch gebleven. Dat begin van inwendige vervlaamsching, vooral sedert 1884 steeds toenemende in kracht en in uitbreiding, had de oogen geopend en veel vooroordeelen tegen het gebruik der moedertaal voor het hooger onderwijs aan 't wankelen gebracht in den engen gesloten kring van hoogleeraren en studenten, waaronder velen zeer verfranscht zijn. Maar daarbuiten bleef men berusten in het beginsel van een zoo goed als uitsluitend Fransch hooger onderwijs te Gent of elders, beschouwd als eene schier onvermijdelijke noodzakelijkheidGa naar voetnoot(3). | |||||||
[pagina 154]
| |||||||
Ackers, getiteld Eene Vlaamsche HoogeschoolGa naar voetnoot(1), waarin met zeer ernstige argumenten de noodzakelijkheid en de mogelijkheid van een hooger onderwijs in de moedertaal voor Vlaanderen werd bewezen. De schrijver stelde voor, zonder uitstel eene onvolledige nieuwe Vlaamsch-katholieke hoogeschool op te richten, ‘in 't hertje van Vlaanderen,’ te St-Nikolaas bij voorkeur, als eene ‘kolonie der Leuvensche hoogeschool’. Zij zou alleen de volgende afdeelingen bevatten: wijsbegeerte en letteren (zonder de Oostersche talen en de speciale leergangen), de rechten en het notariaat, de artsenijkunde (apothekers) en de natuurwetenschappen voor de toekomstige geneesheeren. Daartoe zouden 25 hoogleeraren, te vinden in de Roomsch-katholieke geestelijkheid en daarbuiten, volstaan. Deze grondige verhandeling, uitloopende op een zoo verrassend ontwerp, werd in de pers hier en daar besproken; maar de meeste lezers en zelfs de meeste Vlaamschgezinden waren nog van oordeel, dat de vrucht niet rijp was en de tijd van handelen nog niet gekomen. Wij hebben hierboven reeds verteldGa naar voetnoot(2) hoe de ‘University Extension’ naar het voorbeeld der Angelsaksische hoogescholen van Engeland, van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en van Australië door eenige Gentsche hoogleeraren en studenten in Vlaamsch België was ingevoerd geworden in November 1892 onder den naam van ‘Hooger onderwijs voor het volk in de moedertaal uitgaande van de Hoogeschool van Gent.’ Binnen de muren der Universiteit werd aldus het bewijs geleverd, dat de Vlaamschkundige professors en gediplomeerden van uit de gewone Fransche spreekgestoelten de uitkomsten der moderne wetenschap door middel van de Nederlandsche moedertaal met den meesten bijval konden mededeelen aan een talrijk, aandachtig en dankbaar gehoor. | |||||||
[pagina 155]
| |||||||
Niet alleen in de Arteveldestad, waar zij sedertdien onafgebroken iederen winter werden voortgezet, maar ook tijdelijk werden door het Gentsch comiteit leergangen gehouden in andere Vlaamsche steden: Aalst, Brugge, Oostende, Antwerpen, Turnhout, Nieuwpoort, Ieperen, St-Nikolaas, Ninove, Kortrijk, Ledeberg, Mechelen, Oudenaarde en Zelzate. De katholieke Leuvensche hoogeschool der Bisschoppen volgde dit voorbeeld in 1898 en koos Antwerpen vooral als haar arbeidsveld. Gedurende enkele jaren werd hetzelfde in de hoofdstad gedaan door een Brusselsch comiteit, dat zijne leeraars meestendeels uit Gent liet komen. Talrijke en zeer afgewisselde wetenschappelijke onderwerpen werden in geheel Vlaamsch België door erkende vakgeleerden vóór een talrijk publiek behandeld, hetgeen een gansch nieuw verschijnsel was in de Vlaamsche gewesten, een verschijnsel van de hoogste beteekenis. De Vlaamsche University Extension van Gent (1892), die weldra nagevolgd werd door de Fransche van Brussel (1893) en van Luik (1893), later door de Vlaamsche van Leuven (1898) en door eene kortstondige Vlaamsche afdeeling van Brussel, gaf stellig den eersten wetenschappelijken stoot aan de beweging tot vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, doordat zij de openbare denkwijze onrechtstreeks, maar des te beter tot het opwerpen van het vraagstuk had voorbereid. | |||||||
Het Nederlandsch Congres te Antwerpen (1896)Te beginnen met het bekend verslag der Vlaamsche-Grievencommissie van 1856 was de stichting eener Vlaamsche hoogeschool in België meer dan eens in dagbladen en tijdschriften besproken; maar het bleef altijd bij vrome wenschen en onmachtige verzuchtingenGa naar voetnoot(1). | |||||||
[pagina 156]
| |||||||
In Maart 1888 werden de leden van het uitvoeringscomiteit van den Vlaamschen Landdag te Brussel door den toenmaligen clericalen minister van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijs De Volder in gehoor ontvangen. Zij drongen bij hem aan op het bekomen van Nederlandsche leerstoelen in strafrecht en in rechtspleging. De Minister antwoordde ontwijkend en drukte tevens de vrees uit, dat die vraag der Vlamingen slechts eene voorbereiding zou zijn om eene volledige Vlaamsche Hoogeschool te eischen, terwijl de vier bestaande reeds meer dan voldoende waren voor een klein land als België. Daarop zeiden de afgevaardigden van den Landdag, dat de Vlamingen inderdaad hoopten later eene Vlaamsche Hoogeschool te bekomen, maar dat zij daarvoor geene nieuwe universiteit noodig achtten; men moest alleen eene der beide Staatshoogescholen vervlaamschen. Natuurlijk beloofde de Minister deze en meer andere vraagstukken welwillend te onderzoeken. Een jaar nadien, in Maart 1889, verschenen de Leuvensche studenten bij het Coremans-feest te Antwerpen, met een groot opschrift: Wij vragen eene Vlaamsche Hoogeschool. Op den Vlaamschen Landdag van Brussel in 1890 besprak een redenaar der hoofdstad (Verhees) het vraagstuk der gewenschte Vlaamsche Hoogeschool. Nu en dan werden in dien zin vertoogschriften naar de Kamer gezonden. Den 20 Januari 1892 ondersteunde Coremans een dergelijk verzoekschrift en zei: ‘Waarom verandert men de Gentsche hoogeschool niet in eene Vlaamsche?’ 's Anderendaags antwoordde Minister de Burlet, hetgeen tot het volgend incident aanleiding gaf: Minister de Burlet. 't Is de eerste maal, dat men van eene Vlaamsche hoogeschool spreekt. | |||||||
[pagina 157]
| |||||||
zoekschriften heeft ingezonden om eene Vlaamsche Hoogeschool te Brugge te stichten... Over dit en andere punten beloofde de Minister, als naar gewoonte: ‘De Regeering zal onderzoeken wat er te doen staat.’ Een drietal maanden later, vierde men te Brugge de
Pol De Mont
luisterlijke jubelfeesten van de 25ste verjaring der afdeeling van het Willems-fonds in de stad van Breidel en de Coninc. Op Zondag 1 Mei 1892 greep eene plechtige feestzitting plaats, waarop afgevaardigden uit Gent, Antwerpen, Nieuwpoort, Oostende, enz. waren verschenen. Het was als een klein Congres van 't Willems-fonds en men besprak er ernstig de voornaamste Vlaamsche grieven: o.a. de nog altijd uitgestelde verheffing van Peter Benoit's | |||||||
[pagina 158]
| |||||||
Vlaamsche muziekschool tot Koninklijk Conservatorium, den toestand van den Vlaamschen soldaat vóór de louter Franschsprekende militaire rechtbanken, enz. Namens den Bond der vrijzinnige studenten leidde een Gentsch student (Julius Pée) het vraagstuk eener Vlaamsche hoogeschool heel knap in. Julius Sabbe en Frans Retsin ondersteunden zijne rede en verklaarden onder luide toejuichingen, dat eene Nederlandsche hoogeschool in België niet alleen het ideaal der studenten, maar ook aller Vlaamschgezinden is. Dat alles bewees, dat het vraagstuk zich meer en meer aan de openbare aandacht opdrong; maar een practischen stap op dat gebied had niemand nog gezet, toen dichter Pol De Mont, op het XXIIIe Nederlandsch Congres, te Antwerpen in Augustus 1896 gehouden, de kat de bel aanhingGa naar voetnoot(1). Na eene korte bespreking, benoemde het Congres eene commissie van twaalf leden om eene practische oplossing, hetzij door middel van een wetsontwerp of op andere wijze, zoo spoedig mogelijk voor te bereiden. Eindelijk was men er toe gekomen ernstig aan 't werk te gaan. | |||||||
Het eerste Referendum van ‘'t Zal wel gaan’ (1896)Reeds vóór deze bespreking op het Nederlandsch Congres te Antwerpen, had het Taalminnend Studentengenootschap 't Zal wel gaan van Gent, (vooral op het krachtig initiatief van den betreurden Dr Jan De Windt, die kort daarna in den Congostaat, tijdens eene wetenschappelijke reis, ging | |||||||
[pagina 159]
| |||||||
sterven), eenen omzendbrief, gedagteekend van 28 Juli 1896, rondgestuurd aan allerlei leeraren, geleerden en politieke mannen van alle gezindheden, om hun oordeel over het vraagstuk in te winnen. Den eersten uitslag van dat ‘Referendum van 't Zal wel gaan’, zooals men het doopte, bracht ons de Gentsche Studentenalmanak voor 1897, uitgegeven door gemeld genootschap en verschenen in Mei 1897. In hun geheel werden aldaar de antwoorden opgenomen van zeventien mannen van zeer verschillende richting, die zich schier eenparig verklaarden ten voordeele van een hooger onderwijs in de moedertaal voor Vlaamsch België. Deze laatsten waren Prof. Bouqué (Gent), burgemeester Buls (Brussel), volksvertegenwoordiger Coremans (Antwerpen), Prof. De Ceuleneer (Gent), Dr J. Frederichs (Oostende), Prof. Paul Fredericq (Gent), Prof. P. Hoffmann (Gent), Prof. J. Mac Leod (id.), Prayon-van Zuylen (Brussel), Max Rooses (Antwerpen) en Prof. J. Vercoullie (Gent). De vraag, of de Hoogeschool van Gent uitsluitend Nederlandsch zou dienen te worden, werd door enkelen dier heeren onaangeroerd gelaten, maar uitdrukkelijk bevestigend beantwoord door anderen (Prof. Bouqué, Prof. De Ceuleneer, Prof. P. Fredericq, Dr J. Frederichs, Prof. Mac Leod, Prayon-van Zuylen, Max Rooses en Prof. Vercoullie). Onder dezen namen de heeren Frederichs, Mac Leod en Prayon-van Zuylen zelfs de voorzorg hunne redens op te geven tegen het invoeren der tweetaligheid in de Gentsche Hoogeschool. Integendeel kwamen enkele antwoorden min of meer rechtstreeks op tegen de gewenschte hervorming. Alzoo keurde kanunnik de Harlez, hoogleeraar te Leuven, eene Vlaamsche Universiteit af, maar wenschte uitbreiding van de lessen in 't Vlaamsch aan de Gentsche Hoogeschool. Prof. Kurth (van Luik) gaf aan eene tweetalige (bilingue) Hoogeschool de voorkeur. Ook Prof. Stecher derzelfde Hoogeschool. De socialistische volksvertegenwoordiger Vande Velde gaf een ontwijkend antwoord, terwijl zijn liberaal collega, de Waal Tournay-Detilleux heftig uitvoer tegen eene Hoogeschool ‘en néerlandais, cette langue | |||||||
[pagina 160]
| |||||||
étrangère’. Eindelijk gaf Prof Seresia (Gent) een ongunstig ironisch antwoord. Dit Referendum verwekte tamelijk veel opschudding en werd algemeen besproken in de Belgische pers. Voor het eerst werd aldus het vraagstuk ook bij de lezers onzer Fransche dagbladen bekend gemaakt. Onnoodig te zeggen, dat bijna al de Fransche couranten van België met de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool den draak staken, terwijl de Vlaamsche pers er zich over 't algemeen niet ongunstig aan toonde of er krachtig voor ijverde. Uit dit Referendum bleek inmiddels, dat de Vlaamschgezinden van alle richting het alsdan nog volkomen eens schenen om te vragen, dat de Fransche Hoogeschool van Gent tot eene Nederlandsche zou worden herschapen en dat de tweetalige oplossing nog door niemand aangeprezen werd, buiten de hoogleeraren de Harlez van Leuven, Kurth en Stecher van Luik. | |||||||
Het Verslag van Prof. Mac Leod namens de Congrescommissie (1897)Middelerwijl had de Commissie van het Antwerpsch Congres hare taak zeer ernstig opgevat en op 30 Mei 1897 keurde zij eenparig de uitgebreide verhandeling van haren verslaggever Prof. Mac Leod goed, die weldra in druk werd uitgegeven en alom verspreid. Dit Verslag is een beredeneerd en overtuigend pleidooi ten voordeele van het inrichten van een hooger onderwijs in de moedertaal ten dienste der Vlamingen in Vlaamsch België. Op verhevene wijze wordt er het goede recht onzer Vlaamsche studenten bepleit, terwijl de vooroordeelen en drogredenen der tegenpartij ontzenuwd worden. In éénen vastgesnoerden bundel vinden wij hier al de pijlen vergaderd, die ieder kampvechter reeds in het Referendum van 't Zal wel gaan afgeschoten had, en meer andere goede en wetenschappelijke argumenten er bij. De slotsom van het verslag is, zooals te verwachten was: herschepping der Fransche Hoo- | |||||||
[pagina 161]
| |||||||
geschool van Gent in eene Vlaamsche door eene ‘trapsgewijze’ herinrichting. Ziehier het aangeduide stelsel:
Ook dit uitstekend Verslag van Prof. Mac Leod maakte veel gerucht in den lande en werd alom in de pers besproken. De Vlaamschgezinden waren er te recht fier over. Nooit had men beter en op krachtiger wetenschappelijke gronden de dringende noodzakelijkheid van een Nederlandsch hooger onderwijs in Vlaamsch België aangetoond. Tegen vele vooroordeelen en kwaden wil zou men nog wel te strijden hebben - dat wist men maar al te wel - doch theoretisch scheen de zege behaald op het gebied der wetenschappelijke beginselen. | |||||||
[pagina 162]
| |||||||
gunstig, waaronder enkele zeer merkwaardig. Aanhangers der vervlaamsching van de Gentsche Hoogeschool verklaarden zich advocaat Alb. Fredericq (Gent), de beroemde Prof. H. Kern (Leiden), Prof. Lahousse (Gent), volksvertegenwoordiger J. Van der Linden (Brussel), advocaat Edmond Picard (id.), Prof. Pyfferoen (Gent), Prof. Reychler (Brussel), Julius Sabbe (Brugge), burgemeester Jan Van Rijswijck (Antwerpen) en Dr W. De Vreese, docent aan de Hoogeschool (Gent); terwijl Prof. H. Denis (Brussel) eene Vlaamsche Hoogeschool af-, en eene ‘École des hautes études flamandes’ aanraadde. Dr Graevell (een Duitscher, tijdelijk te Brussel gevestigd) stond het stichten eener tweetalige Nederlandsch-Duitsche hoogeschool te Gent voor. Prof. Pirenne (Gent) verdedigde opnieuw het tweetalig (Nederlandsch-Fransch) stelsel van Prof. Kurth en van Prof. Stecher, en lichtte het iets duidelijker toe. Ook Prof. Kern (Leiden) liet de oplossing dier moeilijkheid aan de Vlamingen zelve over, terwijl hij hun onschendbaar recht op hooger onderwijs in hunne moedertaal krachtig verdedigde. Volledigheidshalve zij hier nog vermeld, dat Prof. De Ridder (Gent) verklaarde niet te kunnen antwoorden ‘uit hoofde zijner talrijke bezigheden’. Dit tweede Referendum versterkte natuurlijk den moed der Vlaamschgezinden en leverde opnieuw het bewijs hunner eensgezindheid over doel en middelen. | |||||||
Het Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres (1897)Middelerwijl had een nieuw wetenschappelijk verschijnsel zich voorgedaan, dat ook van gewicht was en door de Franschgezinde pers eerst met onmachtige spotternijen werd onthaaldGa naar voetnoot(1). Dank zij het krachtig initiatief van | |||||||
[pagina 163]
| |||||||
Prof. Mac LeodGa naar voetnoot(1) vergaderde te Gent, op 26 September 1897, een Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, waarop 20 sprekers en 85 deelnemers ingeschreven waren en dat schitterend slaagde voor eene allereerste poging in die richting. Een jaar nadien, kwam in dezelfde stad het tweede Natuur- en Geneeskundig Congres bijeen en men kon dadelijk merken, dat men een grooten stap vooruitgegaan was: 27 wetenschappelijke mededeelingen werden er gedaan en het ledental was tot 125 gestegen. Het derde Congres had in 1899 te Antwerpen plaats; het was in drie afdeelingen gesplitst en telde niet minder dan 170 toetreders. Deze prachtige stichting van Prof. Mac Leod is sedertdien onwankelbaar blijven vooruitgaan en gedijenGa naar voetnoot(2). Zij deed de ronde in vier der vijf Vlaamsche | |||||||
[pagina 164]
| |||||||
provincies, in elke stad waar ze zetelde de gansche geneeskundige wereld van de plaats zelve en van den omtrek meesleepende. Limburg alleen blijft nog buiten de beweging. Schier te gelijk zag men ook de Vlaamsche rechtsgeleerden zich inrichten om hun vak wetenschappelijk in de moedertaal te beoefenen. Reeds in 1885 hadden zij te Gent eenen Bond gesticht, die te Brussel in 1899 steviger werd ingericht. Dien ten gevolge had den 23 Juni 1900 te Antwerpen het eerste Vlaamsch Rechtskundig Congres plaats, onder het eerevoorzitterschap van den Minister van justitie Van den Heuvel, van de oud-ministers Begerem en Cooreman, van den stafhouder der Antwerpsche balie G. Stoop en van burgemeester Jan Van Rijswijck. Meer dan 100 Vlaamsche rechtsgeleerden namen er deel aan en beraadslaagden in drie afdeelingen. Een tweede Congres had in 1903 te Brussel met 200 leden, een derde te Gent in 1904 met 420 leden en een vierde te Brugge in 1907 plaats. Hun voorzitter was gewoonlijk volksvertegenwoordiger Juliaan Van der Linden, van Brussel. Die Rechtskundige Congressen gingen (evenals de Natuur- en Geneeskundige) meer dan eens gepaard met boekententoonstellingen, waarop de bijeengebrachte schat der voornaamste Nederlandsche werken en tijdschriften over het vak het krachtig bewijs leverde, dat onze taal eene rijke wetenschappelijke litteratuur bezit, die voor die der andere talen van Europa niet moet onderdoen. Dat alles was koren op den molen voor de beweging ten voordeele der Vlaamsche Hoogeschool. Doch keeren wij een oogenblik op onze stappen terug. | |||||||
[pagina 165]
| |||||||
De houding van Minister Schollaert (1899)Den 23 Maart 1899 werd de Commissie der Vlaamsche HoogeschoolGa naar voetnoot(1) door Schollaert, minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, ontvangen en de Minister beloofde tamelijk koeltjes het stelsel van het verslag van Prof. Mac Leod welwillend te zullen onderzoeken. Dit was genoeg om in geheel de Belgische pers, vooral in de Fransche bladen, eenen nieuwen storm van polemiekGa naar voetnoot(2) te doen opsteken; doch die beroering vestigde | |||||||
[pagina 166]
| |||||||
alweer de aandacht van het groot publiek op het vraagstuk. Veel indruk maakten alsdan de twee flinke brieven van den oud-burgemeester der hoofdstad Buls aan de Liberté van Brussel, om de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool aan te bevelenGa naar voetnoot(1). De polemiek was vooral hartstochtelijk te Gent, waar de Franskiljons zich heftig verklaarden tegen elke vervlaamsching der louter Fransche Hoogeschool. Men trachtte zelfs de kleine neringdoende burgerij in 't harnas te jagen en een Franschgezinde hoogleeraar schreef in de Flandre libérale zoogezegde protestbrieven van winkeliers, die hunne kamers aan Waalsche en vreemde studenten verhuurden, en van vleeschhouwers, die middagtafels hielden voor studenten uit Boelgarije, Roemenië, Griekenland, enz. à 50 fr. per maand en per hoofd. Ook de bekende Association pour la vulgarisation de la langue française richtte alsdan een zonderling petitionnement in. Zij legde in een vijftiental koffiehuizen en herbergen van Gent gedrukte verzoekschriften neer tegen de vervlaamsching der Hoogeschool en zij trachtte de handteekeningen te bekomen van de bezoekers dier drankhuizen. De Fransche tekst der petitie beweerde, dat de voorgestelde hervorming ‘aurait pour conséquence certaine d'amener la dépopulation et la ruine de l'Université’, hetgeen voor de stad Gent op een jaarlijksch verlies van meer dan twee millioen frank zou komen te staan, enz., enz. De Flandre libérale schonk hare publiciteit en haren steun aan dit ‘herbergreferendum’ van Het Haasken, De Pluim, Het Rood Hoedje, de Central Tienda en meer andere brandpunten van wetenschappelijk en paedagogisch onderzoek. Te recht schreef Het Volksbelang: | |||||||
[pagina 167]
| |||||||
En zeggen, dat er enkele hoogleeraars meedoen in het inrichten van dat ‘herbergreferendum’ over de belangen van ons hooger onderwijs. Zoo iets is in geen ander land dan ons gezegend België denkbaar. Eindelijk werd de zaak in de Kamer gebracht door Flor. Heuvelmans. In zitting van 12 Mei 1899 hield hij eene korte rede, die hij besloot met de vraag gericht tot den Minister van Binnenlandsche Zaken, of hij het stelsel der Commissie (trapsgewijze vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool) genegen was. Daarop antwoordde Minister Schollaert zeer bondig, dat hij vreesde met dit stelsel de Gentsche Hoogeschool te zien ontvolken, waarop een katholieke volksvertegenwoordiger van Gent (Ligy) bevestigend uitriep: ‘Er zouden geen 50 studenten meer aan de Gentsche Hoogeschool blijven.’ Op het einde van den zittijd werd aldus het geruchtmakend vraagstuk in de Kamer met een paar woorden begraven. | |||||||
De houding van den Academischen Raad der Gentsche Hoogeschool (Mei 1899)Middelerwijl hadden te Gent de vijanden van de vervlaamsching der Hoogeschool niet stilgezeten. Eenige hoogleeraren der Universiteit hadden bij den rector Van Wetter aangedrongen om de zaak vóór den Academischen raad te brengen. Eene plechtige vergadering van al de gewone en buitengewone hoogleeraren greep dan ook den 13 Mei 1899 plaats, 's daags na de ondervraging in de Kamer. Men wist vooraf, dat de meerderheid van het leeraarskorps tegen de vervlaamsching was; maar uit de bespreking en uit de daaropvolgende stemming bleek, dat de aanhangers van het zuiver Fransche stelsel veel minder sterk waren dan zij zich inbeeldden. Eene uitgebreide Franschgezinde dagorde, die zij eerst neergelegd hadden, werd voorzichtigheidshalve door hen ingetrokken. De stemming, die alleen over het eenvoudig behoud van het statu quo der talen aan de Gentsche Hoo- | |||||||
[pagina 168]
| |||||||
geschool werd uitgelokt, gaf den volgenden uitslag: 34 stemmen voor, 6 tegen en 4 onthoudingen. De vier onthouders waren in beginsel gunstig aan eene gematigde vervlaamsching en twee der 34 hadden tijdens de bespreking verklaard, dat zij niets tegen de tweetalige oplossing hadden. Op de 44 aanwezige hoogleeraren waren er aldus 12 (dat is iets meer dan een vierde), die in meerdere of mindere mate zich verklaarden tegen het uitsluitend gebruik van het Fransch in de leergangenGa naar voetnoot(1). De geheele Belgische pers besprak deze stemming van den Gentschen Academischen raad. De Franschgezinde redacteurs der Flandre libérale, Chronique, Gazette, enz. kraaiden victorieGa naar voetnoot(2); maar de Franschgezinde professoren, die de zaak vóór hunne collega's gebracht hadden, in de hoop dat zij eene verpletterende meerderheid zouden bekomen hebben, wisten beter; ook waren zij alles behalve opgetogen, nu zij een vierde van het Gentsche leeraarskorps hun ontsnappen zagen, iets wat ze geenszins verwacht hadden. | |||||||
Het stelsel der tweetalige HoogeschoolMiddelerwijl waren eenige Vlaamschgezinde professoren van Gent getroffen geworden door de heftigheid der anti-Vlaamsche propaganda in de pers en door den haat, die er uit sprak tegen eene grondig vervlaamschte Gentsche Hoogeschool. Na ernstige overweging waren zij tot de overtuiging gekomen, dat de afschaffing der Fransche | |||||||
[pagina 169]
| |||||||
leergangen en hunne trapsgewijze vervanging door Nederlandsche (volgens het stelsel van het verslag der Commissie) op te veel tegenkanting stuiten zou en, eens ingevoerd, den bloei der Hoogeschool zou bedreigen. Daarom achtten zij het voordeeliger de Fransche leergangen voorloopig onaangeroerd te laten en daarnaast de inrichting van Nederlandsche lessen op gelijken voet te vragen, ten einde het recht der Vlaamsche studenten op een hooger onderwijs in hunne moedertaal te doen erkennen, zonder de Walen en Vlaamschonkundige Vlamingen in het bezit van hun Fransch hooger onderwijs (sedert 1830 hun deel) voorloopig te storen en uit de Hoogeschool te verwijderen. Reeds hadden, in de twee referendums van 't Zal wel gaan, vier Belgische hoogleeraren het tweetalig stelsel aangeprezen: Prof. de Harlez van Leuven, Prof. Stecher en Prof. Kurth van Luik, later Prof. Pirenne van Gent. Bij nader inzien werden aldus enkele Vlaamschgezinde hoogleeraren van Gent, die eerst zonder aarzelen het stelsel van de trapsgewijze uitroeiing der Fransche leergangen hadden aangenomen, tot het beginsel der tweetalige Gentsche Hoogeschool bekeerd, ten minste als overgangsmaatregel en ten titel van proef. Alzoo schreef een hunner in Het Volksbelang van 20 Mei 1899: De vraag blijft hangende en zij wacht naar hare oplossing. | |||||||
[pagina 170]
| |||||||
In Augustus 1899 had te Gent het XXVe Nederlandsch Congres plaats. Eene korte en oppervlakkige bespreking werd er over de zaak van het Vlaamsch hooger onderwijs gehouden en ten slotte werd, op voorstel van Prof. Obrie en onder algemeene toejuichingen, de wensch uitgesproken, ‘dat met de vernederlandsching der Gentsche Hoogeschool zoo spoedig mogelijk een begin gemaakt wordeGa naar voetnoot(1).’ Het debat liep vooral over het al of niet optreden van den ingeschreven spreker, terwijl het vraagstuk der één- of tweetaligheid zelfs niet werd aangeroerd. Den 29 October 1899 had te Gent de jaarlijksche alge- | |||||||
[pagina 171]
| |||||||
meene vergadering van het Willems-fonds plaats, waarop achttien afdeelingen door hare afgevaardigden vertegenwoordigd waren. Daar stond het vraagstuk van de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool op de dagorde. Prof. Fredericq wees er op de oplossingen, die voor het gebruik der voertaal van het hooger onderwijs in de andere tweetalige landen van Europa waren gevonden en stelde voor een onderzoek in te stellen naar de moeilijkheden, die men in het buitenland bij de behandeling van dit vraagstuk had ondervonden en overwonnen. Het algemeen bestuur van het Willems-fonds zou zich officieel per brief wenden tot de overheid der hoogescholen van Helsingfors, Praag, Freiburg (Zwitserland), enz. met het beleefd verzoek te willen antwoorden op eene vragenlijst aangaande het gebruik der landstalen in het hooger onderwijs aldaar. Dit voorstel werd bij toejuichingen en zonder tegenspraak aangenomenGa naar voetnoot(1). | |||||||
Het eerste Vlaamsch Studentencongres te Gent (1899)Tijdens de verlofdagen van Allerheiligen, op 1 en 2 November 1899, werd te Gent een algemeen Vlaamsch Studentencongres gehouden, waarop afgevaardigden der vier Belgische hoogescholen optraden, te zamen een honderdtal studenten, vooral uit Gent en Leuven. Op de degelijkste wijze - zooals zelden op studentencongressen gebeurt - werd aldaar over de noodzakelijkheid van een hooger onderwijs in de moedertaal van Vlaamsch België gesproken in tegenwoordigheid der hoogleeraren Mac Leod, Bouqué, Obrie en Fredericq. Tegelijk had eene groote openbare geestdriftige volks- | |||||||
[pagina 172]
| |||||||
meeting plaats in den Skating-RinkGa naar voetnoot(1), waarop Reinhard, Heuvelmans en andere sprekers het woord voerden en een telegram van burgemeester Jan Van Rijswijck werd medegedeeld. Er werd besloten een comiteit te stichten, om jaarlijks te Gent een studentencongres te houden, zoolang men de Vlaamsche Hoogeschool niet zou hebben bekomenGa naar voetnoot(2). Nogmaals werd het vraagstuk der één- of tweetaligheid buiten alle bespreking gehouden. Kalm en verdraagzaam stonden de voor- en tegenstanders van beide stelsels naast elkander geschaard in den strijd voor het bekomen van een hooger onderwijs in de moedertaal, toen een voorstel, uitgaande van den volksvertegenwoordiger Julius De Vigne, de poppen aan 't dansen bracht. | |||||||
De brief van Julius De Vigne (December 1899)Aan de Redactie van Het Volksbelang had De Vigne eenen brief gezonden, die in het nr van 2 December 1899 werd opgenomen. In dien brief stelde De Vigne vast, dat de inrichting ‘eener louter Vlaamsche Hoogeschool’ te Gent heftige protesten had uitgelokt, velen beangstigd had en ‘buiten een zeer engen kring’ geen gunstig onthaal had ontmoet. ‘Moet men in dien radicalen eisch volharden? Zal men aldus het oogenblik niet verwijderen, waarop de openbare besturen zullen moeten toegeven?’ Dadelijk ‘zou een aanzienlijke aanwinst kunnen bekomen worden door eene verzoenende oplossing,’ welke De Vigne als volgt formuleerde: In ieder der vier Faculteiten der Hoogeschool, alsmede in de Bijzondere scholen, zou er een vrije leergang over de algemeene onder- | |||||||
[pagina 173]
| |||||||
werpen der aldaar onderwezen vakken worden ingericht. Het onderwijs zou er practisch zijn, dit wil zeggen, dat de lessen, die als wezenlijke herhalingen dienst zouden doen, zouden bestaan uit ondervragingen, uit samenspraken tusschen leeraars en leerlingen. Die leergangen zouden niet verplichtend zijn; maar de Regeering zou zich ontzeggen in het Vlaamsche land personen tot openbare ambtenaars aan te stellen, die niet zouden bewijzen, dat zij die leergangen met goed gevolg hebben bijgewoond. Op dezen brief liet de Redactie van Het Volksbelang hare bedenkingen volgen: ‘Als transactie, als overgangsmaatregel - zeide zij - is elke verbetering ons welkom. Wij zijn nooit voorstanders geweest van de spreuk: alles of niets. Maar eene ernstige oplossing van het vraagstuk brengt het voorstel van den heer De Vigne ons geenszins.’ Die enkele cours de conversation flamande in iedere Faculteit zou uitloopen ‘op eene kolossale fopperij der goedzakkige Vlamingen’. Daar voegde de Redactie nog bij: ‘Te gelijk schijnt de heer De Vigne te vergeten, dat Het Volksbelang geenszins de leer verkondigt, dat er buiten eene louter Vlaamsche Hoogeschool te Gent geene zaligheid is.’ En de Redactie herinnerde er aan, dat zij herhaaldelijk gewezen had op de twee mogelijke oplossingen: één- of tweetaligheidGa naar voetnoot(1). De opschudding verwekt door het verzoenend voorstel van De Vigne was groot in de Vlaamschgezinde pers. Op den heftigsten en soms grofsten toon werden in zekere bladen zijn voorstel en tegelijk zijn persoon aangevallen. Van dan af schijnen eenige voorstanders van het stelsel der Congrescommissie hunne bezadigdheid verloren te hebben tegenover al wie vermetel genoeg was om eene andere oplossing in geweten voor te staan. De verbittering werd nog grooter ter gelegenheid van het openbaar twistgesprek over de Vlaamsche Hoogeschool, | |||||||
[pagina 174]
| |||||||
dat te Gent op Zondag 17 December 1899 in het lokaal van Vooruit (Bagattenstraat) plaats greep tusschen Léonce Du Catillon, den bekenden Vlaamschgezinden christen-democraat, en volksvertegenwoordiger Anseele, den leider der Gentsche socialisten, tevens lid der Association flamande pour la vulgarisation de la langue française. Door beide sprekers werd De Vigne op hoogst onbetamelijke wijze aangerandGa naar voetnoot(1). Allerlei persoonlijke pennetwisten volgden en goten olie op het vuur. | |||||||
De interview van Burgemeester Van Rijswijck (1900)Beter werk verrichtte de Gentsche tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond, die alsdan het eigenaardig plan opgevat had, om op den buiten meetings te gaan geven ten einde de boerenbevolking warm te maken voor het verkrijgen eener Vlaamsche Hoogeschool. Iederen Zondag van den herfst en in den winter van 1900 en twee volgende jaren, trokken de wakkere propagandisten uit de Arteveldestad naar een of meer dorpen, waar zij het vraagstuk aan hunne eerst verbaasde en weldra meegesleepte toehoorders uitlegden. Het onderteekenen van vertoogschriften aan de Kamers en het aanwinnen van nieuwe leden voor het Algemeen Nederlandsch Verbond waren de meest tastbare uitslagen dier Vlaamsche pelgrimstochten ten platten lande. Er werd in 1900 geen Vlaamsch studentencongres te Gent gehouden, zooals ten vorigen jare was beslist gewor- | |||||||
[pagina 175]
| |||||||
den; maar op een Fransch liberaal studentencongres, dat in dezelfde stad plaats had in November 1900, werd door twee leden van 't Zal wel gaan (P. Temmerman en A. LodewijckxGa naar voetnoot(1) heel knap en met veel bijval in 't Nederlandsch aangetoond, hoe noodig eene Vlaamsche hoogeschool voor Vlaanderen is. Het stelsel van De Vigne werd beslist afgekeurd, maar tot het aannemen van eene andere motie kon men het niet eens worden. Op 't einde van hetzelfde jaar 1900 kwam een gansch onverwachte interview van Jan Van Rijswijck over het vraagstukGa naar voetnoot(2) groot gerucht maken in de Vlaamschgezinde wereld en ook daarbuiten. De Antwerpsche burgemeester had er in verklaard, dat hij tegen eene radicale vervlaamsching der Gentsche hoogeschool was wegens het gevaar van ontvolking en de moeilijkheden verbonden aan het aanstellen van bekwame hoogleeraren. Hij gaf de voorkeur aan het tweetalig stelsel, dat eerst in de faculteiten der letteren en der rechten zou dienen ingevoerd te worden. Volgens hem was het Algemeen Nederlandsch Verbond aangewezen om die gematigde hervorming door te drijven. Overigens ontveinsde Jan Van Rijswijck zich de impopulariteit niet, die in den laatsten tijd aan elk bezadigd voorstel ten deele viel: O, ik weet het, - zei hij leuk - er zijn Vlamingen, die mijne zienswijze niet deelen; die hic et nunc eene Vlaamsche hoogeschool eischen, en die maar aanstonds iemand voor ‘schelm’ en ‘verrader’ uitmaken, wie met hunne voortvarendheid en onbesuisdheid niet mee wil. Dat zijn de radicalen. Inderdaad ‘de radicalen’, met Prof. Mac Leod aan hun hoofd, namen het hem euvel op, vooral omdat Jan Van Rijswijck in 1897 het verslag der Congrescommissie goed- | |||||||
[pagina 176]
| |||||||
gekeurd en medeonderteekend had. Protesten, waaronder zeer heftige, regenden op den Burgemeester van Antwerpen, en het bestuur van de groep België van het Algemeen Nederlandsch Verbond, bij hoogdringendheid op het stadhuis der Scheldestad vergaderd (16 December 1900), besliste, dat de Congrescommissie alleen bevoegd bleefGa naar voetnoot(1). | |||||||
Het tweede Vlaamsch Studentencongres te Gent (Maart 1901)Den 10 Maart 1901 had Prof. A.G. van Hamel (van Groningen) te Gent reeds veel opschudding teweeggebracht door zijn optreden onder de VulgarisateursGa naar voetnoot(2), toen, eenige dagen later, de gansche stad in rep en roer geraakte ter gelegenheid van het tweede Vlaamsch Studentencongres ten voordeele van de vervlaamsching der Hoogeschool. Nauwelijks was de roode plakbrief der inrichtende commissie op de muren verschenen, of hij werd gevolgd door blauwe, groene, gele, paarsche, oranjekleurige, enz., die meest alle eenen zeer geweldigen toon aansloegen en de kalme burgerij in hare rust kwamen storen. Slechts in tijd van verkiezingen zag men zoo iets gebeuren. Zelfs de laatste algemeene verkiezing van 1900, na de ontbinding der beide Kamers, om het Parlement voor de eerste maal volgens het stelsel der evenredige vertegen- | |||||||
[pagina 177]
| |||||||
woordiging te vernieuwen, was te Gent kalmer afgeloopen en had niet tot zoo'n geweldigen plakkatenoorlog aanleiding gegeven. Het was de Association flamande pour la vulgarisation de la langue française, die over Gent dien stortvloed van plakbrieven liet regenen, waarin, met titels als: Samenzwering tegen de Hoogeschool van Gent en meer dergelijke, de geheele beweging voor eene clericale kuiperij werd gedoodverfd in eene ongehoorde taal: Moesten onze Vlaamsche ‘Boxers’Ga naar voetnoot(1), takkoord met de bisschoppelijke slaven, den val bewerken onzer Hoogeschool, het ware ieder jaar een verlies van meer dan een millioen voor de neringdoende burgers, logement- en hotelhouders, kleermakers, enz., enz. Terwijl de plakkatenoorlog gedurende een paar weken op de muren van Gent woedde, liepen er allerlei vreemde geruchten. Men kondigde aan, dat de Vulgarisateurs de meeting der studenten zouden komen storen; dat Anseele er zou verschijnen, omringd, als naar gewoonte, van zijne talrijke ‘claque’ uit Vooruit; dat de oppercommissaris van politie een vijftigtal agenten noodig achtte, om de bedreigde orde te handhaven, enz. Men had waarlijk kunnen denken, dat eene revolutie op handen was. Onmogelijk hadden de vijanden der Vlaamsche Hoogeschool eene kolossaler ‘réclame’ kunnen uitdenken ten voordeele van een vraagstuk, dat eenige jaren vroeger niemand kon warm maken. De Zondag 24 Maart brak aan, maar de revolutie bleef uit. Alles liep buitengewoon regelmatig en ordelijk af. 's Morgens hielden de studenten eene openbare meeting | |||||||
[pagina 178]
| |||||||
in den Valentino. Reporters van Gent, Antwerpen en Brussel verdrongen zich aan de tafel der pers. De groote zaal was stampvol. De student René De Clercq (de later bekende dichter) zat voor als voorzitter der clericale Rodenbachsvrienden met naast hem den voorzitter van 't liberale 't Zal wel gaan Paul Temmerman en de overige leden van het gemengd studentencomiteit. De vergadering was geestdriftig en woelig. Een paar tegensprekers werden weerlegd en uitgefloten. Van de talrijke redenaars, waaronder enkelen veel bombast en onzin verkondigden, noemen wij slechts Karel Lijbaert (Gent), Jan Wannyn (Gent), den christen-democraat De Backer (Aalst), den socialist advocaat Alberik De Swarte (Brussel), den oud-volksvertegenwoordiger Flor. Heuvelmans (Antwerpen) en Frans Reinhard (Brussel). Zeer toegejuicht werden de ingekomen brieven en telegrammen van Buls, senator Mertens (St-Nikolaas), burgemeester Jan Van Rijswijck, senator Picard, Julius Sabbe, Max Rooses, De Beucker, de volksvertegenwoordigers Verheyen en Buyl, den Antwerpschen tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond en den Liberalen Vlaamschen Bond der Scheldestad. 's Namiddags had het eigenlijk Studentencongres plaats in de ruime zaal van het Huis der Notarissen, in tegenwoordigheid der hoogleeraren Mac Leod, Bouqué en Obrie. De voorzitter van 't Zal wel gaan leidde de vergadering. Een viertal reporters waren opgekomen. Vooral het argument van de ontvolking en vernietiging der Gentsche Hoogeschool bij hare toekomstige vervlaamsching werd er ernstig besproken door den student A. Lodewijckx en den onderwijzer Johan Lefèvre. Leuvensche en Luiksche studenten namen deel aan het debat. Door advocaat De Swarte en anderen werd de vraag onderzocht, of eene wet noodig was tot vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Prof. Obrie gaf als zijne meening te kennen, dat een koninklijk besluit voldoende was. Andere zaken van bestuurlijken aard kwamen de bespreking verlammen en verwarrenGa naar voetnoot(1). | |||||||
[pagina 179]
| |||||||
Minder degelijk wellicht dan het eerste Congres van November 1899, was dat tweede zoo rumoerige van Maart 1901 nochtans veel indrukwekkender en veel belangrijker als propagandamiddel, dank zij vooral de hartstochtelijke medewerking der Vulgarisateurs, wier overdrijvingen en scheldwoorden op hoogen prijs mochten gesteld worden. Dagen lang hield nog te Gent en daarbuiten de polemiek in de persGa naar voetnoot(1) aan. Er scheen zelfs geen einde te zullen komen aan die kostelooze en onwaardeerbare ‘réclame’, indien Pastoor Renard, hoogleeraar in de mineralogie te Gent, niet plotseling eene beslissende afleiding aangebracht had, door zijn geruchtmakend afbreken met de Roomschkatholieke Kerk en door zijn huwelijk te Londen. | |||||||
De verklaring van De Vigne in de Liberale AssociatieTerwijl de meeting der Vlaamsche Studenten op Zondag 24 Maart in den Valentino 's voormiddags plaats had, hield de Liberale Associatie van het kiesdistrict Gent-Eekloo te gelijk hare jaarlijksche algemeene vergadering in de zaal Willem Tell. De gebeurtenis van den dag was de Nederlandsche redevoering van den voorzitter, volksvertegenwoordiger De Vigne. Hij meende te moeten waarschuwen tegen de gevaren, die aan eene radicale vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, volgens hem, waren verbonden; maar tevens verklaarde hij, als het ware namens de Gentsche liberale partij, dat eene hervorming der Hoogeschool onmisbaar en onvermijdelijk was, wilde men de Gentsche Alma Mater hare echte roeping in de Vlaamsche gewesten laten vervullen. Zeer krachtdadig en onder luide toejuichingen drukte hij er op, dat de liberale partij het grootste belang had in het behoud en in den bloei der Hoogeschool van Gent, die, of- | |||||||
[pagina 180]
| |||||||
schoon reeds gedeeltelijk in haar leeraarskorps geclericaliseerd, toch nog gebleven was ‘eene instelling van hooger onderwijs, waar elk confessioneel onderwijs uitgesloten is’, en daardoor voor onze Vlaamsche gewesten ‘eene weldoende en levendige bron van geestesontwikkeling, van wetenschap, van welvaart in alle opzichten’. Alzoo was nog steeds de Gentsche Hoogeschool ‘een brandpunt van liberalisme’, door de clericalen bedreigd en bestookt; en daarom moest men bij elke hervorming dier Hoogeschool uiterst omzichtig te werk gaan. Daarop volgde de veelbesproken verklaring, die wij hier in haar geheel opnemen: Maar omzichtigheid is noch onthouding noch stilstand. | |||||||
[pagina 181]
| |||||||
Met nadruk ontwikkelde De Vigne die stelling: Het is eene valsche, eene grondig valsche voorstelling, dat eene hoogeschool geen ander doel heeft dan wetenschappelijke kundigheden te verzekeren aan eenige bevoorrechte jongelui, opdat ze, als egoïsten, de schatten der wetenschap voor zich zelven zouden houden, ten einde aanzien en fortuin te verwerven uitsluitend voor zich zelven. Die zoo verhevene beschouwingen besloot De Vigne met de volgende practische wenken: Om dit doel te bereiken, ik verklaar het zeer luide, is het onnoodig in onze Hoogeschool de radicale hervormingen tot stand te brengen, die op dit oogenblik in eene andere plaats worden aangepredikt. Ik heb de overtuiging, dat het doel volkomen kan bereikt worden door bezadigde middelen, zonder eenige schade aan onze Hoogeschool toe te brengen, zonder éénen enkelen leerling uit de Hoogeschool te moeten verwijderen. Wat inderdaad veel liberalen wantrouwig maakte - en daar trokken de Vulgarisateurs vooral hun voordeel uit - was de vrees, dat de clericalen door middel harer vervlaamsching de Gentsche Hoogeschool ten val zouden brengen. De waarheid was immers, dat sedert 1830 (en reeds | |||||||
[pagina 182]
| |||||||
vroeger) de Hoogeschool der Arteveldestad steeds een doorn in 't oog der Belgische ultramontanen is geweest. Mgr. Delebecque, bisschop van Gent, en Mgr. Malou, bisschop van Brugge, hadden in vroegere jaren zeer heftige herderlijke mandementen uitgevaardigd tegen de goddelooze universiteit, waar Huet, Laurent, Callier, Wagener en meer andere beroemde, doch verdachte professoren doceerden. In den Senaat drong Lammens, een der leiders der Gentsche clericalen, bijna ieder jaar op hare afschaffing aan. De clericale bladen van Gent (Bien Public, Fondsenblad, enz.) waren haar steeds zeer vijandig en hemelden ten haren nadeele de bisschoppelijke vrije Hoogeschool van Leuven op. Het ‘péril clérical’, waarmede de Vulgarisateurs zoo behendig schermden, was aldus niet een belachelijke hersenschim. Te recht hield De Vigne er rekenschap mede; maar zijne beschouwingen over de noodzakelijkheid eener vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, hoe bezadigd en voorzichtig men ook zou te werk gaan, waren als een molensteen op het hoofd der Gentsche Vulgarisateurs en Walen, die blindelings vasthielden aan het dogma eener alleenzaligmakende louter Fransche Universiteit. Hunne verplettering was groot, en rondom de zoo toegejuichte verklaringen van De Vigne in de Liberale Associatie richtten zij, als naar gewoonte in dergelijke moeilijke gevallen, ‘la conspiration du silence’ in. Wat de Vlaamschgezinden betreft, De Vigne's redevoering was eene verrassing zoowel voor de aanhangers van het stelsel Mac Leod als voor de anderen. De eersten namen het hem overigens zeer kwalijk op, dat hij zich van de inrichters van het Studentencongres beslist afgescheiden had, om eene gematigder oplossing van het hangend vraagstuk aan te bevelen. De anderen dachten, dat het eene gebeurtenis van hooge beteekenis mocht heeten, wanneer in 1901 de voorzitter der Liberale Associatie van Gent plechtig en onder luide toejuichingen kwam verklaren, dat de uitsluitend Fransche Hoogeschool verouderd was en in den Vlaamschen zin moest hervormd worden. | |||||||
[pagina 183]
| |||||||
Ook De Vigne's redevoering werd, evenals het gelijktijdig Studentencongres zelf, in de pers heftig besproken, maar bijna uitsluitend onder Vlaamschgezinden. De Fransche pers, die vuur en vlam spuwde tegen de studenten, zweeg De Vigne dood. Diens rede was dan ook veel gevaarlijker dan alle meetingbombast. | |||||||
Wat zou de Kamer doen?Den 19 Mei 1901 had te Gent de gewone jaarlijksche algemeene vergadering der oud-leden van 't Zal wel gaan plaats. Julius Vuylsteke zat voor en op het gebruikelijk zeer gezellig banket van oud-leden en studenten sprak Prof. Paul Fredericq over de oneenigheden, die opgerezen waren aangaande de wijze van vervlaamsching der Hoogeschool. Daarop kondigden eenige dagbladen, waaronder de Flandre libérale, ten onrechte aan, dat de spreker voorspeld had, dat binnen kort een wetsontwerp in de Kamer zou neergelegd worden, strekkende om het tweetalig stelsel op de Gentsche Hoogeschool toe te passen. De voorstanders van het stelsel Mac Leod brachten dit nieuws in verband met de verklaring van De Vigne in de Liberale Associatie van Gent en beschouwden het als eene ramp, indien zoo'n wetsvoorstel moest worden ingediend. De zaken stonden overigens niet zoo ver; doch er was iets in voorbereiding, verzekerde men. Tot dan toe hadden de aanhangers van het stelsel Mac Leod nog geen enkelen volksvertegenwoordiger kunnen vinden, om aan de Kamer hunne oplossing (de trapsgewijze afschaffing der Fransche Hoogeschool van Gent) voor te stellen. Enkele Vlaamschgezinde parlementsleden hadden zich middelerwijl afgevraagd, of men wachten moest om iets te doen, totdat de Kamer tot eene zulkdanige afschaffing zou bekeerd zijn, hetgeen lange jaren kon aanloopen, en of men niet beter zou doen zonder tijdverlies met een gematigder voorstel op te komen. Het Volksbelang raadde zulks met nadruk aan, maar werd door al de orga- | |||||||
[pagina 184]
| |||||||
nen der Vlaamschgezinde pers daarin tegengesproken. Ook de Vlaamschgezinde studenten van Gent kwamen er beslist en heftig tegen opGa naar voetnoot(1). | |||||||
Het pleidooi van ‘Het Volksbelang’Ziehier de beweeggronden van Het Volksbelang (nr van 1 Juni 1901): Sedert dat het vraagstuk der Vlaamsche Hoogeschool op het Nederlandsch Congres van Antwerpen in 1896 werd gesteld en er uitliep op de samenstelling eener commissie, die de zaak grondig onderzocht en met een merkwaardig voorstel voor den dag kwam in het flink verslag van Prof. Mac Leod, - sedertdien is het vraagstuk snel vooruitgegaan. Wij mogen zeggen, dat de openbare meening in België allengskens wordt gewonnen en de Vlamingen iederen dag meer sympathie winnen op dat punt, zoolang zij de inrichting van een hooger onderwijs in hunne taal eischen. Wat de Walen en Franskiljons ongestoord sedert 1830 bezitten, mogen zij, Vlamingen, ook krijgen na meer dan 70 jaar, zegt ieder rechtvaardig burger. | |||||||
[pagina 185]
| |||||||
Hunne voornaamste tegenwerpingen zijn - en het groot publiek, vooral in de stad Gent, slikt ze welgevallig: 1o Het zou de ontvolking der Gentsche Hoogeschool voor gevolg hebben. 2o Er zouden geene studenten gevonden worden om de Vlaamsche leergangen te volgen. 3o Het zou eene nuttelooze en kolossale geldverspilling zijn. | |||||||
[pagina 186]
| |||||||
- dan zal men wel mogen aannemen, dat er onder de bevoegde vakmannen nog geene algemeene eenstemmigheid bestaat. De opschudding te Gent was zoo groot, dat acht afgevaardigden van den Bond der Gentsche maatschappijen, ontstaan na het StudentencongresGa naar voetnoot(1), aanstonds naar Brussel trokken, om met de Vlaamsche volksvertegenwoordigers te onderhandelen. Een tiental leden der KamerGa naar voetnoot(2) ontvingen den 30 Mei de afgevaardigden in eene afdeelingszaal van het Paleis der Natie en allerlei gedachten werden er gewisseld. De afgevaardigden trachtten vooral aan de volksvertegenwoordigers het groot gevaar te doen inzien, dat, volgens hen, aan eene tweetalige hoogeschool verbonden was. 's Anderendaags schreef De Vlaamsche Gazet van Brussel triomfantelijk: Wij mogen verzekeren, dat de tweetalige hoogeschool begraven is. Daarop schreef Het Volksbelang: De inlichtingen, die ons werden gebracht door De Vlaamsche Gazet, leeren ons, dat zes volksvertegenwoordigers het ‘ten volle’ eens zijn met het radicale stelsel der Commissie volgens het verslag van Prof. Mac Leod, namelijk: de uitsluitend Vlaamsche Hoogeschool. Het zijn de heeren Van Brussel, Buyl, Van Langendonck, Hoyois, Verheyen en LiefmansGa naar voetnoot(3). | |||||||
[pagina 187]
| |||||||
Wij verwachten van die heeren, dat zij zoo spoedig mogelijk een wetsvoorstel naar den zin van den heer Mac Leod en zijne vrienden bij de Kamer zullen indienen. Het spreekt immers van zelf, dat hun voorstel den voorrang moet hebben en dat de voorstanders eener proefwet er niet zullen aan denken dien rechtmatigen voorrang te betwisten. | |||||||
De CongrescommissieKort nadien, den 16 Juni, vergaderde op hare beurt de Congrescommissie te Antwerpen op het StadhuisGa naar voetnoot(1). De Vlaamsche Gazet zei over die zitting: De commissie heeft eenparig besloten hare besluiten ongewijzigd te behouden en in geen geval eene tweetalige hoogeschool of proefwet te dulden... Er zal hoegenaamd geene concessie gedaan worden... Een vertoog van beweegredenen zal aan de Parlementsleden gezonden worden, waarin ten krachtigste tot de eentaligheid der hoogeschool van het Vlaamsche land zal worden aangedrongen. Dit verslag was alweer onnauwkeurig, zooals drie der aanwezige leden aan Het Volksbelang meedeelden. De Commissie had integendeel reeds vroeger twee andersdenkende Gentsche hoogleeraren (Prof. Paul Fredericq en Prof. J. Vercoullie) in haren schoot geroepen, om hen te onderhooren over het tweetalig stelsel, dat zij er toegelicht hadden en verdedigd tegen hunnen collega Prof. Mac Leod. Men was zelfs overeengekomen, dat Prof. Fredericq eene memorie van toelichting zou opgesteld hebben over | |||||||
[pagina 188]
| |||||||
zijn tweetalig stelsel; maar de opwinding der tegenpartij, die alom te werk ging met verdachtmaking, verkettering en persoonlijke aanvallenGa naar voetnoot(1), bracht hem tot de overtuiging, dat hij zijnen tijd zou verspild hebben, met zulke hartstochtelijke voorstanders van het stelsel Mac Leod te willen bekeeren. Wat de Congrescommissie wel beslist had, was, dat zij aan den Minister van Binnenlandsche Zaken een gehoor zou vragen, om hem te verzoeken voortaan alleen zulke hoogleeraren te Gent te benoemen, die bij eene latere vervlaamsching der Hoogeschool in staat zouden zijn hunne lessen in het Nederlandsch te geven: Verder zou men zich met de Vlaamschgezinde volksvertegenwoordigers verstaan over een neer te leggen wetsvoorstel. Onder de minder rumoerige, maar niet minder belangrijke verschijnsels van dien tijd dient nog het volgende te worden aangestipt. Op uitnoodiging der Redactie van den Almanach de l'Université de Gand van 1901 schreef Prof. J. Vercoullie eene kleine bezadigde studie voor die uitgave der verfranschte liberale studenten. Zijn stuk (L'Université flamande) gaf de voornaamste argumenten op ten voordeele der vervlaamsching van ons hooger onderwijs en gaf tevens een volledig overzicht van het gebeurde sedert de verschijning van D. Ackers' artikel in Het Belfort van 1890Ga naar voetnoot(2). | |||||||
[pagina 189]
| |||||||
De verklaring van Minister De Trooz aan de studenten (Augustus 1901)De studenten waren de Congrescommissie in het ministerieel gehoor voor. In Augustus 1901 werden hunne vier afgevaardigdenGa naar voetnoot(1) te Brussel door den Minister van Binlandsche Zaken ontvangen. Ons Recht van Antwerpen gaf de volgende verklaring van Minister De Trooz als zijnde door hem aan de studenten gedaan: Ik denk, dat nu reeds gedeeltelijk voldoening werd geschonken aan de wenschen der Vlaamsche studenten, aangezien in de Faculteiten van wijsbegeerte en letteren er reeds een 20tal leergangen in 't Nederlandsch worden gedoceerd. | |||||||
[pagina 190]
| |||||||
In een vrij land als België zijn het eerst en vooral de volksvertegenwoordigers, aan den eenen kant, en de heeren professoren en studenten aan den anderen kant, die hierin aan de regeering den te volgen weg moeten aanduiden. Met zulke uitvluchten scheepte de sluwe Minister de Trooz de vier Vlaamschgezinde studenten af, niet zonder hun een lief complimentje te hebben aangeboden met deze woorden tot afscheid: Voor gij mijn kabinet verlaat, moet ik de commissie gelukwenschen over de groote geestdrift en de in België zoo zeldzame eensgezindheid, waarmee de Vlaamsche studenten van alle denkwijze ijveren voor het verkrijgen eener Nederlandsche hoogeschool. Opnieuw werden de jeugdige voorstanders van het stelsel Mac Leod naar hunne propaganda teruggezonden; en zij gingen dapper aan het voorbereiden van hun derde Congres, dat 't volgend jaar alweer te Gent zou gehouden worden. | |||||||
De voorbereiding van het derde Vlaamsch StudentencongresDat Congres moest op Zondag 2 Februari 1902 plaats hebben. Eenige dagen te voren kwam De Vlaamsche Gazet van Brussel (nr van 28 Januari) met een verrassend berichtje, dat veel opschudding verwekte: Naar wij vernemen, zou de heer Van de Walle, volksvertegenwoordiger van Mechelen, in de jongste vergadering der vooruitstrevende liberale linkerzijde eene motie hebben voorgesteld en doen aannemen, betrekkelijk de Vlaamsche Hoogeschool te Gent. | |||||||
[pagina 191]
| |||||||
Dit berichtje was onnauwkeurig. Men vernam weldra, dat de zaak der Vlaamsche Hoogeschool op geene der zittingen van de vooruitstrevende liberale linkerzijde besproken en nog veel minder beslist zou geweest zijn. Alleen hadden eenige liberale volksvertegenwoordigers der Vlaamsche gewesten onder elkander beraadslaagd over het antwoord, dat zij zouden geven op eenen brief, dien de inrichters van het Gentsch Studentencongres hun gezonden hadden om naar hunne meening te vernemen. De heeren Van de Walle (Mechelen), Termote (Brugge), Liefmans (Oudenaarde), Nolf (Ieperen), Van de Venne (Kortrijk), en Bauduin (Leuven), verklaarden zich in dien brief voor het tweetalig stelsel. Twee dagen vóór het Congres hielden dezelfde volksvertegenwoordigers (buiten Liefmans) met hunne collega's De Vigne (Gent), Verheyen (Antwerpen) en Buyl (Oostende) eene vergadering te Brussel in eene afdeelingszaal van het Paleis der Natie. Zij hadden de vaders der twee stelsels, Prof. Mac Leod en Prof. Fredericq op die bijeenkomst uitgenoodigd; en op het verzoek der parlementsleden gaven de twee Gentsche hoogleeraren hunne meening breedvoerig te kennen. Na aandachtig de wederzijdsche argumenten aanhoord en allerlei inlichtingen gevraagd en bekomen te hebben, bedankten de liberale volksvertegenwoordigers de twee professors, hun belovende onder elkander ernstig te onderzoeken wat hun te doen stond:
| |||||||
[pagina 192]
| |||||||
| |||||||
Het derde Vlaamsch Studentencongres te Gent (Februari 1902)Op den gestelden dag (2 Februari 1902) had te Gent het derde Vlaamsch Studentencongres plaatsGa naar voetnoot(1). 's Morgens hield men eene groote meeting in de zaal Valentino. De voorzitter van 't Zal wel gaan J. De Decker leidde de debatten, bijgestaan door J. Van Loy, voorzitter der Rodenbach's vrienden. Meer dan duizend toehoorders vulden de ruime zaal en een tiental reporters zaten aan de perstafel. Men begon met de antwoorden der volksvertegenwoordigers mede te deelen en te bespreken. Vijf (Buyl, De Backer, Maenhout, Van Brussel en Van Langendonck) verklaarden zich ten voordeele van het stelsel Mac Leod. Vijf (Van de Walle, Bauduin, Nolf, Van de Venne en Termote) gaven de voorkeur aan het tweetalig stelsel. De Vigne verklaarde zich voor eene gematigde oplossing, Tonnelier (Antwerpen) en Arthur Verhaegen (Gent) tegen elke trapsgewijze afschaffing der Fransche leergangen te Gent; Tonnelier zeide niet afkeerig te zijn van eene proef met Vlaamsche leergangen, maar liefst te Leuven. Anseele schreef, dat hij niet tegen de vervlaamsching was, maar er zich niet warm voor maken kon, daar werkman en boer aan eene hoogeschool toch niets hebben. Hij eischte eerst leerplicht en maximum van den werktijd (10 uren daags). Daarna werden geestdriftige redevoeringen uitgespro- | |||||||
[pagina 193]
| |||||||
man De Munninck, advocaat Gottigny, advocaat Planquaert, advocaat Prayon, Frans Reinhard, enz. Eenparig werd eene dagorde aangenomen, waarbij de meeting besloot de Regeering uit te noodigen zoo spoedig mogelijk eene wet aan te nemen, die de trapsgewijze en volledige vervlaamsching der Universiteit te Gent eenen aanvang doet nemen. 's Namiddags had in de bovenzaal van het Huis der Notarissen het Congres plaats, geleid door den voorzitter der Rodenbach's vrienden, in tegenwoordigheid van de hoogleeraren Mac Leod, Bouqué en Obrie en van andere Vlaamsche strijders, waaronder H. Meert, Johan Lefèvre, Karel Vander Cruyssen, Johan Kesler en Karel Bogaerd, mitsgaders een tiental dames. Meer dan 250 studenten waren opgekomen, ook enkelen uit Leuven, uit Brussel en zelfs uit Luik. Belangrijke verslagen werden medegedeeld over de verrichte werkzaamheden in de vier universiteiten. Daaruit bleek, dat te Brussel en te Luik, zooals wel te voorzien was, de meerderheid der studenten volkomen koel bleef, terwijl te Gent en te Leuven de gemoederen zeer warm waren. De antwoorden der volksvertegenwoordigers werden opnieuw uitvoerig en schamper besproken. Men besloot eenparig en geestdriftig het volgende schrijven te sturen aan degenen, die zich voor het tweetalig stelsel verklaard hadden: Hooggeachte Heeren, | |||||||
[pagina 194]
| |||||||
Verder werd nog gesproken over het inrichten van een verbond der Vlaamsche studenten, van een verbond der leerlingen uit de atheneums en geestelijke colleges en van een verbond der burgersmaatschappijen van Vlaamsch België met het oog op de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Een Leuvensch student (Doussy) handelde over Coremans' wetsvoorstel en bracht wraakroepende dingen aan het licht over de verfransching in de geestelijke gestichten van het middelbaar onderwijs van priesters, paters en nonnen. Maar het doel van 't Congres was vooral, zooals de voorzitter Van Loy zeer juist verklaarde, ‘het samentrekken der strijdkrachten voor het stelsel Mac Leod.’ En de secretaris I. Sebrechts zei eveneens: ‘Dit jaar hebben wij den strijd moeten voeren, niet zoozeer tegen de Vulgarisateurs als wel tegen Vlaamschgezinden, vijandig aan onze eischen.’ De redevoering van De Vigne in de Liberale Associatie, de toast van Prof. Fredericq op 't banket der oud-leden van 't Zal wel gaan, de voordracht van Prof. Vercoullie in den schoot der Studentencommissie, het antwoord van Minister de Trooz, de antwoorden der volksvertegenwoordigers werden beurtelings en hartstochtelijk weerlegd; en, toen Prof. Mac Leod het woord nam, brak een storm van toejuichingen los, waar geen einde aan scheen te komen. Aan allen gaf hij het geestdriftig opgevangen wachtwoord: Het grootste gevaar is, volgens mij, eene halve oplossing, of het tiende eener oplossing. Laat ons dus onze propaganda voortzetten en het verwezenlijken van ons ideaal verschuiven. Het derde Studentencongres was aldus zeer rustig afgeloopen en had in de buitenwereld weinig opschudding verwekt. Noch plakkatenoorlog noch perspolemiek gelijk het vorig jaar. De ‘réclame’ der Vulgarisateurs werd gemist en de zaak bleef in den engeren kring der Vlaamschgezinde voor- en tegenstanders van het stelsel Mac Leod. Men wist nu toch duidelijk, dat er slechts vijf volksvertegenwoordigers in de Kamer te vinden waren, die dat stelsel aan- | |||||||
[pagina 195]
| |||||||
namen: juist genoeg om een wetsvoorstel neer te leggen, daar het reglement der Kamer zulk getal handteekeningen vereischt. En zelfs die vijf moesten erkennen, dat de Kamer van de trapsgewijze afschaffing der Fransche leergangen aan de Gentsche Hoogeschool niet hooren wilde. Niettemin bleef Het Volksbelang preeken in de woestijn, wanneer het nogmaals aandrong op eene proef met tweetalige leergangen gedurende de lange jaren, die zouden noodig zijn om de Kamer te bekeerenGa naar voetnoot(1). | |||||||
De voordrachten van Mac Leod en Fredericq in ‘'t Zal’ (December 1902)Den 5 December 1902 hield Prof. Mac Leod in 't Zal wel gaan eene merkwaardige voordracht over de Vlaamsche Beweging, waarin hij de houding der drie Belgische staatspartijen tegenover haar besprak en vooral de liberalen laakte wegens hunnen opstand tegen hunne eigene taalwet van 1883, tegen de Kon. Vlaamsche AcademieGa naar voetnoot(2) en tegen de vervlaamsching der Hoogeschool. Te dier gelegenheid | |||||||
[pagina 196]
| |||||||
onderwierp Prof. Mac Leod de houding van De Vigne, Van Rijswijck, Prof. Fredericq, enz., aan eene niet malsche critiek en hij besloot: Ziedaar de oppositie, en wel de ergste van al, komende van de Flaminganten zelve. De heeren De Vigne en Van Rijswijck dwarsboomen de Vlaamsche Beweging, hetgeen haar den hardsten der slagen heeft toegebracht. Juist toen de redenaar zijne aangrijpende voordracht eindigde onder luid handgeklap, trad Prof. Fredericq toevallig binnen. Zoodra hij vernam wat er gebeurd was, bood hij aan, op eene volgende zitting van het Taalminnend Studentengenootschap zijne denkbeelden op zijne beurt te komen uiteen zetten, hetgeen gretig werd aangenomen. Zulks geschiedde dan ook eene week later, in tegenwoordigheid van Prof. Mac Leod, van C. De Bruyne en W. De Vreese, docenten aan de Hoogeschool, en van H. Meert, leeraar aan het Koninklijk Atheneum. Prof. Fredericq begon met het historiek van het gebruik der moedertaal te schetsen aan de Gentsche Hoogeschool sedert hare opening in 1817. Daarna deed hij hetzelfde voor de beweging tot hare vervlaamsching sedert het Antwerpsch Congres van 1896. Hij besloot met zijne beweegredens op te geven ten voordeele eener proef van tweetaligheid, nu men wist, dat gedurende nog lange jaren de Kamer weigeren zou het stelsel Mac Leod aan te nemen. Op die voordracht volgde eene levendige bespreking tusschen den redenaar en Prof. Mac Leod, De Vreese en Meert, die alle drie tegen hem optraden. Met groote belangstelling zaten de talrijke studenten te luisteren; en, al was het niet twijfelachtig, dat schier allen de voorkeur bleven geven aan het radicaler stelsel, toch hadden allen nu ook de argumenten der tegenpartij gehoord. Op velen maakte dit eigenaardig debat eenen diepen indrukGa naar voetnoot(1). | |||||||
[pagina 197]
| |||||||
Het vraagstuk in het Algemeen Nederlandsch Verbond (1903)De voorstanders van het stelsel Mac Leod brachten weldra het vraagstuk in groep B (België) van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Op de algemeene vergadering van den Gentschen tak had in Februari 1903 eene voorbereidende bespreking plaats, waarin de hoogleeraren Fredericq en Vercoullie het tweetalig stelsel verdedigden tegen Prayon, Fabri, Libbrecht en anderen. Het was ongeveer 2 uur 's namiddags, toen men overging tot de stemming. Van de vijftig aanwezige leden waren er dertig ter zitting gebleven en het stelsel Mac Leod zegevierde met ééne stem boven de volstrekte meerderheid (16 tegen 13 et 1 onthouding). Maar eenige dagen later (8 Maart) werd te Antwerpen de vergadering van al de Belgische takken gehouden. Daar werd het debat hervat en stond Prof. Fredericq tegen al de andere redenaars alleen: Prayon, Libbrecht, Haller von Ziegesaar, Fabri, J. Lefèvre, Reinhard en Adelfons HenderickxGa naar voetnoot(1). De bespreking was bijzonder warm. Te vergeefs trad Max Rooses tusschen beide kampen verzoenend op. Dezen keer was de uitslag niet twijfelachtig. Met de verpletterende meerderheid van 31 stemmen tegen 3 (Fredericq, Vercoullie en O. Van Hauwaert) werd Prayon's motie aangenomenGa naar voetnoot(2), luidende als volgt: Groep B (België) van het Algemeen Nederlandsch Verbond sluit zich aan bij het stelsel van trapsgewijze vervlaamsching der Hoogeschool van Gent, door de Congrescommissie (verslag Mac Leod) voorgesteld. De uitslag der stemming werd met een geestdriftig handgeklap begroet. Te recht schreef De Vlaamsche Gazet: | |||||||
[pagina 198]
| |||||||
Het is eene verpletterende nederlaag voor de partijgangers van de tweetalige Hoogeschool van Gent. Daarop antwoordde Het Volksbelang: Aan degenen, die zich zouden inbeelden, dat zoo iets, ook buiten het Algemeen Nederlandsch Verbond, van groot gewicht kan zijn, zullen wij de wijze woorden van den heer Max Rooses op de zitting van Antwerpen herhalen: ‘Zulke vraagstukken worden niet afgedaan, als onlangs te Gent op de vergadering van den plaatselijken tak, met 16 stemmen tegen 13 en 1 onthouding, of met eene grootere of eene kleinere meerderheid of minderheid.’ Over die stemmingen ontspon zich in de Vlaamsche pers eene vinnige polemiek, waarin vooral de leuke brief van Prof. Vercoullie aan De Vlaamsche Gazet van Brussel opgemerkt werd. In dien brief beproefde hij de aanhangers van het stelsel Mac Leod tot bedaardheid en verdraagzaamheid te bekeeren, en zei hij o.a.: De oplossing van den eisch van eene Vlaamsche Hoogeschool is wel het moeielijkste problema, waarvoor we ons konden bevinden... Ik meen, dat er van de Gentsche hoogleeraren en docenten 19 voor de Vlaamsche Hoogeschool zijn. Daarvan zijn er slechts 3 voor het stelsel van de Congrescommissie, waaronder natuurlijk de auteur (Prof. Mac Leod) zelf... Middelerwijl bleek het steeds duidelijker, dat de over- | |||||||
[pagina 199]
| |||||||
groote meerderheid der Vlaamschgezinden het stelsel Mac Leod beslist aanhing en van geene tweetalige hoogeschool hooren wilde. | |||||||
Het vierde Vlaamsch Studentencongres te Gent (Maart 1903)Den 22 Maart 1903 had te Gent het vierde Studentencongres plaats. Twee dagen te voren had de inrichtingscommissie aan Prof. Vercoullie laten weten, dat hij niet kon toegelaten worden als spreker over het tweetalig stelsel, aangezien het Congres voor doel had alleen het stelsel Mac Leod voor te staan. Op de voormiddagzitting hield Prof. Mac Leod eene zeer belangrijke en uitgebreide voordracht van een paar uren over het historiek der beweging en over alles wat met het vraagstuk der Vlaamsche Hoogeschool in verband stond. De volle zaal bevatte schier uitsluitend Gentsche studenten en belangstellendenGa naar voetnoot(1), benevens een paar studenten uit Luik, Leuven en Brussel, mitsgaders drie uit Leiden (afgevaardigden der studentenafdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond). De vergadering bracht aan den knappen redenaar eene reeks luidruchtige ovaties. 's Namiddags hield men eene tweede bijeenkomst van 3 tot 6 1/2 uren, voorgezeten door den student J. Van Roy. Brieven en telegrammen van instemming waren ingekomen van drie volksvertegenwoordigers (Buyl, Verheyen en Gielen), van Prof. A. Vermeylen (Brussel). van Léonce Du Catillon en anderen. De studenten uit Luik, Brussel en Leuven gaven verslag over hunne Vlaamsche feestelijkheden. De Gentsche student R. Verdeyen gaf insgelijks verslag over de werkzaamheden der Studentencom- | |||||||
[pagina 200]
| |||||||
missie en over het mislukken van haar petitionnement. Daarop volgde eene voordracht van Dr J. De Decker over het aanleeren der oude talen door het Nederlandsch in het middelbaar onderwijs. Frans Van den Weghe, leeraar aan het Kon. Atheneum van Oostende, roerde het vraagstuk der vervlaamsching van het hooger onderwijs aan, en drukte de hoop uit, dat Prof. Fredericq zich tot het stelsel Mac Leod zou laten bekeeren. Een ander spreker handelde verder over het wetsontwerp Coremans op de vrije colleges der geestelijkheid en de Leidsche student Cohen Stuart sprak in zeer hartelijke woorden over de belangstelling der Noord-Nederlandshe studenten in de Vlaamsche Beweging. Ten slotte werd besloten de voordracht van Prof. Mac Leod in brochure uit te geven en de propaganda voor zijn stelsel krachtdadig door te drijven. Tamelijk onsamenhangend was dit vierde Congres geweest; maar de groote gebeurtenis er van was de redevoering van Prof. Mac Leod. | |||||||
De brochure van Prof. Mac LeodMeer dan zes maanden later verscheen eindelijk deze merkwaardige voordracht en werd over het gansche land verspreidGa naar voetnoot(1). Prof. Mac Leod gaf daarin een zeer omstandig relaas van hetgeen gebeurd was sedert het 23e Nederlandsch Congres te Antwerpen in 1896. Vooral de naamlooze briefwisselaars der Flandre libérale, de Gentsche Vulgarisateurs, burgemeester Van Rijswijck, volksvertegenwoordiger De Vigne, Het Volksbelang en zijnen ambtgenoot der Universiteit Prof. Fredericq nam hij duchtig onder handen. Met allerlei argumenten bestreed hij het stelsel der tweetalige Hoogeschool en hij bezwoer de studenten met echt roerende woorden, om zonder onderscheid van poli- | |||||||
[pagina 201]
| |||||||
tieke richting de handen broederlijk ineen te slaan voor den triomf van het stelsel Mac Leod. Zich ten slotte beroepende op de beslissing van het Algemeen Nederlandsch Verbond te Antwerpen, verklaarde hij: Door die stemming werd het ‘tijdperk der stelsels’ gesloten. Tevens werd er door de gevoerde bespreking en door de stemming Op de bijeenkomst met de Kamerleden te Brussel in Januari 1902 had Prof. Mac Leod hun uitdrukkelijk gevraagd geen wetsvoorstel neer te leggen. Nu achtte hij integendeel, na de stemming te Antwerpen, het oogenblik daartoe gunstig: | |||||||
[pagina 202]
| |||||||
De gewaande oneenigheid was een van de redenen, waarom sommige volksvertegenwoordigers besluiteloos waren. Na de stemming van 8 Maart kan die reden niet langer gelden... Het neerleggen van een wetsontwerp en eene bespreking in het Parlement moeten wij ten zeerste verlangen, al moest dit ook met eene nederlaag eindigen. Die hartstochtelijke brochure onderscheidde zich, gelijk alles wat uit de pen van den knappen Gentschen hoogleeraar vloeide, door eenen diepen ernst, eene groote kracht van overvloedige beweegredens, eenen flinken stijl en eene aanstekelijke warmte van overtuiging; maar onnauwkeurigheden en overdrijvingen, gemis aan waardeering van andersdenkenden en daaruit spruitende verdachtmaking waren er, als gewoonlijk, de keerzijde van. In de volgende weken moest Prof. Mac Leod overigens zelf ondervinden, dat zijn victoriekraaien voorbarig was geweest en dat ‘het tijdperk der stelsels’ nog geenszins gesloten was. Middelerwijl zond, in November 1903, het Nationaal Vlaamsch Verbond een plechtig open adresGa naar voetnoot(1) aan den Koning, hem herinnerende, dat hij op Nieuwjaarsdag aan den Senaat als zijnen wensch te kennen gegeven had, dat de 75ste verjaring van België's onafhankelijkheid in 1905 zou gevierd worden door de eene of andere groote hervorming ten bate van het Belgische volk. Als dusdanig wees het Nationaal Vlaamsch Verbond de vervlaamsching der Gentsche Universiteit aan. | |||||||
[pagina 203]
| |||||||
maakt had, kwam opeens de rust der zegevierende aanhangers van het stelsel Mac Leod storenGa naar voetnoot(1). Op eene zitting van den Vlaamschen Volksraad, te Brussel in November 1903 onder het voorzitterschap van Prayon gehouden, onderwierp De Raet dat stelsel aan eene onmeedoogende critiek, op geheel nieuwe beschouwingen gesteund. Hij sprak anderhalf uur, deelde, als een tweede Hector Denis, twintig schematische tabellen en tien diagrammen mede en trachtte met cijfers en feiten te bewijzen:
| |||||||
[pagina 204]
| |||||||
Er waren slechts twaalf stemgerechtigden op de zitting van den Vlaamschen Volksraad aanwezig. Doch de bespreking over dit betoog van anderhalf uur duurde zelve bijna twee uren. Eenparig weigerde de Volksraad gehoor te geven aan die verpletterende critiek en hij handhaafde het stelsel Mac Leod. De Volksraad besliste dienvolgens, dat men aan den bevoegden Minister vragen zou bij Koninklijk besluit het stelsel Mac Leod te Gent in te voeren, als wijziging van art. 5 van het Koninklijk besluit van 9 November 1849, waarbij het gebruik der Fransche taal in de Staatshoogescholen was voorgeschreven geworden. Indien de Minister weigerde, moesten de Vlaamschgezinde volksvertegenwoordigers een wetsvoorstel bij de Kamer indienen. Men poogde eerst het optreden van De Raet dood te zwijgen en men verklaarde, dat die critiek te laat kwam, | |||||||
[pagina 205]
| |||||||
nu alle Vlaamschgezinden het eens waren over het stelsel Mac Leod, dat De Raet ‘achter het net vischte’, enz. Maar deze liet zich niet worgen. Hij maakte zijne critiek in Het Volksbelang bekend en hij kondigde aan, dat hij haar met al zijne tabellen en diagrammen in 't licht zou geven en aan het oordeel van het publiek onderwerpen. Het Volksbelang schreef daarop: Het vraagstuk der vervlaamsching van ons hooger onderwijs te Gent is eene wetenschappelijke kwestie, die met feiten, cijfers en beweegredenen moet bestudeerd worden, niet met scheldwoorden noch verdachtmaking, zooals velen schijnen te denken. | |||||||
Het vijfde Vlaamsch Studentencongres te Gent (Februari 1904)Blijkbaar had De Raet's critiek, waarop eerst zoo goed als niets werd geantwoord, de geestdrift der aanhangers van het stelsel Mac Leod over hunne victorie in het Algemeen Nederlandsch Verbond eenigszins bekoeld. Zij waren als ontredderd; zij besloten het aanstaande Studentencongres op nieuwe grondslagen te vestigen en er ‘eene wetenschappelijke richting’ aan te geven, buiten de hangende twistvragen. Het Congres zou gesplitst zijn in vier afdeelingen (geneeskunde, wijsbegeerte en letteren, rechten, wetenschappen), waarin allerlei zuiver wetenschappelijke onderwerpen door studenten der vier hoogescholen in het Nederlandsch zouden worden behandeld. Het omstandig programma gaf als dusdanig op: de maagziekten, het alkoholisme, de hysterie, de werking van de maag bij het rund, de koloniale ondernemingen in Amerika, de kunst in de Rijnlanden tijdens de middeleeuwen, de middel- | |||||||
[pagina 206]
| |||||||
eeuwsche visioenen en Dante's Divina Commedia, het formalisme en het oud-Vlaamsch recht, het jachtrecht, de gisting, de mechanica in de sterrekunde, de radio-activiteit der stof, de bepaling van den werkingsgraad van eene dynamo-machine, enz., enz. 's Namiddags zou eene algemeene openbare vergadering worden gehouden, waartoe sprekers der vier politieke Staatspartijen zouden uitgenoodigd worden. De vier afdeelingen, die beraadslaagden onder de leiding van studenten, stonden onder het eerevoorzitterschap der hoogleeraren Van Duyse, Obrie en Mac Leod en van Dr W. De Vreese, docent aan de Hoogeschool. Deze laatste wenschte, na afloop der voormiddagzittingen, het Congres geluk met zijne nieuwe inrichting en besloot zijne toespraak als volgt: Zegt vaarwel aan de politiek. Door de politiek kunt gij spoedig lauweren behalen; maar vergeet niet, dat het slechts lauweren zijn van éénen dag. In de politiek maakt men u slaven en neerlijke menschen. Bij u zij het: Vlaamschgezind bovenal! Vlaanderen bovenal! De namiddagzitting werd bijgewoond door ongeveer 125 studenten (waaronder enkele van Leuven, Brussel en Luik) met andere belangstellenden, in de bovenzaal van het Notarishuis. Twee Leidsche studenten waren ook opgekomen. De voorzitter der Rodenbach's vrienden Van Oye leidde de vergaderingGa naar voetnoot(1), waarop vooral gesproken werd over ‘de nieuwe richting’ der Studentencongressen. De eerste uitslag was inderdaad zeer bemoedigend: 25 studenten uit de vier Belgische Hoogescholen hadden 's morgens in de afdeelingen wetenschappelijke vraagstukken in 't Nederlandsch behandeld. Er werd bekend gemaakt, dat te Gent en te Leuven studentenkringen van wetenschappelijke studie waren tot stand gekomen en bloeiden. De | |||||||
[pagina 207]
| |||||||
Leidsche student Joekes sprak over de ontworpene vacantieleergangen te Leiden. Daarna kwamen de niet-studenten aan het woord: Prayon, Karel Lijbaert, Amaat Cassiers, Dr Sano, A. Van Waesberghe, enz. Prayon verdedigde zeer kalm het stelsel Mac Leod als zijnde noch te radicaal noch te gematigd; Lijbaert brak eene lans ten voordeele van het wetsvoorstel Coremans en kondigde onder algemeene toejuichingen kranig aan, dat hij het in den Gentschen gemeenteraad eerlang uit al zijne macht zou verdedigenGa naar voetnoot(1), enz. Een Vlaamsch concert besloot 's avonds het Congres, dat een zeer rustig en ernstig wetenschappelijk karakter droegGa naar voetnoot(2). Het was een belangrijk bewijs voor het veldwinnen der Vlaamsche wetenschappelijke beweging onder de studeerende jeugd der Belgische hoogescholen; maar het groote publiek en de pers lieten er zich weinig aan gelegen. Het Studentencongres verwekte geene de minste opschudding meer buiten den kring der Vlaamschgezinden. Het trof vreemd, dat 's daags na 't Congres (29 Februari) de Gentsche tak van 't Algemeen Nederlandsch Verbond in zijnen schoot ingenieur De Raet als spreker zag optreden over de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Een veertigtal toehoorders en toehoorderessen (waaronder enkele studenten, inrichters van het Congres) waren opgekomen in hetzelfde Notarishuis. Gedurende twee volle uren gaf De Raet zijne cijfers, tabellen en argumenten tegen het stelsel Mac Leod ten beste. Vooral trachtte hij te bewijzen, dat dit stelsel, buiten wete zijner aanhangers, juist leiden moest tot eene tweetalige hoogeschool en dat het veel grootere geldoffers vergen zou dan het tweetalig stelsel van Fredericq en Vercoullie. Ook betoogde de spreker, hoe onverantwoor- | |||||||
[pagina 208]
| |||||||
delijk het was de bijzondere Technische scholen der Gentsche Universiteit buiten de vervlaamsching te sluiten, nu dat de ontdekking der kolenmijnen in de Antwerpsche en Limburgsche Kempen de toekomst van het Vlaamsche ras in België bedreigde met eene overrompeling dier zuiver Vlaamsch gebleven gewesten door eene immigratie van Waalsche ingenieurs en mijnwerkers. In die aanstaande crisis moest men vooral mogen rekenen op talrijke Vlaamsche vakmannen, die zonder uitstel zouden moeten gevormd worden in de vervlaamschte technische afdeeling van Gent. Overigens verklaarde zich De Raet niet alleen tegen het stelsel Mac Leod, maar ook tegen al de andere van De Vigne, Fredericq, Van Rijswijck, enz. De aanwezige studenten, die nog tot daags te voren het stelsel Mac Leod als eene soort van dogma hadden beschouwd, waren niet weinig onthutst door die onverbiddelijke en zoo door en door wetenschappelijke critiek van De Raet. Er werd besloten in eene volgende zitting van den Tak de zaak te bespreken; maar aan dit besluit werd geen gevolg gegeven. | |||||||
De Backer in de Kamer (April 1904)Eenige weken later vond Prof. Mac Leod eindelijk een Kamerlid, dat handelend optreden wilde in het Parlement. Het was de christen-democraat A. De Backer, volksvertegenwoordiger van Aalst, een der meest Vlaamschgezinde leden der Kamer. In de zitting van 22 April 1904 stelde De Backer aan Minister de Trooz de volgende vraag: Bij het vertoogschrift van 9 December 1903 verzocht de Vlaamsche Volksraad den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, art. 5 van het koninklijk besluit van 9 December 1849 houdende verordening tot inrichting van Staatshoogescholen, artikel luidende als volgt: ‘Les leçons sont données en langue française; néanmoins, le ministre pourra, par exception, autoriser l'emploi d'une autre langue dans certaines branches de l'enseignement universitaire’ in te trekken en te vervangen door den volgenden tekst: ‘De lessen worden gegeven in de Nederlandsche taal ter hoo- | |||||||
[pagina 209]
| |||||||
geschool van Gent; in de Fransche taal, ter hoogeschool van Luik. De thans aangestelde leeraars, die, bij den aanvang van het academisch jaar 1905-1906, ter hoogeschool van Gent zullen doceeren, zullen op hun verzoek kunnen gemachtigd worden om zich voor hun onderwijs van het Fransch te blijven bedienen.’ Op de vraag van De Backer gaf de Minister droogweg het lakonische antwoord: Een zoo gewichtig en zoozeer betwist vraagstuk is niet op te lossen bij koninklijk besluit. Aldus afgescheept door den Minister, was De Backer voornemens gebruik te maken van zijn parlementair initiatief om een wetsvoorstel in te dienen; maar een voorbarige dood kwam den sympathieken christen-democraat als het ware wegstelen. | |||||||
Het zesde Vlaamsch Studentencongres te Gent (Maart 1905)Dit zesde CongresGa naar voetnoot(1) werd voorgezeten door den student Faure, van 't Zal wel gaan. De Brusselsche en Luiksche | |||||||
[pagina 210]
| |||||||
studenten waren weggebleven, maar zeven afgevaardigden van Leiden waren opgekomen. Evenals het voorgaande jaar, was het Congres 's morgens in afdeelingen gesplitst, waar studenten allerlei vraagstukken van algemeen wetenschappelijken aard behandelden als: de vereenvoudiging der Nederlandsche schrijftaal, het woord zich, Multatuli, den oorsprong der stad Antwerpen, de Vredesconferentie van den Haag, de ongevallenwet, het onderzoek naar het vaderschap, de betalingsonmacht, de zenuwen, de pathologische ontleedkunde, de vaginatie, de Vlaamsche wetenschappelijke boeken van 1830 tot 1860, de grondverplaatsing, de Vlaamsche duinen, de stikstofgisting in den grond en andere vraagstukken van natuurwetenschap en mathesis. Dat was alweer een sprekend bewijs, dat een deel der Vlaamsche studeerende jeugd (studenten van Gent en van Leuven waren aan 't woord geweest) uit eigene beweging de wetenschap in hunne moedertaal wilde beoefenen. Op de algemeene namiddagzitting werden allerlei zaken besproken: de tweede aanstaande vacantieleergangen te Leiden, een brief ingekomen vanwege de Association flamande pour la vulgarisation de la langue française, de afwezigheid der Brusselsche studenten, enz. Het optreden van Prof. Mac Leod en van den bekenden socialistischen leider Anseele waren de voornaamste gebeurtenissen der vergadering. Prof. Mac Leod predikte de samenwerking der studenten van alle politieke partijen aan, alsmede de beoefening hunner wetenschappelijke vakken door middel der Nederlandsche taal. Wat Anseele betreft, hij verklaarde, dat de werkerspartij zich voor het vraagstuk der vervlaamsching van het hooger onderwijs onmogelijk kon warm maken, daar het eene zaak der burgerij is. Eerst wilde hij het volksonderwijs zien verbeteren. Een jonge clericale Vlaamschgezinde (Alfons Sevens) antwoordde voor de vuist met eene zeer toegejuichte repliek, waarin hij aan Anseele aantoonde, hoe allerlei schreeuwende misbruiken, die op den Vlaamschen werkman wegen, zouden verdwijnen, indien de hoogeschool in Vlaamsch België advo- | |||||||
[pagina 211]
| |||||||
caten, dokters, magistraten en verdere ambtenaars vormde, die de volkstaal behoorlijk kenden en met het volk in voeling konden leven. Er werd besloten dit vraagstuk verder te behandelen in een openbaar twistgesprek, dat in het socialistisch lokaal Ons Huis op de Vrijdagmarkt zou plaats grijpen. Na een hartelijk woord van twee Leidsche studenten (Visser en de Meester) werd het Congres gesloten. | |||||||
De bedeesde houding der Leuvensche studenten (April 1905)Ook de Vlaamsche studenten van Leuven kwamen in dien tijd op tegen hunne louter Fransche Hoogeschool, maar zij deden het op de meest eerbiedige en bedeesde wijze. Twee hunner afgevaardigden (Leo Van Puyvelde en August Fierens) overhandigden in April 1905 aan den rector magnificus der bisschoppelijke Alma Mater, Mgr. Hebbelynck, een schuchter vertoogschrift, waarin niet de trapsgewijze vervlaamsching der leergangen werd gevraagd, zooals voor de Gentsche Hoogeschool, verre van daar! Na gewezen te hebben op het wetenschappelijk belang der Vlaamsche studenten en ook op dat der ‘Katholieke zaak’, zei het stuk: Wij nemen dus de vrijheid met den diepsten eerbied van Uwe Hoogwaardigheid en van de bevoegde academische overheid te verzoeken: 1o dat het aan de professoren zou toegelaten zijn, op hun persoonlijk goedvinden af, de studenten, die het aanvragen, hun examen in het Vlaamsch af te nemen over het vak, dat de professoren onderscheidelijk doceeren; 2o dat Uwe Hoogwaardigheid welwillend zou onderzoeken, of niets kan gedaan worden van overheidswege voor de kennis, onder de studenten, van de Nederlandsche vakwoorden in de verschillende wetenschappen. Dit deemoedig vertoogschrift, bekleed met de handteekeningen der voorzitters en bestuursleden van vele Vlaamsche studentenkringen der Leuvensche hoogeschool | |||||||
[pagina 212]
| |||||||
(Vlaamsch Verbond, Tijd en Vlijt, Sociale Sprekersbond, Landbouwkring, St Thomasgenootschap, Taal en kennis, Germania), bleef zonder eenig gevolg. | |||||||
Het twistgesprek in ‘Ons Huis’ (Mei 1905)Twee avondvergaderingen (8 en 29 Mei 1905) werden aan het aangekondigde twistgesprek in het lokaal der socialisten Ons Huis te Gent besteed. De student O. De Gruyter stond er eerst alleen tegenover Anseele, gelijk Léonce Du Catillon in een vroeger debat (1894). De Gruyter, zelf een socialist, was bijzonder zwak, en Anseele gaf als naar gewoonte eene ophemeling van het socialisme ten beste. Daarop volgde eene tamelijk verwarde bespreking, waarin Alfons Sevens zich met eene pakkende redevoering door het overwegend socialistisch-gezind publiek warm wist te doen toejuichen. Het debat rolde overigens veel meer over het socialisme en de Vlaamsche Beweging in 't algemeen dan over de vervlaamsching van het hooger onderwijs. De socialisten hadden voor doel de uitmuntendheid hunner partij uit te bazuinen en de Vlaamsche Beweging te kleineeren als bekrompen en belachelijk. Het handvol jonge Vlaamschgezinden, die den moed gehad hadden in het lokaal der Gentsche socialisten hunne idealen te gaan verdedigen, werden in den steek gelaten door de drie studenten O. De Gruyter, De Man en J. Van Roy, die het twistgesprek op het Studentencongres uitgelokt hadden en zich nu bij Anseele aansloten. In den naam der Vlaamschgezinden had B. Maes de volgende dagorde neergelegd: De vergaderingen, op 8 en 29 Mei gehouden in Ons Huis, na de verschillende sprekers in het debat over de Vlaamsche zaak en de werkersbeweging gehoord te hebben, verklaren: | |||||||
[pagina 213]
| |||||||
hebben moet voor de verstandelijke, zedelijke en dus ook economische ontwikkeling van ons volk; Tegen deze dagorde, die vooral eene hulde was aan de Vlaamsche Beweging wegens hare democratische beteekenis, stelden volksvertegenwoordiger Anseele en A. Bogaerts (opsteller van Vooruit), bijgetreden door de drie studenten De Gruyter, De Man en Van Roy, de volgende motie, die de eenzijdige ophemeling van het socialisme verkondigde: Aangezien het programma der Werkliedenpartij de gelijkheid der beide landstalen uitroept en hare volksvertegenwoordigers en senators, zoowel Walen als Vlamingen, bij elke gelegenheid door hun optreden en hunne stemmingen dat gelijkheidsstreven hebben bevestigd; Deze laatste dagorde werd, verzekerde het orgaan der socialisten Vooruit, ‘met overgroote meerderheid en on- | |||||||
[pagina 214]
| |||||||
der luide toejuichingen aangenomen.’ De opsteller Bogaerts stak in zijn blad de loftrompet: En nu, schrijft Anseele mij daar even, staan wij rotsvast! Wij hebben de Vlaamsche kwestie vastgeketend aan de zedelijke en stoffelijke volksverheffingGa naar voetnoot(1). | |||||||
Een wetsvoorstel in de Kamer neergelegd (Mei 1905)In diezelfde Meimaand 1905 legde Pastoor Daens met vier zijner collega's (zijnen broeder Pieter, de liberalen Persoons en Verheyen en den socialist Van Langendonck) het volgend wetsvoorstel neer, dat zich geheel aansloot bij de ondervraging van wijlen De Backer in April van 't voorgaande jaar: Bij art. 1 der wet van 27 September 1835, houdende inrichting van het hooger onderwijs, gewijzigd door de wet van 15 Juli 1849, worden de volgende bepalingen gevoegd: Zooals men ziet, beoogde dit wetsvoorstel niet uitdrukkelijk de invoering van het stelsel Mac Leod te GentGa naar voetnoot(2). | |||||||
[pagina 215]
| |||||||
Het was overigens eene zuiver platonische betooging, eene loutere bevestiging van het beginsel. De vijf onderteekenaars waren er zelven zoo zeer van overtuigd, dat zij slechts een half jaar later, den 10 November, de gebruikelijke memorie van toelichting bij hun wetsvoorstel indiendenGa naar voetnoot(1). De liberale Vlaamschgezinde Kamerleden, die eene gematigder oplossing genegen waren, oordeelden het overbodig ook van hunnen kant met een platonisch tegenvoorstel voor den dag te komen. Op de algemeene vergadering van het Willems-fonds (29 October 1905) werd het vraagstuk opgeworpen door T'Sjoen (Brussel) die zich tegen elke oneenigheid en verdachtmaking verklaarde, en er bijvoegde: De heer L. De Raet heeft met glans bewezen, dat de heer Mac Leod, gezien de nieuwe toestanden, o.a. de ontdekking van het kolenbekken in Limburg, niet ver genoeg gaat. Daarop volgde eene uitgebreide bespreking, die uitliep op het eenparig aannemen van de volgende motie van algemeene strekking: Het Willems-fonds vraagt eerbiedig en uitdrukkelijk aan de Regeering en aan de Kamers onverwijld over te gaan tot de geleidelijke vervlaamsching van de Hoogeschool van Gent. Eenige dagen later, den 2 November 1905, hield de oud-burgemeester Buls op de algemeene vergadering der Ligue de l'enseignement, te Brussel, als voorzitter der Ligue, eene plechtige redevoering, die weldra in druk verscheen en veel gerucht maakte. Hij verklaarde zich o.a. onbewimpeld ten voordeele eener Vlaamsche Hoogeschool en zei tot verbazing van velen onder zijne toehoorders en lezers: | |||||||
[pagina 216]
| |||||||
Zoolang Vlaanderen geene Vlaamsche Hoogeschool bezit, zal de Vlaamsche beschaving onvolledig zijn. Schier te gelijk hield De Raet in de hoofdstad, in het Kunstgenootschap De Distel, eene uitgebreide voordracht over zijn stelsel. Beide redevoeringen waren van hooge beteekenis: die van Buls, om te bewijzen, dat de rechtvaardigheid der vervlaamsching van het hooger onderwijs in Vlaamsch België meer en meer werd erkend; en die van De Raet, om aan te toonen, dat het stelsel Mac Leod niet de alleenzaligmakende waarheid bevatte en dat ‘het tijdperk der stelsels’ geenszins gesloten was. | |||||||
Het zevende Vlaamsch Studentencongres te Gent (18 Februari 1906)Voor de zevende maal hielden de studenten hun Congres in de Arteveldestad. 's Morgens vergaderden de afdeelingen wijsbegeerte en letteren, rechten, geneeskunde en natuurwetenschappen in een viertal gehoorzalen der Hoogeschool, die bereidwillig door den Bestuurder-opziener der Universiteit, Prof. Vander Linden, ter beschikking van het Congres waren gesteld, hetgeen als eene officieele goedkeuring was en het overwegend wetenschappelijk karakter der bijeenkomst nog versterkte. De volgende onderwerpen werden door studenten uit Gent, Leuven, Brussel en Antwerpen o.a. behandeld: wederkeerig dienstbetoon in de middeleeuwsche steden, Gerlach Peters, Jan Frans Willems, de evolutie van West-Europa, de Nederlandsche handel vóór de opkomst der gemeenten, rechterlijke photographie, de misdadige jeugd, het oude waterrecht in Vlaanderen, het hedendaagsch strafrecht, de genesis van de reuzencellen, de teringlijders, het zenuwlijden, de Noorsche stavekerken, kontrolvereenigingen, moderne stoomketels, insectenetende planten, waterwerken, weerkunde, de eenheid der stof, enz. Voor het eerst trad ook een Noord-Nederlandsch student als spreker op naast de | |||||||
[pagina 217]
| |||||||
Vlaamsche, namelijk A.B. Cohen Stuart, van Leiden, over de Grondwet van 1815, in de afdeeling der rechten. Aan de hoogleeraren De Ceuleneer en Obrie en aan Dr W. De Vreese, docent aan de Hoogeschool, die afdeelingszittingen bijwoonden, werd hulde gebracht. 's Namiddags had de algemeene vergadering plaats in het gewoon lokaal der vroegere congressen: het Huis der Notarissen. De student Goossenaerts, der Rodenbach's vrienden, zat voor. Het oprichten van een Algemeen Vlaamsch Studentenverbond buiten elke politieke richting werd breedvoerig besproken. Verscheidene Leuvensche studenten verklaarden er zich beslist tegen, omdat de onzijdigheid in hunne oogen onmogelijk was. Een geestelijk leeraar uit het Walenland kwam zelfs verklaren, dat hij zulk verbond met vrijdenkers gevaarlijk achtte voor jonge katholieke studenten: ‘Zij staan nog niet vast genoeg in hunne schoenen en zijn niet bestand tegen ketterijen.’ Brusselsche en Gentsche studenten integendeel verkondigden met warmte de leer der ‘samenwerking’ van allen als Vlaamschgezinden: ‘Het wordt tijd met alle politiek af te breken. Elk scheure zich van zijne partij af. Om iets te zijn, moeten wij Vlamingen zijn. De Vlaamschgezinde partij moet zelfstandig optreden. Men scheure zich dus af van alle partij!’ enz. Na veel geharrewar werd besloten te Brussel eene vergadering te houden van afgevaardigden uit de vier Belgische hoogescholen, om de stichting van het Verbond voor te bereiden. Er schijnt later niets van gekomen te zijn. Een Leidsch student (Kielstra), afgevaardigde der Studentenafdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond zijner universiteit, sprak daarna over de aanstaande tweede vacantieleergangen, die aldaar in September zouden gehouden worden. Hij wees op het welslagen der eerste poging in September van 't verleden jaar, ‘dank zij de taaie volharding der Leidsche studenten, dank zij den Bond der Oud-leden van 't Zal wel gaan, die beurzen ter beschikking stelde, en dank zij de heeren Professoren Fredericq en Vercoullie, die geestelijk en moreel ge- | |||||||
[pagina 218]
| |||||||
steund hebben’Ga naar voetnoot(1). Verder hield Dr W. De Vreese eene belangrijke rede over Nederlandsche en Germaansche philologie, waarop de student Goossenaerts onder algemeen handgeklap hem begroette als ‘onzen Zuidnederlandschen De Vries’. Advokaat Dosfel van Dendermonde sprak nog over de Vlaamsche rechtsliteratuur sedert 1830 en het Congres werd gevolgd door het bezoeken eener uitstalling van Nederlandsche letterkundige en wetenschappelijke werken, door eenen Gentschen boekhandelaar ingericht in eene zaal van het Huis der Notarissen. Dit zevende Studentencongres was eene echte vergadering van aankomende geleerden geweest. Prof. De Ceuleneer wenschte er de studenten geluk mee en Dr W. De Vreese zei hun openhartig welwillend: ‘Alles is wel niet oorspronkelijk, maar dat hoeft ook niet. Op de hoogte zijn of trachten te zijn van wat de grooten zeggen, en dat dan op eene duidelijke manier weten te vertellen, zoodanig dat de toehoorder een helder besef krijgt van hetgeen voorgedragen wordt, is al een groote stap vooruit.’ De ingeschreven sprekers waren in de afdeelingen zoo talrijk, dat zij niet allen aan het woord konden komen. Opgetogen riep de voorzitter Goossenaerts uit: ‘Als 't zoo voortgaat, zal 't Congres aanstaande jaar twee dagen moeten duren.’ Dit alles getuigde van ernst, zelfvertrouwen en jeugdigen overmoed. Maar dat zevende Congres is tot hiertoe het laatste geweest. Prof. Mac Leod was er niet op verschenen; de instelling miste zijne stuwkracht en ging, ten minste tijdelijk, ten onder. | |||||||
[pagina 219]
| |||||||
De houding van Prof. Mac LeodDe afwezigheid van Prof. Mac Leod, die tot dan toe de ziel en de inrichter der Vlaamsche Studentencongressen van Gent geweest was, had iedereen verwonderd. A.B. Cohen Stuart, een der opgekomen Leidsche studenten, die van zijn verblijf in de Arteveldestad gebruik gemaakt had om de hoogleeraren Mac Leod, Fredericq en Vercoullie alsmede Dr De Vreese te gaan intervieweren, bracht de uitlegging dier verrassende houding aan in een stuk verschenen in De Nieuwe Courant van 's Gravenhage (Nr van 25 Februari 1906): De reden, waarom Prof. Mac Leod zich ditmaal onthouden heeft, - schreef hij, - hebben wij van hem vernomen, toen we hem opgezocht hadden in zijn laboratorium, dat door den grooten Botanischen tuin is omgeven. De hooggeleerde was met onderzoekingen bezig, maar stond ons met groote bereidwilligheid geruimen tijd te woord. Nadat hij ook zijne samenvatting van het oordeel der drie andere Gentsche professorsGa naar voetnoot(1) had medegedeeld, besloot Cohen Stuart: | |||||||
[pagina 220]
| |||||||
Zooals men ziet, zijn de Vlaamschgezinde hoogleeraren aan de Gentsche Hoogeschool het onderling lang niet eens... Wat moet er onder deze omstandigheden van de Hoogeschoolvervlaamsching worden? Wij denken onwillekeurig aan het opschrift der munten van de Vereenigde Provinciën na het sluiten der Unie van Utrecht: Incertum quo fata ferant. Maar, terwijl Prof. Mac Leod, verbitterd door den tegenstand, dien zijn stelsel ondervond, alsmede zijne collega's Fredericq en Vercoullie, afgeschrikt door scheldwoorden en verdachtmaking, de handen in den schoot gelegd hadden, was er één man, die geen oogenblik wankelde, die met kalme taaiheid en bedaarde aanhoudendheid zijn stelsel van vervlaamsching onwrikbaar staande hield en het aan de aandacht der openbare meening tegen wil en dank wist op te dringen. | |||||||
Het boek van Lod. De Raet (Augustus 1906)Die man, die koppige Vlaming was ingenieur De Raet, die in den zomer van 1906 een lijvig boekdeel van meer dan 300 bladzijden liet verschijnen: Over Vlaamsche volkskracht met den ondertitel: I. De vervlaamsching der Hoogeschool van GentGa naar voetnoot(1). Sedert het verslag der Congrescommissie in 1897 en de brochure van Prof. Mac Leod in 1903 was nog niets van zooveel gewicht en ernst over het brandend onderwerp verschenen. | |||||||
[pagina 221]
| |||||||
Dat werk bevatte een tiental hoofdstukken en een dertiental uitgebreide bijlagen. De schrijver ontwikkelde op meesterlijke en onwederlegbare manier de onschatbare waarde van een hooger onderwijs in de volkstaal, niet alleen op geestelijk, maar ook en vooral op stoffelijk gebied. Aangrijpend was de wijze, waarop hij de verliezen en
Lod. De Raet
de rampen, teweeggebracht door de verfransching van het hooger onderwijs in Vlaamsch België, blootlegde. Alleen eene Nederlandsche Hoogeschool, zooals Buls in zijne redevoering der Ligue de l'Enseignement zoo bondig goed gezegd had, kon aan de Vlaamsche beschaving hare volledigheid gevenGa naar voetnoot(1). Vervolgens besprak de schrijver de | |||||||
[pagina 222]
| |||||||
stelsels tot dan toe vooruitgezet en onderwierp vooral het stelsel Mac Leod aan eene grondige en onverbiddelijke critiek. Ten slotte stelde hij voor, eene volledige vervlaamsching der geheele Gentsche Hoogeschool met een uitgebreid technisch onderwijs na te jagen. Aan het stelsel Mac Leod ontleende hij alleen de wijze, waarop de oude en nieuwe hoogleeraren bij het doorvoeren der hervorming moesten behandeld worden. De Raet erkende overigens, dat er nog veel propaganda te doen was, om het vraagstuk tot zijne oplossing te brengen, en hij wees daartoe eenige middelen aan, o.a. het oprichten door de Vlamingen te Gent, naast de Fransche Staatshoogeschool, van eene soort van vrije Vlaamsche École des hautes étudesGa naar voetnoot(1). | |||||||
[pagina 223]
| |||||||
Het boek van De Raet maakte zooveel gerucht als een ernstig lijvig wetenschappelijk betoog in een verachterd land als Vlaanderen maken kan, vooral daar de aanhangers van het stelsel Mac Leod in hunne tactiek van ‘doodzwijgen’ volhardden. Maar het was vergeefsche moeite. Onder de Vlaamschgezinden waren de gedachten van De Raet allengskens doorgezijpeld. In October 1905 had er zich T'Sjoen reeds openlijk voor verklaard op de algemeene vergadering van het Willems-fonds en in April 1906 had Dr M. Rudelsheim hetzelfde gedaan op de jaarlijksche vergadering van het Algemeen Nederlandsch Verbond te Antwerpen, waar hij te gelijk voorstelde eene vrije Vlaamsche Mijnenschool te stichten, met het oog op het Kempische kolenbekken, zonder te wachten naar de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Maar De Raet, die hem tegensprak, toonde het onpractische en gevaarlijke van dat voorstel aan, en de vergadering gaf hem gelijk met eenparig te beslissen, dat, naast waarborgen op te leggen aan de Staatsingenieurs der mijnen, de Regeering de technische afdeelingen der Gentsche Hoogeschool zou moeten uitbreiden en vervlaamschen, te gelijk met de vier Faculteiten. In Augustus 1906, op het 29ste Nederlandsch Congres, te Brussel gehouden, vond De Raet geene tegensprekers meer, wanneer hij voorstelde, bij de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, aan te dringen op de inrichting aan die Universiteit van een Vlaamsch mijnwezen, en van eene Vlaamsche school voor landbouw- en veeartsenijkunde. Nog voordat De Raet's boek was verschenen, hadden aldus zijn optreden in den Vlaamschen Volksraad, zijne voordrachten te Gent en te Brussel en zijne vertoogen op liet 29ste Nederlandsch Congres het dogma van het stelsel Mac Leod voor goed aan 't wankelen gebracht. Daar niemand zich met eene ernstige critiek van dat boek wilde of dorst belasten, bleef De Raet voorloopig als overwinnaar op het slagveld staan. Nuchter, doch ingrijpend was alleen het artikel van Prof. Aug. Vermeylen, van Brussel, over het boek van | |||||||
[pagina 224]
| |||||||
zijnen vriend L. De Raet, in hun beider tijdschrift Vlaanderen (Juli-afl. 1907). Vermeylen verdacht den schrijver van ‘Flamingantisch optimisme’ en achtte zijne oplossing te radicaal in de tegenwoordige omstandigheden. Zijn besluit was: ‘Als we De Raet volgen tot waar hij ons leiden wil, dan gebruiken we wellicht eene enorme krachtsinspanning om veel te laat te komen; en bovendien zou de “integrale oplossing” wel de integrale mislukking kunnen zijn, - voor jaren en jaren...’ | |||||||
De bisschoppelijke afkeuring der vervlaamsching van het hooger onderwijs (1906)Terwijl de Vlaamschgezinden van alle kleur en richting, en met hen een gedeelte van het Vlaamsche volk, buiten al het gekibbel over de stelsels, meer en meer warm werden voor het bekomen van een hooger onderwijs in de moedertaal, zag men op eens de Belgische Roomsch-katholieke bisschopen hun veto plechtig uitspreken tegen de zoo vurig verlangde hervorming. Men zal zich herinneren, dat dit in de tweede helft van 1906 gebeurde, ter gelegenheid van den strijd voor het wetsvoorstel Coremans over de vervlaamsching van het middelbaar onderwijsGa naar voetnoot(1). In hunne bijeenkomst te Mechelen, onder voorzitterschap van hunnen primaat kardinaal-aartsbisschop Mercier, hadden de Belgische prelaten hunne Instructions collectives vastgesteld, die einde September 1906 openbaar werden gemaakt en onder de clericale Vlaamschgezinden eene niet geringe opschudding, verbazing en verbittering verwekten. De zes Belgische bisschoppen achtten het ‘noodig’, dat de voertaal van het middelbaar en van het hooger onderwijs ‘eene internationale taal’ zij; en onbewimpeld voegden zij er bij: ‘In ons land kan dit natuurlijk niet anders zijn dan het Fransch.’ Nog uitdrukkelijker spra- | |||||||
[pagina 225]
| |||||||
ken zij hun doodvonnis uit over de Nederlandsche taal met deze woorden: Het hooger onderwijs, in zijne verhevene opvatting, heeft voor doel de algemeene belangen der beschaving te bevorderen... En, daar een ieder mensch is, vooraleer Belg te zijn, dit wil zeggen, daar de algemeene belangen der beschaving hooger staan dan de partikuliere belangen van een volk, moet de cultuur van het Fransch, voor wie geroepen is eene rol te spelen in de algemeene beweging der gedachten, den voorrang hebben op het Vlaamsch. Het zij ter eere der clericale Vlaamschgezinden gezegd, dat luide protesten onder hen opgingen tegen deze onzinnige verkettering hunner moedertaal in het hooger onderwijs en dat zij zich voorloopig weinig stoorden aan de aanmatiging hunner bisschoppenGa naar voetnoot(1). Wat de liberale Vlaamschgezinden betreft, zij waren natuurlijk nog meer verontwaardigd. Maar zij stelden vast, dat de bisschoppen, hoe vijandig ook gekant tegen de hervorming, eindelijk moesten afrekenen met de Vlaamsche Beweging. In Vlaanderen schreef Lod. De Raet te recht (November-afl. 1906): Zelfs de hoogere geestelijkheid vindt het zeer raadzaam, toch eindelijk iets toe te staan. Hoe weinig ook, 't is een teeken, dat we vooruitgegaan zijn. Wij worden erkend als eene macht. Tien jaar geleden hadden de bischoppen ons zeker niet - waar ze ons voorbijstapten en lieten staan - zoo kwistig met eau bénite de cour besproeid; tien jaar geleden hadden ze hunne fijnste wijnmoer-kleurige handschoenen niet aangetrokken, om de Nederlandsche taal zeer beleefd te verwurgen en ze dan onder bloemen te begraven. | |||||||
[pagina 226]
| |||||||
nen hebben met tal van vooroordeelen, het gevolg van eeuwenoude verfransching. | |||||||
Het optreden van Max Rooses en de nieuwe Commissie (1907)Max Rooses, de voorzitter der Congrescommissie, had sedert 1897 herhaaldelijk, maar te vergeefs getracht verzoenend op te treden tusschen de min of meer onverzoenlijke en verbitterde groepen der Vlaamschgezinden op het gebied der vervlaamsching van het hooger onderwijs. Nu achtte hij het oogenblik gekomen, om aan al dat beschamend geharrewar en aan al dat ellendig tijdverlies een einde te stellen, en zijn flink optreden bereikte het verhoopte doel. Op 3 Maart 1907 werd te Antwerpen in de Trouwzaal ten Stadhuize de jaarlijksche vergadering van het Algemeen Nederlandsch Verbond (groep België) gehouden. De Raet zette er breedvoerig de redenen uiteen, waarom de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool zich niet bij de vier Faculteiten bepalen mocht (stelsel Mac Leod), maar ook de Technische scholen omvatten moest. Daarop nam Rooses het woord om den stilstand te betreuren, die het gevolg was van de jarenlange oneenigheid over de stelsels. Hij stelde voor, dat eene nieuwe commissie de verschillende stelsels zou onderzoeken om tot eendracht te geraken; en zijn vredelievend pleidooi was zoo warm en zoo overtuigend, dat het voorstel na eene korte bespreking eenparig werd aangenomen door de talrijke vergadering. Tien jaren waren verspild geworden, grootendeels in onderlinge polemieken, sedert het verschijnen van Prof. Mac Leod's verslag. Maar nu wilde men het ijzer smeden, terwijl het heet was. De commissie zou binnen de eerste weken gevormd worden en zonder uitstel aan 't werk gaan; zij zou binnen het jaar haar verslag indienen. Zulke besluiten zijn gemakkelijker te nemen dan uit te voeren. Weinigen der aanwezigen zullen gedacht hebben, dat een jaar nadien de eendracht zoo goed als hersteld | |||||||
[pagina 227]
| |||||||
zou geweest zijn en het verslag der nieuwe commissie neergelegd; en nochtans gebeurde zulks, dank zij het vastberaden aanhouden en den tact van Rooses, die de taak van voorzitter vervulde; dank zij ook den goeden wil der leden, maar dank zij niet het minst de stuwkracht, die uitging van De Raet. Deze beheerschte de tweede commissie even beslissend als Prof. Mac Leod de eerste had beheerscht. Max Rooses
Er was te Antwerpen overeengekomen, dat het bestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond de nieuwe hoogeschoolcommissie zou samenstellen: 1o uit de leden der Congrescommissie van 1896; 2o uit de vaders der gematigder of radicaler stelsels, seder 1897 ontstaan; 3o uit de hoogleeraars der Gentsche hoogeschool, die bekend stonden als voorstanders der vervlaamsching; en 4o verder uit al de wetenschappelijk ontwikkelde personen, die aange- | |||||||
[pagina 228]
| |||||||
wezen waren door hunne medewerking aan de Vlaamsche Natuur- en Geneeskundige, en aan de Rechtskundige Congressen of aan de Vlaamsche Studentencongressen van Gent. De tweede Commissie was dan ook veel talrijker dan de eerste. Deze telde maar dertien ledenGa naar voetnoot(1); de tweede, integendeel telde er meer dan vijftigGa naar voetnoot(2). Het was als een klein parlement, dat beurtelings te Gent, te Brussel en te Antwerpen zetelde en dat lange ingewikkelde besprekingen hield in acht algemeene zittingen en in ondercommis- | |||||||
[pagina 229]
| |||||||
siesGa naar voetnoot(1). Ten slotte werden schier al de gedachten van De Raet aanvaard, die dan ook met het opmaken van het verslag werd belast. | |||||||
De Raet's verslag der tweede Hoogeschool-commissie (1908)De bespreking van het wetsvoorstel Coremans over de vervlaamsching van het middelbaar onderwijs was in Mei en Juni 1907 op eene gansche ontmoedigende en beschamende wijze in de Kamer afgeloopen. Daarom drongen de volksvertegenwoordigers, die zich voor die zaak inspanden, er op aan, dat het vraagstuk der Vlaamsche Hoogeschool niet voorbarig zou opgeworpen worden. Daarom ook werd in Maart 1908 het merkwaardig verslag van De Raet nog niet openbaar gemaakt en als ‘stipt vertrouwelijk’ op een beperkt getal exemplaren gedrukt. Dat verslag verwierp met beslistheid de twee volgende oplossingen: stichting eener nieuwe Vlaamsche Hoogeschool buiten de stad Gent - verdubbeling der leergangen aan de Gentsche Hoogeschool (tweetaligheid) door het | |||||||
[pagina 230]
| |||||||
toevoegen van Nederlandsche bij de in stand gehoudene Fransche leergangen. Het verklaarde zich voor eene trapsgewijze vervlaamsching der geheele Gentsche Hoogeschool met aanvulling der ontbrekende leemten (mijnwezen, handelswetenschappen en landbouwonderwijs) en bracht een nieuw stelsel aan, dat - verklaarde 't verslag - al de voordeelen van het stelsel Mac Leod in zich zou dragen, maar dat de vervlaamsching geleidelijker zou brengen in elke faculteit of school, op zulke wijze, dat achtereenvolgens elk studiejaar gansch vervlaamscht zou wordenGa naar voetnoot(1). Het verslag noemde dat stelsel ‘eene verbeterde trapsgewijze vervlaamsching’. Aan de Regeering werd eene tijdruimte van vijf jaren gelaten om de hervorming voor te bereiden. Het zesde jaar na de afkondiging der nieuwe wet zou de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool eenen aanvang nemen en het elfde jaar volledig zijn beslag krijgen. De vervlaamsching zou geschieden per studiejaar in elke Faculteit, van het eerste studiejaar tot het laatste, naarmate de studenten opklommen. Elke nieuwbenoemde leeraar moest in staat zijn in 't Nederlandsch te doceeren en verplicht zijn zijne lessen in die taal te geven, zoodra de Faculteit waartoe hij behoorde, vervlaamscht zou worden. Al de nieuwe vakken en groepen van vakken (mijnwezen, landbouw, enz.) zouden van eerst af aan in het Nederlandsch onderwezen worden. Alzoo werd een overgangstijdperk van een twaalftal jaren voorzien, ‘waarin de Vlaamsche Universiteit langzamerhand ontstaat, de Fransche geleidelijk verdwijnt’. Veel radicaler en vollediger was dit stelsel De Raet dan het stelsel Mac Leod in alle opzichten. De kleine minderheid der nieuwe Commissie, die tijdens de beraadslagingen hare bezwaren herhaaldelijk en te vergeefs had doen gelden, omdat zij de voorkeur gaf aan het tweetalig stelsel, | |||||||
[pagina 231]
| |||||||
troostte zich met het inlasschen der volgende verklaring in het verslag: Niemand kan met zekerheid zeggen, wanneer de openbare denkwijze in Vlaanderen de kracht zal hebben, om de wet over de vervlaamsching van de Gentsche Hoogeschool te bekomen. Er zijn, op dat punt, ook in onze Commissie, pessimisten en optimisten. De tijd zal leeren hoelang men nog wachten zal om die trapsgewijze afschaffing der Fransche Hoogeschool van Gent en hare hervorming in eene Nederlandsche te kunnen doorvoeren in de Wetgevende Kamers. Doch De Raet besloot zijn grondig en aangrijpend verslag met de kranige belijdenis: Tusschen de moreele vernedering, de economische minderheid en de intellectueele achterlijkheid van heden, - en de gewenschte volledige harmonische ontwikkeling van onze volkskracht (het vrome doel van de vier geslachten Flaminganten, die ons voorafgingen), gaapt een afgrond. Niemand kan het zich ontveinzen: de strijd zal moeilijk zijn en wellicht nog lang moeten duren. | |||||||
Het algemeen liberaal Studentencongres te Gent (Februari 1908)Geen beter propagandamiddel voor de vervlaamsching van het hooger onderwijs dan hetgeen voor doel heeft de Belgische studenten zelven - in groote meerderheid nog onverschillig of zelfs vijandig - te bekeeren. Den 15 en 16 Februari 1908 hielden de liberale studenten van het land hun jaarlijksch Congres. Van die gelegenheid maakte 't Zal wel gaan gebruik om het vraagstuk der Vlaamsche Hoogeschool op de dagorde te laten brengen als volgt: ‘Heeft het Vlaamsche volk recht op hooger | |||||||
[pagina 232]
| |||||||
onderwijs? en is het stichten eener Vlaamsche Hoogeschool mogelijk?’ De student A. Martens leidde de bespreking in namens 't Zal. Hij deed het knap en volledig. Daarop volgde eene algemeene woordenwisseling zonder ernstige tegenspraak. Alleen Grafé, een student van Luik, zag de noodzakelijkheid der hervorming niet in, daar de Vlaamsche studenten het Fransch machtig zijn en eene Vlaamsche Hoogeschool, volgens hem, geene studenten zou tellen. Pirenne zoon (Gent) gaf de voorkeur aan eene tweetalige Hoogeschool. De Peyron (Brussel) beschouwde het Fransch als ‘la langue mondiale et scientifique par excellence’, en dienvolgens de eenig mogelijke tot de wetenschappelijke ontwikkeling in België. Holl (Luik) sprak van den Chineeschen muur van het flamingantisme. Al die tegenwerpingen werden krachtdadig weerlegd door Weenen (Luik), Perremans en Schmalzigang (Brussel) en de 't Zalwelganers M. van Duyse, Byls, A. en E. Martens. Wanneer de officieele afgevaardigden der aangesloten liberale studentenkringen tot de stemming overgingen, werd met 36 stemmen tegen 21 en 10 onthoudingen de volgende dagorde aangenomen: Verzekerd dat het tot stand brengen eener Vlaamsche Hoogeschool het eenig doetreffend middel uitmaakt om de betreurlijke kloof aan te vullen, die tusschen de verstandelijke klassen en de Vlaamsche volksklassen bestaat, drukken de liberale studenten den wensch uit, dat er voldoening aan dien eisch worde gegeven, dien zij innig verbonden achten met de maatschappelijke en politieke ontvoogding van Vlaanderen. Die aangenomen motie was de handhaving van het stelsel Mac Leod. Over de dagorde Pirenne (inrichting eener Vlaamsche Hoogeschool te Gent naast de bestaande Fransche en met behoud dezer) werd niet gestemd. Doch over de stelsels liep niet zoozeer het debat, wel over het beginsel der Vlaamsche Hoogeschool. De Waalsche en Brusselsche stu- | |||||||
[pagina 233]
| |||||||
denten waren door hunne afgevaardigden overwegend vertegenwoordigd. Daarom was de klinkende zegepraal der Vlaamschgezinde dagorde zoo beteekenisvol. Hier werd nogmaals het bewijs geleverd, dat, telkens wij kalm en duidelijk aan onze Waalsche broeders de Vlaamsche grieven uiteenzetten, wij hunne instemming verkrijgen. De ware vijanden der Vlaamsche Beweging zijn niet de Walen, maar de verfranschte Vlamingen, de Franschgezinde Leliaards. 't Zal wel gaan verdiende intusschen allen dank voor de behendigheid en de krachtdadigheid, waarmede zijne afgevaardigden de vraag op het Congres brachten en ontwikkelden. De Franskiljons en hunne pers stonden verbluft en zelfs verschrikt over de stemming van dat Studentencongres, dat slechts eene kleine minderheid van Vlaamschgezinden in zijnen schoot bezat. | |||||||
Het Algemeen Nederlandsch Verbond en de BisschoppenDen 12 April 1908 had te Antwerpen de algemeene vergadering van groep België van 't Algemeen Nederlandsch Verbond plaats. In datzelfde midden was in Maart 1903 het stelsel Mac Leod met 31 stemmen tegen 3 aangenomen geworden. Nu werd er het stelsel De Raet met 52 stemmen tegen 5 onthoudingen doorgedreven en op een even geestdriftig handgeklap onthaald als de stemming van 1903. Maatregelen tot inrichting der propaganda werden er beraamd en Max Rooses verklaarde onder luide toejuichingen: De Vlaamsche Hoogeschool komt er! Dat moogt ge over huizen en daken roepen. Op die jaarvergadering van het Algemeen Nederlandsch Verbond was er sprake geweest van den Kardinaal-aartsbisschop Mercier. Eene polemiek in de pers ontstond over zijne houding, hetgeen aan zijnen Vikaris-generaal E. Van Roey aanleiding gaf om aan Het Handelsblad van Antwerpen eenen brief te schrijven, waar wij het volgende aan ontleenen: | |||||||
[pagina 234]
| |||||||
Om alle misverstand bij de katholieke Vlamingen te voorkomen, denk ik het noodig een woord uitleg te geven. Die brief aan Het Handelsblad maakte opgang; want hij ging blijkbaar van Mgr. Mercier zelven uit. Beslist voegde er Het Handelsblad het volgend kranig kommentaar bij: Van de Vlamingen verlangen, dat zij hun hoogste ideaal, het hoogere doel van den Vlaamschen taalstrijd, de Vlaamsche Hoogeschool opofferen; de Hoogeschool in eigene taal, die kleinere rassen als Kroaten en Bohemen aanzien als de uiting van hun zelfstandig bestaan, - is verlangen, dat ze geen volk meer wezen of de minderwaardigheid van den Nederlandschen stam erkennen. De laatste volzin van Het Handelsblad getuigde van veel optimisme, wanneer men bedenkt hoe weinig de katholieke partij van Vlaanderen, aangevoerd door de Franschgezinde bisschoppen, nobiljons en geldbazen, mocht gere- | |||||||
[pagina 235]
| |||||||
kend worden tot eene partij voor wie katholiek en Vlaming één woord is. En wat al die katholieke intellectueelen der Vlaamsche gewesten betreft, die inderdaad in November 1906 ten getalle van niet minder dan 360 een openbaar proteststuk tegen de bisschoppelijke veroordeeling der Vlaamsche Hoogeschool in de wereld gezonden hadden, zij bleven volkomen zonder eenigen invloed op het Belgisch episcopaat. Niets veranderden de bisschoppen aan hunne vijandige houding. In November 1908 hield Mgr. Mercier te Mechelen eene vergadering van de superiors der aartsbisschoppelijke colleges en seminaries. Onze Tijd, de tolk der clericale Vlaamschgezinden van Brussel, wist over die zitting het volgende te vertellen, dat niet werd gelogenstraft: Aan de Eerw. heeren Superiors werd uitdrukkelijk bevel gegeven zich bepaald te verzetten tegen alle strekking van professors of leerlingen ten voordeele eener Vlaamsche katholieke of officieele Hoogeschool. ‘De Bisschoppen - zeide Mgr. Mercier - willen van geene Vlaamsche Hoogeschool. Une université flamande, jamais!’ Dat was nu wat al te kras; en nogmaals beproefden de intellectueelen onder de clericale Vlaamschgezinden toch iets om op het episcopaat te werken. Den 6 December 1908 hield de Limburgsche Oud-hoogstudentenbond te Hasselt eene vergadering, waarop besloten werd aan den aartsbisschop en aan de bisschoppen van België te schrijven, hun eene gedeeltelijke vervlaamsching der Leuvensche Hoogeschool vragende, voornamelijk het inrichten van Vlaamsche leergangen voor ingenieurs, met het oog op de behoefte aan Vlaamschkundige ingenieurs in het Limburgsche kolenbekken. Eenige dagen later (20 Dec.) hield de Oud-hoogstudentenbond van Brabant eene zitting te Leuven, in de stad zelve der bisschoppelijke Alma Mater. Men vroeg er de volledige vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool met bijvoeging van Vlaamsche landbouw- en veeartsenijscholen. Wat de Leuvensche Hoogeschool betreft, daar wenschte men het tweetalig stelsel te zien invoeren: de leergangen, welke voor het practisch leven van belang zijn, zouden verdubbeld worden zoodat de student de keus | |||||||
[pagina 236]
| |||||||
zou hebben tusschen eenen Vlaamschen en eenen Franschen leergang. Hooger Leven bracht ons in Januari 1909 het antwoord van Mgr. Mercier op het verzoekschrift der Limburgsche ‘Oud-hoogstudenten’, dat luidde als volgt: Ik heb uw schrijven van 22 dezer (Dec.) wel ontvangen en hetzelve aan Mgr. den Rector der Leuvensche Hoogeschool overhandigd, die in zijne wijsheid zal onderzoeken, of en hoe het zal mogelijk zijn den wensch, dien Gij ons hebt willen te kennen geven, te beantwoorden. Deze verzending van het brandend vraagstuk naar Mgr. Hebbelynck, den rector magnificus van Leuven, die ‘in zijne wijsheid’ zal hebben te onderzoeken, ‘of en hoe’ er iets kan gedaan worden, - dat is een meesterlijk middeltje om het Belgisch episcopaat buiten schot te stellen. Zullen de ‘Oud-hoogstudenten’ nu tevreden zijn? Zonneklaar blijkt uit al het voorgaande, dat de vervlaamsching van het hooger onderwijs, evenals die van het zoogezeid vrij middelbaar onderwijs, ondanks en tegen de Belgische Roomsch-katholieke bisschoppen zal moeten doorgedreven worden. Al wie weet hoe machtig ons episcopaat is, ja dat dit episcopaat, onder een clericaal Ministerie, de Regeering en de Kroon beheerscht en overschaduwt, zal beseffen, hoe hard en misschien langdurig de strijd zal zijn. Maar tegenover het Roomsche episcopaat staat het Vlaamsche Volk. Een van beiden zal moeten buigen. Wij zijn overtuigd, dat 't Vlaamsche Volk niet buigen zal. |
|