De vogelaar(1956)–Robert Franquinet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Zandschrift in de nacht I De maan wast haar vleugels van staal in de roerloze kanalen kleine dieren met het vocht van hun kwetsuren breken op de bevrozen uren van het nachtwater. Ik pluk de vruchten uit het vrouwelijk. ademhalen. De maan glijdt in de groene zeilen van de wouden een koperen vogelschip boven de rot sen van Coutainville de vissen wentelen in de golvenwielen als vuursplinters tegen de dijken aan. Zee en drijfzand zijn weer tot elkaar ingekeerd rondom het eiland dat wij beslapen De maan dringt haar zilvermessen in de lichaamsdelen die als geënte takken in elkander gaan. II De bladeren van de regen op de luiken van de zee de regen in de scharnieren van de nacht die met lawines over mijn borst schuift dit zaadnest van onbevochten wee [pagina 17] [p. 17] De bladeren van zout vallend op de verzadiging der streelgenoten met de maanschilfers in het roestige gewei moegeworden bomen vliedend als vissersboten door de leegten van het uitgevloeid getij De maan verbladert als bladgoud wanneer van de verkoelde lijven slechts arabesken in het zandbed overblijven. tussen haar nevelvelden en de dagvanen valt de beklemming van het oerwoud wanneer vertinde steden breken in het geroep der hanen. Vorige Volgende