De vogelaar(1956)–Robert Franquinet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Mond van roze appels in de middag I De strijkmuziek van hoge schepen vaart over de watermonden van de stad wanneer jouw silhouet tegen de roestige hemelrepen der havens de komst meldt van iets vorstelijks Nude zon valt op de koperkleuren van je voeten spiegelen in het aluminium van de dag de zwemmers die naakt zijn om de geuren van je geboorte te begroeten II Ruk de bomen uit de muren het nest van steen is onbewoond scheur het netvlies van de straat ik ben ontwaakt met paarden en partituren om de vochtige huid der spiegels te bezingen waarin de kleur van haar gestalte staat III Toen ik je huid nog niet herkende tussen de andere bloemgewassen stond ik in een bebloed mozaïek van prikkeldraad, behaard met het overschot der anderen, [pagina 9] [p. 9] ik was een deel van de beklemming ik was een nekwond maar nu is een einde gekomen aan mijn verstand, als jij mijn haren aanraakt weet ik hoe een vogel aan de droomrand in de oneindigheid van een boom ontwaakt. IV Ik ben een geschilderd dier mijtt oren zien naar de kleuren van je stem ik klink als een snaar van sneeuw Geboren worden in het wier van je verborgenheden vogel zonder eeuw in deze scheur van mijn weemoed is je nest en alleen maar als wild graan vruchten afwerpen in de verpulverde rest van antieke en vergeten steden. [pagina 10] [p. 10] V In je huid van jonge acajou vormt de zon zijn honigraten als op de rivierrug tussen de heuveltuinen van Saint-Cloud Alles is onwaarneembare beweging in dit kleed van verwarmd bladgroen en azuurblauwe dagschelpen waarin altijd de stof tot adem overging Ik bouw mijn huis centrifugaal en sexueel in deze materie ik weiger het bovenaardse dat niet geboren wordt uit jouw marmeren keel VI Mijn hoofd is nu weer als een doorzichtige boom tegen een web van blanke wijn Een boom als een harp van beroerde haren die wel van Paul Klee kon zijn Een purperen boom met vogelvormige blaren en met op de achtergrond de nauwelijks herkenbare vlekken van een triestige jachthond. [pagina 11] [p. 11] VII Wat heb je met het onkruid van je mondhoeken gedaan? In het blauwsel van de gekalkte muren kan ik nog hoven het asfalt staan maar zodra ik geen groen meer ruik rondom de zon van je jonge buik moet ik onder de stenen van het verstand als al het zaadloze vergaan. Vorige Volgende