Passieboek van Limburgsche Letterkundigen(1938)–Robert Franquinet, Paul Haimon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Gedicht door Robert Franquinet Zo zijn de verven wit in Zijnen zegen gelijk wij wit geworden zijn in Zijnen dood; want eindloos achter het begin van aller wegen geurde het graan voor dit waarachtig Brood! In Zijnen voorhof bloeien al de bloemen die denkbaar zijn en sieren Zijnen voet, geen verve kan hun licht en kleuren noemen: zij bloeien uit Zijn vlees en drinken van Zijn bloed. De dauw druipt zoet als honing van zijn handen regen van vruchtbaarheid welt drenkend uit Zijn oog, wanneer hij schrijdt langs al de heuvelwanden van zijn hof, zo schieten alle vruchten naar omhoog. En in den uchtend gaan de winden zacht herhalen als harpenspel het lied van Zijne heerlijkheid, want in Zijn mond zingen de nachtigalen en hebben elke uchtend voor Zijn stem bereid! De wilde duiven nestlen in den loofgeur van zijn haren Hij maakt van pijlen brood en drank, van zwaarden smeedt Hij ploegescharen en van de ijzeren lans schept Hij een wingerd-rank! En eenmaal kwam Hij nader om te spreken en sliep in mensenspond' en at van mensendis [pagina 58] [p. 58] en tot getuigenis was ieder wonderteken dat Hij den Zoon was en het Hart van Hem die Is. En tot getuigenis dat Hij de Heer ook was van dood en leven was Zijn verrijzenis die ons Zijn hof ontsloot! De koning heeft ons zelf zijn eigendom gegeven: zo werden wij ook rijk in Zijnen dood! En aan het end der aardse tijden roept Hij, - zoals hij eenmaal tot de zeeën riep en tot de stormen, - Komt tot mij Gij Gebenedijden want in Mijn Huis wordt uwe vreugde eindloos Diep! Vorige Volgende