Het Heilig aanschijn
Door M. Molenaar M.S.C.
Toen het lichaam van Jezus vanaf het kruis was genomen in het bereik van die Hem liefhadden, werden de verwoestingen eerst duidelijk zichtbaar, in deze volmaaktheid van vorm en verhouding aangericht.
Ook het Aanschijn was in zijn schoonheid diep geschonden. De kaakslag voor het tribunaal Hem toegebracht door den knecht, had het wangvlees doen opzwellen, zodat het oorspronkelijk zo nobel evenwicht tussen rechter- en linkerdeel nu een gruwelijke stoornis had. Er kwamen nog vele andere kwetsuren bloot, nadat de voorzichtige afwassing geschied was.
En toch hoezeer verminkt verwekte dit Aanschijn eerder bewondering dan droevige ontroering. Het bleek zijn trekken ontvangen te hebben van ervaringen, die buiten het werkgebied van lichamelijke of geestelijke pijn haar oorsprong hadden, en moesten ontstaan zijn in dié diepte van bewustzijn, waar een stervende alléén is met zichzelf, en over dit geheim zijn ogen sluit tot beschutting. Aan wat dan daar buiten in hem of met hem aan leed geschiedt, is hij niet onttrokken, het geschiedt in hem als in een verte, maar zo innig hem toch weer toebehorende, dat hij alles aanvaarden kan zonder er door te worden beheerst. Wanneer twee mensen-ogen over deze diepste inwendigheid zich hebben gesloten, verkrijgt het aanschijn van dezen mens een waarlijk majesteitelijke rust, een onbewogenheid niet door verdoving of hoogmoed, maar door berusting, aanvaarding, beheersing. Het bereikt dan de hoogste schoonheid van het dijk gelaat: de tragische.
Bedenk dan, hoe schoon het Aanschijn des Heren geweest moest