snelden een paar mannen naar hem toe om zijn jas uit te trekken. Hij weerde hen af en deed het zelf. Op een wenk van een der wachten ontknoopte hij de kraag van zijn hemd om hem naar achteren neer te slaan en zijn hals te ontbloten. Hij deed dit met een rustige nauwkeurigheid, terwijl hij een geïnteresseerde blik wierp op het hoge guillotinemes. De beulen kwamen naast hem staan en grepen zijn handen. Hij rukte zich echter los en vroeg: ‘Wat willen jullie?’
‘U vastbinden!’
‘Me vastbinden?’ vroeg hij verontwaardigd. ‘Dat nooit! Doe wat je geboden is, maar laat me zelf het lot aanvaarden, dat me ten deel valt!’
Maar de beulen riepen de hulp in van enkele Republikeinse soldaten. Lodewijk wierp een blik op de geestelijke, die men met hem naar het schavot gezonden had. Deze trachte zijn emotie te beheersen en zei zachtjes: ‘Sire, deze hoon weze als een laatste offer in de navolging Christi...’
Nu viel over het gelaat van de koning een uitdrukking van innerlijke verscheurdheid. Het was alsof zijn mond zich opende voor een kreet, maar zijn lippen trilden slechts en hij wierp een blik in het uitspansel.
‘Doe wat jullie wilt,’ zei hij tegen de beulen, ‘ik zal de kelk met de laatste droesem drinken...’
Met de handen achter op de rug gebonden, werd hij rechtop lopend de trap van het schavot opgestoten. Licht naar achteren gebogen, ging hij langzaam vooruit om zijn evenwicht niet te verliezen. Het geroezemoes op het grote plein, tot aan de bosquetten van de Champs-Elysees was verstomd, toen de vorst op het schavot verscheen. Plotseling ging hij wijdbeens, als een opperbevelhebber, uitziende over een slagveld, onwankelbaar recht staan, midden op het platform van de guillotine. Lodewijk maakte met zijn naar achteren geworpen hoofd een wilskrachtig gebaar en riep met een stem, die men tot aan de brug kon horen:
‘Ik sterf zonder schuld aan de misdaden, waarvan ik