ze er een volwaardige, vertrouwde vertegenwoordiger zullen hebben! Men mompelt twee namen, Legendre en Marat!’
Rivarol haalde zijn schouders op. Sedert drie jaren waren de gruwelverhalen niet van de lucht. Per slot van rekening legerde het Zwitsers legioen nog in de hoofdstad. En het was bewezen, dat de gebeurtenissen altijd anders verliepen dan men had voorzien... Maar madame Plessis merkte op, dat Legendre gewend was ossen te slachten en dat Marat tienduizend koppen eiste!
‘De Girondijnen hebben de Assemblee in handen!’, vervolgde Languais. ‘Zij willen een oorlogsverklaring aan Oostenrijk om het hof te breken en de contra-revolutie der geëmigreerden duidelijk in het licht te stellen!...’
‘Lodewijk zal de Girondijnen naar huis zenden!’ meende Rivarol. Hij zal in ieder geval weigeren om de clergé, die hardnekkig trouw aan Rome blijft, te laten deporteren.’
‘De Assemblee zal moeten ingrijpen tegen de priesters,’ riep Santerre, ‘zij halen het heel Westen overhoop. In de Vendée rukken zij aan het hoofd van boeren-kruistochten de dorpen binnen, waar Revolutionnairen, Jacobijnen of Girondijnen de baas zijn. Zij sluiten iederen buiten de kerkgemeenschap die aan het Federatiefeest deelnam. Zij weigeren het democratisch gezag te erkennen. Overal planten zij hun vaandels met de leliën en het kruis.’
‘Lodewijk kan niet anders doen dan zijn veto staande houden tegen de pogingen der atheïsten,’ kwam Languais nu bijna driftig tussenbeide.
‘Atheïsten... atheïsten...,’ suste Santerre.
Men werd het over deze religie-aangelegenheden niet eens; Santerre stond nog helemaal onder invloed van het Voltairiaanse scepticisme tegenover de katholieke kerk, terwijl Languais, als de meeste jongeren, reeds die religieuze reactie manifesteerde, die in de geschriften van Chateaubriand weldra haar hoogtepunt zou bereiken.