‘De Bastille!’ herhalen de verbaasde stemmen.
Zijn gelaat blijft kalm als onberoerd water.
‘Twee mortieren,’ beveelt hij.
‘Het volk heeft de mortieren der stad, kapitein,...’ lispelt de man...
Tien minuten later overschouwt hij een huilende en krijsende menigte. Hij brengt een stuk in stelling. Het schot buldert over het plein en weerkaatst door de Rue Saint Antoine en al de kleine stegen rondom. Rook hangt als een nevel tussen het volk en de zon. De Bastille-poort valt. Zij verplettert een belegeraar.
‘Bloed!’ huilt de menigte.
Een wilde verbijstering slaat achter de ogen van de jonge duc de Languais. Hij rukt de gouden galons van zijn uniform!, dringt zijn paard de sporen in de flanken en schreeuwt: ‘A nous la Bastille!’ ‘Aan ons de Bastille.’
‘Aan ons de Bastille,’ krijst het van alle kanten!
Een kleurloze, zwetende, levende stroom dringt langs de oude wallen het poortgat binnen. Tot ver achter de rue des Tournelles en het Arsenaal. Als een vuur, waarover plotseling een wilde stormwind is gaan blazen, loopt het bericht door de straten, die zich wijd-uit als duizenden nerven verspreiden.
Vlak achter het gemeentehuis, in de smalle straat der houtdraaiers, roept een knaap op een ezel tot een vrouw, die haar hoofd uit een raam van de eerste verdieping steekt, terwijl ze haar handen droogt aan haar voorschoot: ‘Het is gedaan met de tyrannen! De gemeenteraad heeft de deur van de Bastille opengeworpen...’ Maar hij zwijgt, want om de straathoek komt een waanzinnig krijsende bende aanzetten in optocht. Even nog hoort hij het angstgegil van de vrouw, dat door het geweld wordt overstemd. Zij trekken voorbij, voorafgegaan door twee hoge lansen, waarop de verminkte koppen prijken van gouverneur Launay en Flesselles. De handen der lansdragers zitten onder een korst van bloed!