‘Krikra, iedereen op zijn plaats,’ commandeerde Ba Anansi.
‘Ik ben er al!’ tsjilpte Tjotjo met zijn liefste stemmetje.
Alle dieren stonden in een lange rij, voor de loop van het geweer, zoals Ba Anansi gezegd had.
Tjotjo lachte.
Het klonk door het hele bos.
De stoet zette zich in beweging. Iedereen bleef netjes in de rij lopen, behalve Tjotjo, die de voorkeur gaf aan de lucht, waar hij zich vrijer voelde. Ook Konijn maakte een uitzondering, hij zigzagde zoals gewoonlijk, want hij kon niet anders.
‘Waarom doe je dat,’ vroeg Eend onnozel.
‘Daar heb ik zo mijn redenen voor,’ antwoordde Konijn en hij wist zelf wel dat hij de waarheid sprak.
‘Ach laat hem, dat eigenwijsje,’ bromde Tijger.
Tjotjo floot, heel hard en schel.
Konijn zigzagde uit de rij.
‘Pief! Paf! Poef!’ deed het dode Geweer.
‘Ggrrriiiiiiii!’ kermde Tijger.
‘Au, dat is gemeen!’ kwekte Eend.
‘Wel heb ik van mijn leven,’ zei Schildpad kalm en waardig.
‘We zijn allemaal verloren,’ brulde Hert.
Zijn gebrul werd door het hele land gehoord.
Tjotjo vloog rond om zout te verzamelen, want Ba Anansi zei dat het vlees van alle geschoten dieren ingezouten zou worden. Ma Akoeba en de twaalf kinderen werkten er heel hard aan om het allemaal in te kuipen.
Ze wilden ook Konijn grijpen, maar die was door zijn gezigzag aan de schietpartij ontkomen.
Tjotjo vroeg om zijn eten.
Hij kreeg drie muskieten.
‘Wil je ze gezouten of in 't zuur?’ vroeg Ma Akoeba.
‘Liever gezoet, Ma Akoeba, dat is lekkerder.’
Ba Anansi was zeer in zijn schik en Ma Akoeba niet minder, want de zogenaamde begrafenis van Geweer betekende een jaar lang lekker eten voor de familie Spin en vogel Tjotjo.