scherpe zwaard was in één klap onbruikbaar geworden.
De Koning klappertandde van de schrik en dat was een heel gek geluid. Al het bloed stroomde naar zijn hart, hij hapte naar adem als een vis boven water en hij kreeg stuiptrekkingen in zijn grote teen.
Alle mensen die om het schavot heen stonden waren uitzinnig van angst.
‘Wat heeft dit allemaal te betekenen?’ vroeg de Koning met een bibberstemmetje, toen hij eindelijk weer een beetje bij zijn positieven was gekomen.
‘Het is de Grote Geest van Alle Kruisende Wegen, Heer Koning, die zich mijn lot aantrekt. Kent u zijn goede stem niet meer?’ antwoordde Ba Anansi rustig.
‘Je liegt weer eens, Ba Anansi, zoals altijd. Je denkt dat je mij bang kunt maken, maar dat zal je deze keer niet lukken. Het is over en uit met jou! Begrepen?’
De Koning bulderde deze woorden uit, in de hoop dat hij op die manier zijn angst zou kwijtraken. Ook hoopte hij dat Ba Anansi een hoop onzin had uitgekraamd.
Maar Ba Anansi antwoordde: ‘Ik spreek de waarheid en niets dan de waarheid, Grote Koning, en dat zal ik u bewijzen.’
‘Zo, daar geloof ik geen snars van. Hoe zou jij dat kunnen?’ De Koning fronste zijn wenkbrauwen. Ze wipten op en neer als harige krekels.
‘De Grote Geest zal op mijn verzoek opnieuw spreken,’ antwoordde Ba Anansi, zo plechtig als hij maar kon. Daarom zei hij expres ‘opnieuw’.
De jonge Anansi in de boom luisterde intussen aandachtig toe. De List van zijn vader nam een overstapje naar die van hem en die twee begrepen elkaar onmiddellijk. De jonge Anansi kreeg plezier in het geval. Hij voelde dat hij slim genoeg was om de Koning om de tuin te leiden en zijn vader van de dood te redden.
‘Je hoeft niet sterk te zijn om te slagen in het leven,’ dacht hij, ‘als je maar altijd heel slim en listig bent.’
‘Zo is het maar net,’ zie de ene List tegen de andere, terwijl ze elkaar onder de kin kriebelden. Ze namen afscheid van elkaar en