Natuurlyke historie van Holland. Deel 8
(1810)–J. le Francq van Berkhey– Auteursrechtvrij
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijfde afdeeling.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het is met de kennisse en beschrijving dezer doodelijke ziekte eveneens gelegen als met meest alle de Pest- en Smetziekten onder de Menschen, waarover men zeer vele verschillende denkbeelden ontmoet. Niet te min is het door de vlijt veler oplettenden zoo verre gebracht, dat men ten minste deze geduchte ziekte beter kent, en nagenoeg tot geregelde bepalingen gekomen is, alle welke, het zij in afzonderlijke stukjes, of in de gedenkschriften der Maatschappijen, in zeer grooten getale gevonden worden, doch welke tot heden toe niet dan stuksgewijs en veelal uit den eenen in den anderen overgenomen, voorkomen, en welke alle een voor een te overwegen, zeer zeker verwarring en twijfeling zouden veroorzaken. Ons voornemen is derhalve om van de voornaamste en geloofwaardigste een goed en vatbaar gebruik voor den Landzaat te maken, en alzoo, volgens onze aangenomen zetregel, al het voornaamste voor te dragen, dat wij met mogelijkheid door lange ervaring hebben kunnen bijeenbrengen, om zoo volledig zulks mogelijk zij, dit gewigtig stuk geregeld te behandelen, en daarbij van de voornaamste plakaten en openbare aankondigen te spreken of dezelve in te lassen, die van tijd tot tijd zijn algemeen gemaakt, en dus zoo veel in ons is te voldoen aan den wensch van wijlen den beroemden Hoogleeraar petrus camper, om, namelijk zoo veel mogelijk, der- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijke Ga naar margenoot+zaken in het ligt te brengen, zoo dat wij, daar wij des beroemdens Mans voerspoor drukkende, openbaar bekennen hem veelal op den voet te volgen, gelijk ook andere meest beroemde Mannen. Wij zullen dus in dit en volgende Hoofdstukken, zoo ordelijk mogelijk is, dit ons onderwerp behandelen. Ten dien einde zullen wij deze zaken tot de volgende afdeelingen bepalen: als: Eerst de Geschiedenis der Veepest, van de oudste bekende tijden tot op onze dagen. Ten andere. De opgave der verschillende gevoelens over de kenteekenen van de veepest, mitsgaders het begin, den voortgang, midden en einde der ziekte. Ten derde. Opgave der voorbehoedmiddelen en genezing. Onder deze drie hoofdverdeelingen zullen geredelijk de onderdeelen van dezelven volgen. Wij gaan over ter zake, en wel tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Geschiedenis der Veepest.Even gelijk de Schrijvers over de Veepest, Ga naar margenoot+verschillen over den aard dezer ziekte, niet minder verschillen zijn in derzelver Geschiedenis, of laat ik liever zeggen, tijdkundige gebeurtenissen. Deze stelt de eerste ontdekking vroeger, gene later: anderen hoede de besmetting meer eigen aan het eene werelddeel of gewest dan het andere, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+en ook weder anderen aan kouder of warmer luchtstreek, en dus heeft ieder iets voor zijne stelling, doch meest allen blijven staan op de eerste ontdekking in het land dat zij bewoonen, en dienvolgens kan men ten aanzien der Nederlanden en Holland, volstrekt niet vroeger opklimmen, dan tot de kennis welke wij door onze Kronijken er van verkregen hebben. Ten aanzien van andere landen, is de eerste aan ons bekende Veepest die, welke ten tijde van mozes in Egypten gewoed heeft, dan welke als eene bijzondere zaak is aan te merken. Ga naar margenoot+Als eigentlijke Veepesten zijn, in de oude geschiedenis bekend, eene, welke ten tijde van romulus te Rome heerschte, en welke zoo sterk woedde, dat men bekommerd was dat die Pestziekte onder de Runderen, ook tot de Menschen zoude overslaan: ook wordt in het leven van numa van een sterk gewoed hebbende Pestziekte onder alle soorten van Vee gesproken. Virgilius maakt ook melding van eene ijsselijke Veepest in Italië, zoo ook ovidius, welke eene Veepest op het Eiland Egina op deze wijze beschrijft: ‘De ziekte (zegt hij) zag men eerst haar kracht toonen op Honden, Gevogelte, Schapen, Runderen en 't Wild, dat schielijk henen storf; de ongelukkige akkerman stond verzet, als de sterke Stieren onder het ploegen dood ter aarde ploften, en in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de veur vielen, dat de zieke Schapen uitteerde en de wol uitviel,’ enz. Elders nog: ‘de Offerstieren vielen ter neder eer ze gebold wierden.’ enz. enz. De Kardinaal baronius meldt van eene geduchte sterfte onder het Rundvee, welke in het jaar 376 in geheel Europa gewoed heeft. Ga naar margenoot+Severus sanctus, een Dichter, die Anno 395, of, zoo andere willen, 500 jaar na christus geboorte leefde, beschreef in een Latijnsch gedicht de sterfte der Runderen, onder den titel: Endeleschi Rethorum de Mortibus Bovum. Deze Pestziekte, meldt hij, kwam uit Oostenrijk en Dalmatië over Braband ook tot ons en Vrankrijk. Haec dira lues serpere licet
Pridem Panonios, Illyricos quoque
Et Belgas graviter stravit, & impio
Cursu nos quoque nunc petit.
Dat is: Dees ijsselijke smet kroop ongevoelig voort,
Eerst bij het Ongers volk, daarna in 't veerijk oord
Van den Dalmatiër, tot in de Nederlanden,
Waar 't schroeijend pestvuur in der Rundren ingewanden
Bij d'Aquitaner en in Galliën verspreid,
Al 't vee verteerde, wijl de Landman weent en schreit.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Na dit tijdstip komen ons, onder anderen, voor de sterfte, welke ten tijde van Keizer karel de Groote, en wel in het jaar 810, in alle de landen onder deszelfs heerschappij gelegen, ja genoegzaam in geheel Ga naar margenoot+Europa, onder het Rundvee heerschte; als mede eene sterfte onder hetzelve ten tijde van Koning eginard, waarvan, volgens ulysses aldrovandus, in de oude Duitsche Kronijken, gewag wordt gemaakt. Ga naar margenoot+Eene der aanmerkelijkste Veepesten, welke in ons Vaderland een allerverschrikkelijksten hongernood en verwoesting heeft aangebragt, is die, welke in den jare 1272 heeft gewoed, en waarvan emmius in zijne verhalen van Vriesland getuigt, dat er een algemeene hongersnood uit ontstond. Zoo is ook onder de aanmerkelijkste die, welke in het jaar 1514 gewoed heeft, en door ramazini beschreven is. Ga naar margenoot+In het jaar 1530 heeft er in ons land eene sterfte onder het vee plaats gehad. In de Kronijk van gouthoeven vinden wij, dat er in het jaar 1545, ter oorzake van droogte, eene sterfte onder het vee geweest is. In het jaar 1599 was er eene geduchte sterfte in de Venetiaansche Staten, welke door fracastorius beschreven is. In de jaren 1617 en 1635 hadden er wederom sterften onder het vee in ons land plaats. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+In Saxen heeft in het jaar 1643 een allervreesselijkste Veepest gewoed. Op deze volgt nu die van het jaar 1682, als wanneer er eene Veepest heerschte, die, gelijk vele der vorigen, wederom allereerst Ga naar margenoot+in Italië ontstond en van daar oversloeg langs Zwitserland tot in Bourgondiën, ver volgens in Duitschland, in Braband en ook hier te Lande; doch volgens de Kronijken is dezelve niet zoo sterk in Holland en in de overige vereenigde Provintien geweest, dan die genen, welke in de volgende eeuw bekend zijn. Ga naar margenoot+De eerste aanmerkelijkste Veepest, na het jaar 1700, ontstond in het jaar 1710 in Italië, doch sloeg in het jaar 1711 over in Hongarijën en Dalmatië, na dat in Padua genoegzaam al het vee er aan gestorven was. In het jaar 1713 verspreidde de ziekte zich al verder in het Milaneesche, in Venetiën, in Napels en Rome, van waar de Veepest oversloeg tot in het Tijrolsche, Bohemen, Moskoviën, Zweden, Denemarken, Pruissen en verdere gedeelten van Duitschland, Vrankrijk, Braband, Vlaanderen, Zeeland en Holland; van waar dezelve, volgens de Engelsche Geschiedschrijvers, in Engeland werd overgebragt door huiden van beesten, welke aan die ziekte gestorven waren. In Vriesland kwam deze zelfde sterfte in 1713 en 1714 insgelijks, en sleepte in den tijd van een jaar veertig duizend stuks hoorn- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vee Ga naar margenoot+weg, waarop door de Staten bij Plakaat geboden werd, het gestorven vee in zee te werpen of te begraven, en het vleesch niet te eten. In het jaar 1714 was deze Veeziekte, volgens outhof, ook in Zwitserland verspreid. Ga naar margenoot+In het jaar 1732 heerschte er onder het vee eene brandige smetziekte, waarin eene sterke brandigheid in blaasjes of puistjes op de tong en aan de kaakklieren plaats had, doch welke door middel van doorvlijming en afspoeling genezen werden. Na dat in eene aanmerkelijke tusschen-poozing van jaren de Veepest hier en daar allengs verminderde, scheen dezelve in Holland, Vriesland en in de overige Nederlanden als verdwenen; dan, in het jaar Ga naar margenoot+1740, of liever na de harde winter van dat jaar, begon dezelve zich weder in sommige Landen te vertoonen, en nam van tijd tot tijd zoodanig toe, dat dezelve in de jaren 1743 en 1744 ook in ons Vaderland algemeen werd. Verscheiden Plakaten werden door de Staten van Holland en Vriesland, hiertoe betrekkelijk, uitgegeven, en premiën beloofd; ook werd bijzonder de Medicijnsche Faculteit gelast, om, bij voorraad, eenige behoedmiddelen op te geven; ook kwamen er in dien tijd ontellijke opgaven en adressen te voorschijn, welke allen op te noemen vervelend en veelligt overbodig zoude zijn: aanmerkelijk zijn geweest die gene, welke uit Berlijn en andere deelen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+van Duitschland en ook uit Braband zijn overgezonden. Velen waren van gevoelen, dat de Veeziekte, in dien tijd, uit Denemarken en het Holsteinsche tot ons is overgebragt, hun denkbeeld grondende op den Veehandel, welke onderling tusschen die Landen en ons Land plaats heeft, en wel om dat er zeer veel vee uit die Landen naar ons Land, maar niet uit ons Land naar die Landen wordt overgevoerd. Zeker is het, dat de ziekte, volgens de meeste berigten van dien tijd, eerder aan den kant van Bremen enz. is ontdekt, dan in ons Land; intusschen waren in Denemarken, zoo wel als in Holland, Vriesland en andere Gewesten, alle zorgen, voorzorgen en hulpmiddelen zonder uitwerking, tot dat de sterfte als van zelve allengs verminderde. Na dat dan sedert het jaar 1740, vooral 1744 en 1745 de Veepest zeer sterk gewoed had, bleef er echter nog altijd zoo veel gebeterd en ook onbesmet vee in Holland en Vriesland enz. over, dat, bij de natuurlijke vermenigvuldiging van het Rundvee en vermindering der plage, in sommige streken den Veebouw nog gaande konde worden gehouden; en het dient hier onze aandacht niet te ontglippen, dat de Veepest zeer dikwijls in eenige streken en dorpen sterk bleef aanhouden, terwijl men in andere er van bevrijd bleef, of dat er slechts weinige stallen besmet waren, zoo dat de meest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+besmette streken of gewesten veeltijds wederom toevoer van vee bekwamen uit de minst besmette, en hierdoor is, naar onze gedachten, te verklaren, waarom, sedert de algemeenheid dezer ziekte, dezelve in de eene plaats scheen op te houden, en elders weder toe te nemen, zoo dat dezelve slepende en als afwisselende gebleven is tot Ga naar margenoot+in en na de jaren 1752 en 1753; althans uit twee Plakaten, door de Heeren Staten van Holland en Westvriesland den 11. Maart 1752 gearresteerd, blijkt, dat de ziekte als toen weder sterker woedde: een van dezelve diende om het slagten van Kuis- of Koekalven, als mede van Melkkoeijen en die met kalf waren, en van Kuis-hokkelingen en Vaarzen te verbieden, en dus tot beter aankweeking van het Rundvee; de andere betrof den invoer van het Rundve in de Provintie Holland en uit het eene district in het andere. Behalve deze Plakaten zijn er nog meer andere, welke voor dien tijd zijn vastgesteld, waaruit blijken kan, met hoe veel nijverheid en voorzorgen de Staten in die dagen reeds werkzaam zijn geweest, zoo wel om die ziekte te kennen als deszelfs voortgang te sluiten en alle mogelijke voorbehoeding te bepalen; dan, daar het uitschrijven van alle die Plakaten eene al te groote uitgebreidheid aan dit ons werk zoude veroorzaken, laten wij die berusten, kunnende dezelve in de Plakaatboeken verder worden nagegaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het blijkt dan, dat de Veepest van het jaar 1744 tot de jaren 1751 en 1752 wel allengs aan het afnemen is geweest, maar niet geheel heeft opgehouden, tot dat in het begin van het laatstgemelde jaar de ziekte wederom zoo sterk gewoed heeft, dat men noodig heeft geoordeeld, de beide opgenoemde Plakaten te moeten doen afkondigen. na dien tijd is deze Veeziekte allengs wederom verminderd, tot dat dezelve in het jaar 1766 tot het jaar 1769 wederomGa naar margenoot+ sterk geheerscht heeft, als wanneer er nog sterker Plakaten ter voorbehoeding te voorschijn kwamen; de twee voornaamste zijn die van den 14. October 1768 en 15. April 1769, en toonen aan, dat men nog meerder oplettende wierd in dit stuk, dan wel in vroeger jaren. In de jaren 1770 tot 1773 en vervolgens is deze Veepest wederom beginnen af te nemen en is eindelijk geheel opgehouden. Intusschen is het opmerkelijk, dat het Rundvee in die jaren, waarin de Veepest verminderde of geheel ophield, zoo sterk vermenigvuldigde, dat er dan in korten tijd wederom overvloed van vee was, waaraan zeker ook veel heeft toegebragt, dat het slagten der Koekalven enz. in tijden, waarin de Veepest plaats had, bij Plakaat verboden werd, waarvan een voorbeeld door ons op de vorige bladzijde is aangehaald; terwijl er ook in die tijdstippen dat de besmetting het sterkste woedde, evenwel al- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toos Ga naar margenoot+nog beesten overgebleven zijn, en ook zoodanige, welke, besmet zijnde, gebeterd zijn, waardoor er bij vermindering of geheele ophouding der Veeziekte altoos nog een aanmerkelijk getal is overgebleven. Tot een voorbeeld van dit laatste zullen wij hier eene opgaaf mededeelen, welke in het jaar 1770 gedaan is wegens het getal der, tot den laatsten December 1769, in de Provintie Holland gestorvene en gebeterde Koeijen; dezelve is aldus:
Wanneer men dit nu tot eene proportionele berekening tot elkander brengt, dan staat het getal der gestorvene tot de gebeterde Beesten: In het Zuider - Kwartier nabij als 3 tot 1. Wanneer men ook zoodanige berekeningen en opgaven had van de bijzondere dorpen, gehuchten, en zelfs van stal tot stal, dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zoude men misschien gewigtige ontdekkingen kunnen doen omtrent de onderscheidene streken van ons land, ten aanzien van de meerdere of mindere vatbaarheid voor de besmetting, van de eene streek tegen de andere gerekend; nademaal het overtuigende gebleken is, dat dikwijls in het eene dorp bijna alle beesten gestorven zijn, terwijl in een ander, daaraan het naast gelegen, de ziekte of veeltijds geene plaats had, of niet zoo sterk heerschte, of ook wel zoo laat begon, dat het elders reeds scheen op te houden. Er zijn in het jaar 1773, op order der Staten van Holland, wel gedrukte lijsten naar de onderscheidene dorpen en districten gezonden, om daarin elken dag het getal der gestorven, gebeterde en nog ziek zijnde beesten in te vullen, en van deze zullen zeker wel een aantal zijn ingezonden; dan of dit in genoegzame mate geschied is, om er zoodanig gebruik van te kunnen maken, als door ons bedoeld wordt, is ons onbekend, althans er is, zoo verre wij weten, niet van dien aard publiek gemaakt. Wat den tijd van het jaar betreft, in welken de meeste, door deze ziekte aangetaste, beesten gestorven zijn; daaromtrent zouden die lijsten mogelijk ook veel opheldering kunnen geven. Eene zoodanige lijst, welke aan ons uit Oud - Beijerland is toegezonden, dan waarop de aanteekening niet van dag tot dag, maar van maand tot maand gesteld was, zullen wij hier mededeelen; dezelve luidt aldus: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der opgegevene Beesten ter Secretarij van Oud - Beijerland.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Uit deze lijst ziet men, dat de meeste sterfte aldaar in het jaar 1773 in den winter, in den zomer en in het najaar geweest is, terwijl de afneming en het staan der ziekte in het voorjaar heeft plaats gehad; schijnende men voor het jaar 1773 zoodanige aanteekeningen niet gehouden te hebben. Na dat van Januarij 1774 tot Augustus 1776 aldaar die ziekte niet bespeurd was, blijkt uit die lijst, dat er dezelve weder in Augustus tot December 1776 heeft plaats gehad, en verder loopt die lijst niet, zoo dat de ziekte aldaar na dien tijd schijnt opgehouden te zijn. Van ziekten, welke na dien tijd hebben plaats gehad, en welke van een meer of min besmettelijken aard geweest, maar echter niet tot de eigenlijke Veepest te betrekken zijn, zullen wij hier niet spreken. Hiermede oordeelen wij de historie der Veepest en dus dit Hoofdstuk te kunnen besluiten, en zullen in het volgende overgaan tot het opgeven van derzelver kenteekenen. |
|