Natuurlyke historie van Holland. Deel 5
(1805)–J. le Francq van Berkhey– AuteursrechtvrijJ. le Francq van Berkhey, Natuurlyke historie van Holland. Deel 5. P.H. Trap, Leiden 1805
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar collectie INL, Leiden
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Natuurlyke historie van Holland. Deel 5 van J. le Francq van Berkhey in de eerste druk uit 1805.
redactionele ingrepen
p. 33: het foutieve paginanummer 13 is verbeterd naar 33.
p. 54: liefhebers → liefhebbers: ‘het geen de liefhebbers van kooten zeer wel weten’.
p. 60: iugroeving → ingroeving: ‘De ingroeving van het schildbeen aan het arm- of schouderbeen’.
p. 170: het foutieve paginanummer 130 is verbeterd naar 170.
p. 333-335: de foutieve paginanummers 233, 234, 235 en zijn verbeterd naar 333, 334 en 335.
p. 387: het foutieve paginannummer 187 is verbeterd naar 387.
p. 457: Amstecdamsche → Amsterdamsche: ‘aan de Nationale Amsterdamsche Kunstenaars behoort’.
p. 463: gnorken → gnorten: ‘Gaat zonder reên op gnorten’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (II, IV, t.o. 61, achterkant uitklapblad, achterkant uitklapblad, t.o. 163, t.o. 195, t.o. 269, t.o. 343, t.o. 393, t.o. 451) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
NATUURLIJKE HISTORIE van HOLLAND.
VIJFDE DEEL.
[pagina III]
NATUURLIJKE HISTORIE van HOLLAND,
door J. LE FRANCQ VAN BERKHEY.
Med. Doctor en Praelector in de Natuurlijke Historie aan 's Lands Universiteit te Leyden, Lid van verscheidene zoo Uitheemsche als Vaderlandsche Maatschappijen der Natuur- en Dichtkunde.
VIJFDE DEEL.
met noodige afbeeldingen.
te LEYDEN,
Bij P.H. TRAP.
MDCCCV.
[pagina V]
Korte inhoud der hoofdstukken van het vijfde deel.HET RUNDVEE. TWEEDE AFDEELING.
eerste hoofdstuk. | |
Beschrijving van de Beenwording, het Rif, Geraamte en Beendergestel der Koeijen. | Bladz. 1 |
tweede hoofdstuk. | |
Behelzende de uitwendige kenbare gedeelten der Ledenmaten, Spieren en verdeelingen eener Koe, mitsgaders derzelver benamingen in de huishoudelijke spreekwijzen der Vleeschhouwers en Landlieden. | Bladz. 62 |
derde hoofdstuk. | |
Beschouwing van het Herssengestel der Koeijen, deszelfs vaten, zenuwen, aderen en slagaderen, boezem en mergdeelen, mitsgaders het gansche zenuwgestel door het geheele ligchaam der Koeijen, volgens thomas willis; met verbeteringen. | Bladz. 133 |
[pagina VI]
vierde hoofdstuk. | |
Vervolg op de verhandeling over het herssengestel, zoo als uit deszelfs verlengdmerg, het gansche weefsel der zenuwen, door de uit- en inwendige deelen en ingewanden zich verspreidt. | Bladz. 163 |
vijfde hoofdstuk. | |
Waarin, volgens de waarnemingen en afbeeldingen van j. casserus placentinus en anderen, met vrijmoedige verbeteringen, het gehoor der Koeijen uitvoerig wordt beschreven. | Bladz. 196 |
zesde hoofdstuk. | |
Uitvoerige en meest vernieuwde Ontleedkunde van het oog en de gezigtdeelen der Koeijen. | Bladz. 270 |
zevende hoofdstuk. | |
Ontvouwende en beschrijvende de bijzonderheden van de reukdeelen der Koeijen, met geheel nieuwe afbeeldingen. | Bladz. 343 |
achtste hoofdstuk. | |
Handelende over de zintuigelijke deelen van den smaak, de chijlmaking, het gebit, de tong en het verhemelte der Runderen. | Bladz. 393 |
[pagina VII]
negende hoofdstuk. | |
Behelzende nadere bijzonderheden over het zintuigelijk gevoel der Runderen, met vergelijkende aanmerkingen op dat van den Mensch en andere Dieren. | Bladz. 452 |