Natuurlyke historie van Holland. Deel 3
(1772-1776)–J. le Francq van Berkhey– Auteursrechtvrij
[pagina 1741]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Agttiende hoofdstuk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1742]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonten Ga naar margenoot+van 's Lands Ingezetenen. Wy hebben de bestryders van het leeven, en de heirbenden des doods, die in onze Lugt- en Landstreek onder zyne baniere dienen, voor zoo verre wy dezelven in de hinderlaagen van dit Land konden ontdekken, nagespoord. Daarbenevens hebben wy hier en daar, in onderscheiden Verhandelingen, reeds min of meer opgemerkt, hoe verre de paalen van den leeftyd onzer Landzaaten meerendeels gesteld zyn; doch nu zal 'er op aankomen, om 'er met meer naauwkeurigheid van te spreeken. En hieromtrent hebben wy kortlyk, zonder ons, uit hoofde van de onvolmaaktheid der Sterflysten, en het gebrek van genoegzaame berekeningen, in vaste bepaalingen in te laaten, het volgende voor te draagen. Ga naar margenoot+Men schynt veelal te denken, dat de Leeftyd der Hollanderen, of die der Nederlanders in 't gemeen, in vergelyking by die van verscheiden andere Volkeren, tot geen zeer hoogen ouderdom klimt. Het vooroordeel deswegens gaat by veelen, doch meestal vreemde Schryvers, zoo verre, dat zy ons Land als ongezond, en het Leeven verkortend, beschryven. De vermaarde Baron van haller, die zig beroemd gemaakt heeft, door zyne keurige en geleerde Schriften; maar te gelyk by diepbeleezenen bekend staat voor iemand, die te veel met vooroordeelen bezet, en wat al te los en onagtzaam in zyne aanhaalingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1743]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+is, zegt stoutlyk: Batavia insalubris & brevis aevi. ‘Holland is ongezond, en de Leeftyd aldaar kort’. Met dit vooroordeel zyn niet alleen Vreemden ingenomen, maar men vind het ook onder ons eigen Landsgenooten; vooral by de zulken, die zig in alles met de denkbeelden der Vreemden willen vereenigen: wel byzonder voeden zy, ten deezen opzichte, geheel verkeerde gedagten van verscheiden Distrikten in ons Land, als uit de berigten van den Heer kluit, wegens den Briel, reeds gebleeken isGa naar voetnoot(*). Midlerwyl toonen ons veeler aanmerkingen op verscheiden omstandigheden, en inzonderheid op de Sterflysten, die oplettende Mannen, wegens ons Vaderland, naauwkeurig nagaan, ten duidelykste, dat de Menschen in Holland, over het algemeen, tot een zoo hoogen, zoo niet tot een hooger, ouderdom komen, als in andere Gewesten van Europa: en waar van wy, eer wy tot de begraafnis plegtigheden overgaan, uit de voornaamste Sterflysten, eenige overtuigende staaltjes zullen bybrengen. Ten bewyze hier van strekken, in de eerste plaats, de Lysten van kersseboom, als welken over het geheel, en voor het grootste gedeelte, toonen, dat de evenredigheid der Sterfgevallen in Holland, wei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1744]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nig Ga naar margenoot+by die van andere groote Landen en Steden verschilt; ja zelfs veelal gelyk staat, met die van Londen en Parys. De Heer suszmilch schynt 'er egter aan te twyffelen, en drukt zich, op 't einde van zyn Eerste DeelGa naar voetnoot(*), hier over vry sterk uit; zeggende, ter gelegenheid dat hy eenige Engelsche berigten overweegt, ten laatste: ‘Van Holland kan men in geenen deele tot Engeland besluiten. In het eerste leeft omtrent alles van den Handel en Scheepvaart, weinigen van het aanfokken van Vee, en nog veel minderen van den Akkerbouw, welke in sommige Provintiën, wegens den onvrugtbaaren grond, geheel niet te dryven is. De Noordsche Provintiën zyn deszelfs Koornschuuren, en de 2 millioenen Menschen moesten van honger sterven, indien zy niet de Graanen uit Dantzig, Koningsbergen en Riga kreegen’. De Heer suszmilch, hoe naauwkeurig en omzigtig anders in zyne Schriften, toont in deeze uitdrukking, dat hy geen genoegsaame kennis, van den waaren staat van Holland, gehad heeft. Het zeggen, dat 'er weinigen van het aanfokken van Vee leeven, en dat alles omtrent van de Scheepvaart en den Handel bestaat, is volstrekt onwaar. In tegendeel leeft een aanzienlyk gedeelte der bewoonderen van 't platte Land, vooral in Vriesland, van het fokken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1745]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+van Vee, of eigentlyk van den Veehandel, en zeer veelen van den Akkerbouw. En als men dus de andere Provintiën mede, onder de benaaming van Holland, betrekt, het geen de Heer suszmilch, door de melding van sommige Provintiën, schynt te bedoelen; dan is het 'er zoo verre van daan, dat men, spreekende van de Inwoonderen, die van de Scheepsvaart leeven, in plaats van het grootste, het minste gedeelte moet stellen. 't Is tog bekend, dat de meeste onzer Schepen door vreemden bemand worden; onder het Volk der Oost-Indische Schepen, zou men, indien men 't recht weeten konde, ongetwyffeld wel agt of tien vreemden, tegens éénen Inlander, vinden; en onze meeste Koopvaardyschepen, Groenlandsen Straatdavidsvaarders, zyn bemand met Inwoonders van de Zweedsche en Jutsche Kusten. Men zou hieromtrent gewis eene geheel andere taal spreeken, indien men eene behoorelyke telling of genoegzaame Lysten had, van de Inwoonders onzer Zeven Provinciën; by de vreemden meest altyd met den naam van Holland benoemd. Als men, met dit behulp, het getal van die geenen, welken in de Steden woonen, van de Scheepvaart en den Handel leeven, nagong, tegen die geenen, welken den Vee- en Akkerbouw hanteeren, zou men derzelver getal ongeloovelyk verschillend vinden. Naar myne gissing zouden de eersten naauwlyks een derde gedeelte uitmaaken; en men zou het getal vermoedelyk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1746]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+nog laager moeten stellen. De Vreemdelingen, die, gelyk meermaals gemeld is, ons Land slegts in de Provincie Holland, omstreeks Rotterdam, Delft, den Haag, Leyden, Haarlem en Amsterdam bezien, en de andere Landstreeken niet, of alleen ter loops, bezoeken, weeten niets van 't geen den Landbouw betreft. Zelfs zyn veelen onzer Kooplieden en Stedelingen, vooral die van Holland, Vreemdelingen in dit stuk. 't Zou een groot aantal van Amsterdamsche en Rotterdamsche, of andere Handeldryvende en van de Zeevaart leevende Persoonen, vreemd voorkomen, als men hun wilde bewyzen, dat het arbeidzaame Sticht, Gelderland en Overyssel, het Volkryke Vriesland en Groningen, een voornaam bestaan van den Vee- en Akkerbouw hebben; en dat ze mogelyk, even als van ouds, zonder de Scheepvaart, uit de voortbrengselen van hun eigen Land, bestaan zouden kunnen. Wat verder aanbelangt, het gezegde van den Heer suszmilch, dat de Noordsche Provinciën onze Koornschuuren zyn, dit is gedeeltlyk zoo; doch het schynt alleen ten aanzien van de Provincie Holland volstrekt waar te zyn; zeker is het niet, ten aanzien van alle onze Provinciën. Zeeland, Overmaas, Gelderland, Overyssel, met een zeer groot deel van Vriesland, en het Sticht, levert voor zig zelven Graanen in overvloed. Zy zouden zeer wel in staat zyn, om zig zelven te kunnen voeden, ware het niet dat de Scheepsvaart den Handel van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1747]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+daar in Holland overtrok. Doch deeze trek, hoe sterk die ook zy, belet inderdaad niet, dat de Gelderschen en Overysselschen, byzonder, zig zelven door hun eigen Graan voeden; nademaal veelen in de kleene Steden en Dorpen hun eigen Graan oogsten, en daar van Brood bakken. Ik zou daarenboven, naar myn begrip en ondervinding, het gestelde van den Heer suszmilch liever omkeeren, en zeggen, dat Holland de Koornschuur is van de uitheemsche Landen en Gewesten. Men weet immers, hoe de Hollandsche Graanhandelaars, in de onlangs heerschende duurte, by gebrek aan Graanen, Engeland, een goed deel van Vrankryk en de aangrenzende Duitsche Landen, Graanen hebben toegevoerd: en men zou zekerlyk verbaasd staan, indien men eens weeten mogt, hoe veele Graanen, die van 't Noorden in Holland inkomen, 'er door den Handel weder uitgaan. Uit dien hoofde mag men wel beweeren, dat 'er, van de twee millioenen Hollanders, die de Heer suszmilch stelt, dat 'er, buiten den gemelden toevoer, van honger zouden sterven, een ruim zoo groot getal in Holland gevonden zou worden, ter overtuiginge, dat zyn Ed. stelling, met betrekking tot het bestaan der Natie in dit opzigt, niet doorgaat. Doch laat ons, het gezegde deswegens genoeg agtende, verder naspooren, wat ons, buiten dit, nopens het bepaalen van den Leeftyd der Hollanders, voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1748]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Wy vinden hieromtrent by genoemden Heer een opmerkenswaardig berigt, waar over die verstandige en Godvrugtige Schryvers, wegens Holland, beter redeneert, dan in het voorgemelde geval. Uit de Lysten van den Heer struyck, over eenige Dorpen en Vlekken in Noordholland, tot twee-en-veertig in getal, zou, gelyk de Heer suszmilch meldt, schynen te volgen, dat de gemiddelde sterfte beneden 1/23, en bygevolg ongemeen groot, zou zyn, indien 'er van 22 tot 23 jaarlyks één zou sterven: daar de gemiddelde sterfte elders op 1/30 tot 1/36 gerekend word. Dan hier op zegt de gemelde Schryver uitdruklyk: ‘wat hier van ook de reden mag zynGa naar voetnoot(*), naar myn begrip kan dit voorbeeld niet ten bewyze worden bygebragt, dewyl (1) het zelve met alle voorgaande (door hem bygebragte) voorbeelden van Dorpen, en, dat nog meer is, (2) ook met die van kleine en groote steden strydig is. In de Dorpen van de Keurmark is de sterfte, zelfs in een verloop van 10 Jaaren, waar onder twee besmettelyke gevonden worden, nooit op 1/30 veel minder op 1/23 gekomen. Ja zelfs in het besmettelyke Jaar 1749, is zy in Zweeden van deeze Hollandsche evenredigheid zeer veel verschillende gebleeven. In de besmettelyke jaaren is zy in Rome maar eens tot op 1/19 en 1/20 geklommen, vol- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1749]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gens Ga naar margenoot+de algemeene evenredigheid van 35 Jaaren is zy 1/25 geweest, en bygevolg minder dan in Holland. Men moest dan (3) voor Holland een nadeelig gevolg daaruit afleiden, en willen beweeren, dat het, wegens zyne laage waterachtige en moerassige ligging, en wegens de geduurig vochtige Lucht, veel ongezonder is dan alle andere plaatsen, van welke wy voorbeelden hebben bygebragt’. Deeze aanmerking, welke niet ongegrond schynt, is voor Waterland niet gunstig; en dezelve verdient, zoo uit kragte onzer aanmerkingen over de Landsziekten, als ter oorzaake van de gesteldheid van het Land, wel eene ernstige overweeging. Misschien zou ook de Heer suszmilch, indien hy geweeten had, dat de meeste der tweeen-veertig door den Heer struyck opgetelde Dorpen en Vlekken in de laage moerassige streeken van Noordholland liggen, sterker op dit vermoeden gevallen zyn; te meer daar eenige andere berekeningen toonen, dat hier in een merkelyk verschil plaats heeft. Dit ziet men, onder anderen, uit de Lyst eeniger Steden by hem, Bladz. 94 opgeteld; in welke, volgens de opgave van den Heer struyck, de gestorvenen met de leevenden evenredig waren;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1750]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het aanmerkelykste hierin, naar ons inzien, is, dat Haarlem, grenzende aan, of behoorende ten deele in Noordholland, hier telt 1:1/24; en dat Schiedam in Zuidholland op 1:1/26 komt. Als dit doorgaat, zou 'er duidelyk een aanmerkelyk onderscheid, in dit opzicht, schynen plaats te hebben. Doch wy willen dit niet gaerne vaststellen; alzoo wy 't, by gebrek van als nog voldoende bewyzen, niet wel bepaalen kunnen. Men mag inmiddels gegrond vermoeden, dat 'er, zoo in eenig Land, zekerlyk in Holland, in veele plaatsen, een zeer groot verschil te ontdekken is; dat, het zy zulks afhange van de Landsgelegenheid, bewoonbaarheid, den in- en uittogt der vreemden, de Scheepsvaart, of de Landbewoonders, de rechte bepaaling der sterfte in byzondere plaatsen altoos moeilyk zal maaken. Dan, eer wy overhellen, om 'er iets uit te besluiten, ten nadeele van Holland, of ten minste van eenige streeken in onze Gewesten, zeggen wy liever, met den Heer suszmilch; ‘tot dit besluit zou ik niet ligt overgaan, voor dat 'er eerst meerder bewysredenen toe waren bygebragt. Egter komt my dit gevolg (4) ook ongegrond voor, om dat uit de voorheen bygebragte evenredigheid van eenige Steden in Holland blykt, dat de sterfte daar 1/25 en 1/26 is geweest, bygevolg kleiner dan in deeze 42 Dorpen en Vlekken; daar nochtans uit het voorgaande ten vollen blykt, dat de sterfte in de Dorpen nooit zoo groot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1751]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+is als in de Steden. De grootste en ongewoonelykste sterfte, in de Dorpen, bereikt naauwlyks de kleinste en gewoonelykste, in de Steden. Men heeft egter geen reden om te vermoeden, dat het in Holland anders zou zyn. Schoon de waterachtige en laage ligging des Lands de sterfte al iets grooter maakte, dan in andere Landen, waar het Aardryk verheven en vast is, kan het nochtans zoo veel niet weezen; en 'er moet tusschen de Steden en de Dorpen eene behoorlyke evenredigheid blyven’. Dus verre de diepdenkende en vernuftige suszmilch, met wien wy in deezen overéénstemmen; en des besluiten, dat 'er in de Provincie Holland, over het geheel genomen, geen meerder Menschen sterven dan elders. Wy zouden dit, ten aanzien van veele Steden, uit de Lysten van den Heer kersseboom nog wel nader kunnen betoogen; maar dewyl de meeste dier Lysten niet verder dan tot het Jaar 1739 loopen, en men zints dien tyd aandagtiger op dit stuk geworden is, zoo vinden wy 't niet raadzaam ons daar toe te verledigen. Alleenlyk zullen wy, terwyl wy eene volkomener en nader berekening van kundige Mannen te gemoet zien, ons, ten opzichte der Sterflysten, vergenoegen, met de Leezers, zoo als wy by de Verhandeling over de Geboornen en de Huwelyken gedaan hebben, een kort uittrekseltje van de hoofdzaaklyke berekeningen der begraavenen, in de voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1752]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naamste Ga naar margenoot+Steden van Holland mede te deelen, met byvoeging van eenige nadere opgaven, zoo verre die voorhanden zyn. Uit dit Tafeltje, 't welk hier nevens gaat, kan men tog na genoeg, by vergelyking, opmaaken, hoe 'er, naar gerade van de grootte en volkrykheid der Steden, eene zekere evenredigheid van gestorvenen plaats hebbe. Daarbenevens zal hier uit aan den des kundigen, indien men te gelyk de Proeven van den Heer kersseboom nagaat, ten overtuigelykste blyken, hoe 'er ook in Holland, tegens andere Volkryke Gewesten gesteld, eene gelykheid der sterfgevallen en der geboorte stand houde. Ondertusschen slaa men hier, ter nadere ophelderinge van onze reeds aangevoerde denkbeelden, nog het volgende gade. Schoon 'er in Holland en deszelfs Steden, na verloop van een groot getal jaaren, eene evenredigheid plaats hebbe; en hoewel de wyze Godlyke Orde in de veranderingen van het Menschlyk Geslagt, zig zoo overtuigelyk by de Hollandsche Natie als by eenige andere Volkeren vertoone; zoo bespeurt men egter, dat de natuurlyke veranderingen en lotgevallen des doods in deeze Gewesten, op zeer kleene afstanden van Steden en plaatsen, ook merkelyk medewerken, tot eene verschillende hoeveelheid van sterfgevallen. Hier door telt dikwils de eene Stad, geduurende het verloop van één of meerder Jaaren, meerder sterfgevallen dan de anderen; maar het keert uit bovengemelde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1753]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+redenen, na verloop van zeer veele Jaaren, altoos weder tot de evenredigheid; welke aanmerking, ten aanzien van de gesteldheid van ons Land, van een weezenlyk Ga naar margenoot+gewigt is. Wy hebben 'er reeds eenig gewag van gemaakt, toen wy over onze Landsziekten handelden; meldende, hoe 't menigmaal gebeure, dat 'er in de eene Stad schadelyke Ziekten heerschen, waar van men, omtrent dien tyd, in de andere Steden niets ontdekt. Zulks heeft noodzaaklyk ten gevolge, een groot verschil in de optelling der sterfgevallen; 't welk, nademaal dit verschil hier te Lande, dikwils op den afstand van één twee a drie uuren meer of minder plaats heeft, zekerlyk zyne opmerking verdient. 't Is te meer der moeite waardig hier op agt te geeven, om dat het niet weinig van den betoogden invloed van ons veranderlyk Klimaat schynt af te hangen; des waarneemingen van die natuur ook haare nuttigheid hebben in het beoeffenen der Ziektekennis. Men ontmoet 'er zoo sterke voorbeelden van, dat wy niet wel kunnen nalaaten 'er eenige doorslaande staaltjes van op te geeven. In het Jaar 1727, was 'er te Amsterdam eene zoo groote sterfte, dat men het getal der begraavenen bevond te zyn 13956: daar men in de voorige Jaaren, van 1696 tot dat Jaar, eenmaal, te weeten in 't Jaar 1719, op 't hoogst geteld had 9208 dooden. In Leyden daarentegen, (dat men op een afstand van zes uuren, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1754]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+in een rechten Lyn, op vry minder stellen mag,) bevond men in dat zelfde Jaar 1727, het getal der dooden niet boven de 2341, 't welk, geduurende vry veele Jaaren, in de Doodlysten dier Stad gemeen is, en ook hooger loopt. In Rotterdam beliep het in dat Jaar 1992; en in Gouda niet hooger dan 648; daar het getal, in die Stad, verscheiden maalen tot 7 a 800 klimt. In Delft en Delfshaven was het getal in dat Jaar 822, daar het drie jaaren voor en na, te weeten Ao. 1724 en Ao. 1730 op 989 en 922 kwam. 't Is opmerkelyk dat men in Delfshaven, een halfuur gaans van Delft gelegen, in Ao. 1724, toen Delft 962 begraavenen telde, maar 27 dooden op de Lyst vond; daar Delfshaven in 't voorige Jaar, Ao. 1723, toen Delft maar 605 dooden telde, 'er 45 had: ja in het Jaar 1732, een jaar genoeg voor een sterfjaar bekend, telde Delft maar 564, en Delfshaven 80, dooden. Uit deeze Voorbeelden kan men nagenoeg opmaaken, dat de verschillende uitwerkselen der sterfjaaren, overéénkomstig met ons gestelde, op een korten afstand merkelyk kunnen verschillen. En dit heeft in ons Land te meer plaats, naar maate men hooger opkome, of, zoo ik eens naar myn begrip moge spreeken, naar maate men meer aan 't hooge dan aan 't laage deel van Holland kome. In 't Jaar 1727, toen de sterfte, schoon in de eene Stad merklyk minder dan in de andere, egter in verscheiden Steden de ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1755]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zondste Ga naar margenoot+jaaren grootelyks overtrof, waren 'er te Gorinchem maar 161 dooden, en men had dus slegts het meest gewoone getal. Even zoo, wanneer men de Lysten der Steden en plaatzen aan de Maas en Ysselkant, ontrent Gouda, Dordregt en elders nagaat, zal men dit overtuigend bewaarheid vinden. Aan den anderen kant zyn 'er ook overvloedige voorbeelden, die wederom veele sterfgevallen in andere Steden aantoonen, welken by Amsterdam niet in evenredigheid komen. Dus had men in Amsterdam Ao. 1710, naar het gemeene beloop, weinig dooden; dewyl men het getal op 5874 aangetekend vind; waar tegen men te Leiden 1811 dooden telde, dat, naar het gemeene getal, hooger was. In het Jaar 1636, stierven te Haarlem, in een Pesttyd, volgens de opgaave van den Heer duyn, 8524, en te Leyden 15735 Menschen; welk getal verbaazend veel verschilt van 't gemeene beloop in deeze twee Gebuursteden, en het gewoone Amsterdamsche getal zeer verre te boven gaat. Wegens het verschil tusschen Haarlem en Alkmaar, rekent de laatstgenoemde Schryver, dat de jaarlyksche sterfte te Haarlem 3⅜ meer is dan te Alkmaar; en te Amsterdam sterven 'er naar 's Mans berekening, jaarlyks, ruim 5 3/5 meer Menschen dan te Haarlem. De Heer duyn, hier van gewaagende, merkt tevens op, dat de verschillen van verscheide zwaare sterfjaaren te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1756]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Alkmaar, Amsterdam en Haarlem niet weinig afhingen van het heerschen van den rooden loopGa naar voetnoot(*). ‘Men ziet, zegt hy, (na 't opgeeven eener Tafel van de gestorvenen te Alkmaar, geduurende de Jaaren 1696-1742,) men ziet 'er verscheiden Jaaren, als 1719, 1720, 1727, 1728 en 1729, in welke de sterfte meer dan gemeen geweest is. Toen was 't hier te Haarlem meede zoo gesteld, maar niet in 't Jaar 1731; want in dat Jaar was 't te Haarlem naauwlyks een gemeen sterfjaar. Maar te Alkmaar was de sterfte vry wat meer dan in een gemeen sterfjaar. Integendeel, zo was de sterfte te Alkmaar, in 't Jaar 1702, veel minder dan gemeen; en hier te Haarlem omtrent 2/5 meer dan in gemeene Jaaren. Waar uit men besluiten kan, dat de Roodeloop te Alkmaar in dat jaar niet geheerst heeft, gelyk te Haarlem, als meede te Amsterdam’. Zoo wy nu deeze bygebragte voorbeelden nagaan, en tot het bedoelde overbrengen, zien we ten klaarste, dat de sterfgevallen, in het kleene begrip der Provincie Holland, en in den omtrek van weinig uuren, merkelyk kunnen verschillen; schoon 't waar zy, dat men de getallen, in doorgaande en zwaare Ziekten of sterfjaaren, veelal zie klimmen. Dit zoo zynde, is het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1757]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zeker, dat 'er ook oorzaaken zyn, die dit te wege brengen. Nopens Amsterdam is het nagenoeg te betoogen, dat 'er zig, gelyk in alle Volkryke Koop- en Zee-Steden, eenige afwyking van den gemeenen regel opdoet; 't geen ook, in de vergelyking van de Steden met de Dorpen, volgens den Heer suszmilch, doorgaat. Doch ten aanzien van andere Steden en groote Dorpen in Holland, ben ik, tot op nadere onderrigting, niet vreemd van te gelooven, dat de schielyke verandering van Lugt, Weder en Wind, in dit ons Vaderland, grootlyks tot dit verschil medewerkt; en dat zulks zelfs plaats heeft, in de aanvoering of ontsteeking van algemeene, ja ook van byzondere besmettelyke Ziekten. Ten voorbeelde hier van verstrekt dat allerzonderlingste Jaar te Haarlem, toen 'er zoo veele Kraamvrouwen stierven; benevens die tyd, toen de Kinderziekte zoo ontallyke Kinderen te Leyden wegsleepte; en even zoo ook nog in andere plaatsen de Roodeloop enz. Wat hier van ook zy, wy onderwerpen onze gedagten nederig aan den toets der verstandigen, en de kundige Leezer oordeele, of hem dit denkbeeld aanneemelyk voorkome, dan niet. Verder staat in deezen nog het oog te vestigen, op de verandering der Jaarsaisoenen, en derzelver invloed op de sterfgevallen onzer Natie; waar van wy eenige weinige, doch overtuigende, voorbeelden, zullen bybrengen; uit welken men zien kan, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1758]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de meeste sterfgevallen hier te Lande, met de verandering der Saisoenen, inkomen. By den Heer kersseboom vinden wy, wegens Amsterdam, de volgende opgaave van 12 Maanden, geduurende 12 Jaaren, door elkander gerekend.
Uit deeze Tafel, waar uit men, met het dooreen rekenen der getallen, de naastbykomende evenredigheid ontdekt, is het blykbaar dat de getallen het grootste zyn, in Mey, als de Zomer hier begint door te straalen, en in September, als de Herfst een aanvang neemt. Wyders vind ik by gemelden Schryver, wegens 's Hage, geduurende ruim 30 Jaaren door elkander genomen, de opgave in deezervoege.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1759]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men ziet op de vergelyking deezer getallen wederom, dat de Maand Mey de meeste dooden uitlevert; terwyl, het geen aanmerkelyk is, alle de overige Maanden, (Juny en January uitgezonderd,) tusschen de negentig en honderd, gelyk die van Amsterdam meestal tusschen de zes- en zevenhonderd, blyven. Inmiddels heeft September mede een der hoogste getallen; en 't schynt tevens uit de groote getallen in de Maanden January en December, dat 'er in die Wintermaanden ook zeer veele sterfgevallen plaats hebben. Als men nu voorts de noodlottigheden der sterfgevallen, in de verscheiden Maanden der Saisoenen, tot één Saisoen brengt, en die in evenredigheid stelt, dan bevind men, volgens den Heer kersseboom, de specifique fataliteit der vier deelen des Jaars, naar de bovengemelde Tafel, aldus:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1760]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het blykt dus, gelyk de Heer kersseboom, by gelegenheid deezer opgave aanmerkt, ‘dat de Maand Maart minder fataal is dan April, en April minder als Mey en Juny; dat de Maand Mey verre is de fataalste van allen, houdende de anderen alle eenigsints eene gelykheid. Verders blykt, dat drie vierde parten van het Jaar, te weten van den Zomer-Zonnestand, (of van den langsten dag af) tot de Lente-Sneê (of tot dien tyd, als, in de Maand Maart, dag en nagt even lang zyn,) volmaaktelyk even fataal in opzigte van malkander zyn: doch dat het andere vierdepart, beginnende, met de Lente-Sneê, zoo veel fataalder is, dat de proportie van dat vierdedeel jaars, gecompareerd tegens een van de drie andere deelen, is als 15 tegen 14, dat is te zeggen, dat geduurende het klimmen der Zonne, zoo als men spreekt, van omtrent den 21 Maart, tot omtrent den 21 Juny toe, een vyftiende part meerder Menschen sterven, als in eenig van de drie andere Getyden des Jaars’Ga naar voetnoot(*). Wanneer men deeze opgave opmerkzaam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1761]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+nagaat, ontdekt men terstond dat dezelve nagenoeg, zoo niet volstrekt, overéénkomt met ons gezegde, wegens de Ziekten des Lands; beweerende, dat de meesten zig, in 't afgaan der Lente, in 't begin en 't voortgaan van den Zomer openbaaren. 'Er schynt evenwel in sommige Steden onzes Lands, hier omtrent eenig verschil plaats te hebben; nademaal de opgenoemde Schryver betoogt, dat men in het Nasaisoen aan meer sterfgevallen onderhevig is te Amsterdam, dan in 's Hage; doch hier van dadelyk nader. Eindelyk, (om van dit gedeelte deezer Verhandelinge af te stappen,) word ons gevoelen, wegens het ontstaan der heete Ziekten, die wy gesteld hebben, dat vooral in Augustus en September, in 't afgaan van den Zomer, het meeste woeden, niet weinig bevestigd, door het geen de Heer duyn, nopens het sterke sterfjaar 1636, ten aanzien van Haarlem, gemeld heeft. Zie hier zyne opgave, welke daar mede overéénstemt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1762]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Men ziet, in dit voorbeeld, met een opslag van 't oog, dat de ontsteekende Ziekte, welke zoo veele Menschen wegsleepte, eensklaps begon in Augustus, en tot op het afloopen van November aanhield; doch in September en October het sterkste woedde. Zoo was ook, volgens de opgave van dien Schryver, ‘het grootste getal in één Maand, te Leyden, in October 1635, dit bedroeg 5249; in de voorgaande Maand waren daar 3925, en in de volgende 2870 Menschen gestorven’. Dus blykt het, dat de heete en woedende Ziekten meest in die Maanden aanvangen en heerschen; waar van men nog nader overtuigd kan worden, als men onze oude Lands Chronyken gelieft na te gaan: vermits men aldaar gemeenlyk, by de berigten van pesttyden of ongemeene sterften, in deeze of geene Stad, de gemelde Maanden byzonder vind aangetekend. 't Is ook, met betrekking tot dit onderwerp, onder 't Gemeen, genoegzaam bekend, dat men den Roodenloop of andere besmettende Ziekten, hier te Lande, na het rypen der blaauwe of andere Pruimen, in Augustus of September ontdekt. Uit dien hoofde heeft men zelfs hier en daar, in eenige Steden, uitdrukkelyke Verbodplakkaaten, tegens den invoer deezer Vrugten, gemaakt; als vermoedende dat dezelven eene medewerkende oorzaak dier ongesteldheden zyn; dat egter tot nog onder de Geneesheeren niet voldoende beslist is; doch waarover | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1763]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+wy ons hier niet breeder zullen uitlaaten. Het dus ver gezegde is, onzes oordeels, genoeg, om den Leezer een begrip te geeven, van het gemeene beloop en den toestand der sterfgevallen in dit ons Vaderland; waarom wy dit onderwerp hier mede zouden kunnen laaten rusten; ware het niet, dat ons bestek nog eenige melding vorderde van verdere bespiegelingen, op den meesten ouderdom; mitsgaders den hoogsten of middelbaaren trap, tot welken de Kinderen en Bejaarden onder de Natie komen. Men verwagt hier geene uitvoerige behandeling van dit onderwerp; het is van een al te grooten omslag, om het in alle deelen met de behoorlyke Tafelen en bewyzen voor te draagen; en daarenboven is er, met opzicht tot byzondere streeken en Steden, een gebrek aan voldoende berigten. Het naaste, dat wy 'er van melden kunnen, moet voornaamlyk getrokken worden uit de berekeningen van Lyfrenten; waar van wy den Leezer, ten beteren verstande, één of twee voorbeelden, uit de Schriften van beroemde Autheuren, desaangaande, onder het oog zullen brengen. Ten aanzien onzer Natie, houd men 't voor vry overéénkomstig met de evenredige Leevenskragten van andere Volkeren, dat dezelve, dooreen gerekend, tot de 35 a 36 Jaaren in haare volle kragt is; dat zy, van 1 tot 36, in kragten klimt, en, van 36 tot hooger, afneemt; dat is, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1764]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de Menschen hier te Lande, op hun 35 a 36 Jaaren, de volle Leevenskragt hebben. En als men wyders de verschillende Leevenskragten der Mannelyke en Vrouwelyke Sexe berekent, waarvan men by den Heer kersseboom eene menigte Tafelen van verschillende getallen kan vindenGa naar voetnoot(*), schynt het, naar uitwyzen dier Tafelen, te blyken, dat de Vrouwelyke Sexe meestal tot een hooger ouderdom komt; 't welk ook met de evenredige berekeningen van andere Gewesten overéénstemt. Eene reden hier van is te vinden, in de meerdere noodwendige gevaaren, welke de Mannelyke Sexe in den Oorlog en Zeevaart ondergaat. Men heeft dit hier te Lande in tyd van Oorlog duidelyk ondervondenGa naar voetnoot(†); in hoe verre ook onze Scheepsvaart hier het haare toebrengen kan, is ligt te raamen; en men zou 'er, buiten dit, nog veele andere oorzaaken, die de gevolgen van byzondere beroepen zyn, van kunnen optellen, welke wy nu kortheidshalven overslaan. Liever keeren wy ons tot het zaaklyke besluit, het welk de Heer kersseboom afleid, uit eene menigte van Observatien, en daarop gemaakte Lysten der stervenden op verschillende JaarenGa naar voetnoot(§). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1765]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Uit dezelven, (zegt hy,) volgt, als wy stellen, dat het geheel getal der Lyven, ter ingang van de Lyfrente-Negotiatie is 121.375, dat de Afsterving zig aldus vertoond’.
Wanneer men nu, uit deeze Tafel, het middental der Jaaren van den leeftyd, voor ieder van die 121.375 Lyven, opmaakt, zal men, volgens 's Mans berekening, bevinden, dat het uitkomt op 76.933 halve jaaren, en dat dus de kragt van den Leeftyd onzer Natie, in deeze Provincie, te stellen is, op ruim 38 heele Jaaren. Ik zeg bepaaldlyk in deeze Provincie, om dat de Autheur uitdrukkelyk zegt: ‘Ik houde my verzeekert, als men diergelyke opneemingen te Londen uit de Registers der Lyfrenten wilde maaken, dat men een Leevenskragt voor alle de respective | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1766]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ouderdommen zoude ontdekken, die zeer weinig verschillen zoude van die geene die uit myne observatien hier te Lande voortvloeid; en daar schynt geen reden te zyn om te twysffelen, dat daar uit niet zoude voortkoomen een Tafel, nagenoeg overéénstemmende met die geene, dewelke ik in myne tweede Verhandeling gegeeven hebbe’. Wy zullen deeze Tafel, in die Verhandeling op bladz. 56 te vinden, als nagenoeg voldoende, ter bespiegelinge van de Leevenskragten, en den meest bereikt wordenden ouderdom onzer Landzaaten, ter deezer gelegenheid hier nog laaten volgen. - Zie dezelve hier tegen over. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1767]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+‘Tafel van leevenskracht.
|
van Jaaren oud. | Personen in Leven. | van Jaaren oud. | Personen in Leven. | van Jaaren oud. | Personen in Leven. | van Jaaren oud. | Personen in Leven. | van Jaaren oud. | Personen in Leven. |
1 | 1125 | 21 | 808 | 41 | 596 | 61 | 369 | 81 | 87 |
2 | 1075 | 22 | 800 | 42 | 587 | 62 | 356 | 82 | 75 |
3 | 1030 | 23 | 792 | 43 | 578 | 63 | 343 | 83 | 64 |
4 | 993 | 24 | 783 | 44 | 569 | 64 | 329 | 84 | 55 |
5 | 964 | 25 | 772 | 45 | 560 | 65 | 315 | 85 | 45 |
_____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ |
6 | 947 | 26 | 760 | 46 | 550 | 66 | 301 | 86 | 36 |
7 | 930 | 27 | 747 | 47 | 540 | 67 | 287 | 87 | 28 |
8 | 913 | 28 | 735 | 43 | 530 | 68 | 273 | 88 | 21 |
9 | 904 | 29 | 723 | 49 | 518 | 69 | 259 | 89 | 15 |
10 | 895 | 30 | 711 | 50 | 507 | 70 | 245 | 90 | 10 |
_____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ |
11 | 886 | 31 | 699 | 51 | 495 | 71 | 231 | 91 | 7 |
12 | 878 | 32 | 687 | 52 | 482 | 72 | 217 | 92 | 5 |
13 | 870 | 33 | 675 | 53 | 470 | 73 | 203 | 93 | 3 |
14 | 863 | 34 | 665 | 54 | 458 | 74 | 189 | 94 | 2 |
15 | 856 | 35 | 655 | 55 | 446 | 75 | 175 | 95 | 1 |
_____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ | _____ |
16 | 849 | 36 | 645 | 56 | 434 | 76 | 160 | 96 | 0.6 |
17 | 842 | 37 | 635 | 57 | 421 | 77 | 145 | 97 | 0.5 |
18 | 835 | 38 | 625 | 58 | 408 | 78 | 130 | 98 | 0.4 |
19 | 826 | 39 | 615 | 59 | 395 | 79 | 115 | 99 | 0.2 |
20 | 817 | 40 | 605 | 60 | 382 | 80 | 100 | 100 | 0.0 |
Ga naar margenoot+By dit Tafeltje zullen wy ten overvloede nog voegen, eene opgave van de onderscheiden sterfte der Kinderen, naar maate dat ze in jaaren aanwassen, van één tot tien jaaren; volgens deswegen gedaane waarneemingen in 's GraavenhageGa naar voetnoot(*). Men heeft, uit zeer keurige 19 jaarige Lysten, van Ao. 1755 tot 1773, het volgende Lystje getrokken.
Getal der Kinderen onder het Jaar, in 19 Jaaren over leden. | Getal der Kinderen tusschen den ouderdom van 1 en 2 Jaaren. | Verschil. | Evenredigheid. |
6075 | 1318/van 2 tot 3 Jaaren. | 4757 | 5 tot 1Ga naar voetnoot(†) |
6075 | 997/van 3 tot 4 Jaaren. | 5078 | 6 tot 1 |
6075 | 819/van 4 tot 5 Jaaren. | 5256 | 7 tot 1 |
6075 | 511/van 5 tot 6 Jaaren. | 5564 | 12 tot 1 |
6075 | 454/van 6 tot 7 Jaaren. | 5621 | 13 tot 1 |
6075 | 312/van 7 tot 8 Jaaren. | 5763 | 19 tot 1 |
6075 | 280/van 8 tot 9 Jaaren. | 5795 | 21 tot 1 |
6075 | 214/van 9 tot 10 Jaaren. | 5861 | 28 tot 1 |
6075 | 121 | 5954 | 50 tot 1 |
Ga naar margenoot+Uit dit Tafeltje blykt nagenoeg het merklyke verschil van 't sterven der Kinderen, in het eerste jaar na de geboorte tegen dat der geenen, die over de drie en vier jaaren komen, waar van dadelyk nader. Doch in 't voorbygaan kan ik niet nalaaten aan te merken, dat men 'er tevens uit schynt te kunnen opmaaken, waar toe ook kersseboom en anderen overhellen, dat de zoogenaamde Trapjaaren (Anni Climacterici,) aan het tiende jaar verbonden schynen. De sterfte heeft althans, volgens die Haagsche waarneemingen, naar uitwyzen der gemelde Lysten, algemeen plaats gehad in het tiende jaarGa naar voetnoot(*). Wat hier van verder zy, laat ik daar; zeker is het, dat onze Hollanders, in 't algemeen, onder elkander dergelyke tellingen hebben, en zulks het tellen van 't Moordjaar noemen. Maar 'er zyn hier te veel fabelen aan den eenen, en te diepe geheimen aan den anderen kant, om 'er beslissend over te spreeken; des wy alleenlyk zeggen, dat dit, op de gemelde ondervinding, aanneemelyk voorkomt. Laat ons derhalven, na deezen uitstap, weder-keeren tot de Tafel van den Heer kersseboom.
Als men deeze Tafel, welke by uitstek tot ons oogmerk dient, nagaat, ontdekt men, dat ver het grootste gedeelte der gebooren Kinderen, hier te Lande, den ouderdom van één Jaar bereikt, nadien 'er als
Ga naar margenoot+dan van de 1400 nog 1125 gelyktydig leeven. Wyders ziet men, dat de leevenden, van één tot vier jaaren, nog in goeden getale zyn. Vervolgens vermindert dit getal van het vierde tot aan het tiende jaar merkelyk; doch van het tiende tot het twee-en-twintigste jaar blyft de Leevenskragt al vry evenredig; nademaal het getal, hoewel van 900 tot 800 verminderende, evenwel tusschen deeze getallen in blyft; het welk in die dertien jaaren, een minder sterflot, dan in de voorigen, by vergelyking, aanduid. En even zoo blyven de andere getallen, van de 22 tot 31, van 31 tot 41, en van 41 tot 51, in de verminderende getallen, tamelyk evenredig, het welk tot in den hoogen ouderdom afneemt; gelyk de Tafel voor 't overige nader aanwyst. Deeze Tafel, vergeleeken met die op Bladz. 1765 opgegeeven, toont voldoenend, dat 'er ook in deezen eene vry regelmaatige overéénkomst, in de stersgevallen hier te Lande, is. En dit bekragtigt de waarneemingen, en het betoogde, van den schranderen Raadpensionaris jan de witt, nopens dit onderwerp. 's Mans woorden ten deezen opzichte zyn te nadruklyk, en komen hier met betrekking tot ons Vaderland, en het verhandelde, te wel ter snede, om ze in ons Geschrift niet in te lassen; te meer daar ze in dit geval niet alleen beslissend, maar tevens volkomen verstaanbaar voor den Leezer zyn. In eene Memorie, door gemelden Staatsman,
Ga naar margenoot+den Staaten van Holland, Ao. 1671 overgeleverdGa naar voetnoot(*), (welke ons door den Hoogleeraar allamand gunstig geschonken is,) luid zyne redeneering, naar den Hofstyl, in de derde Propositie, aldus:
‘Ten regarde van een Mensch, gheduyrende den tydt dat hy nochte door al te teeren jeught, nochte door al te hoogen ouderdom is buyten de volle kracht en de vigeur om zyn Leven te continueren, als, by exempel van het derde of vierde tot het drie of vier-en-vyftighste jaar syns ouderdoms, is yeder halfjaar van zyn leven even fataal ende doodelyck, invoegen datter geen meerder hazardt of apparentie is, dat syn sterfdagh sal voorvallen in de eerste ses Maenden van den voortydt, dan in de tweede zes Maenden & vice versa, noch oock dat syn sterfdagh sal voorvallen in de eerste of in de tweede ses Maenden elck apart geconsidereert, dan in de derde ses Maenden & vice versa, ende soo voorts den voorsz. tyd duyrende’.
Bewys.
‘Genomen zynde eenich jaer naer believen binnen den selven tydt, van 't vigoureus Leven van den voorsz. Mensch, is de eerste helft van 't selve jaer of de eerste ses Maenden, hem even soo fa-
taal Ga naar margenoot+ende doodelyck als de tweede; ende wederom ghenomen zynde een ander jaer binnen den selven tydt van syn vigoureus Leven, beginnende met het midden van 't voorsz. eerstghenomen jaer, ende sulcks eyndigende even een half jaer, naer de expiratie van 't selve eerstghenomen jaer, is wederom de eerste helft van 't voorsz. laetstghenomen jaer, dat is, de tweede ses Maenden, te reeckenen van 't begin van 't eerstghenomen jaer af, hem even soo fataal en doodelyck als de tweede helft van 't selve laetstghenomen jaer, dat is, als de derde ses Maenden te reeckenen als vooren; mits welcken dan, nademael soo wel de eerste als de derde ses Maenden even soo fataal en doodelyck syn, als de tweede ses Maenden, soo syn oock der eerste en de derde ses Maenden tegens den anderen vergheleecken, even fataal ende doodelyck: namentlyk, om dat elck van hun beiden even soo fataal is als de tweede ses Maenden, ende by gevolge de voorsz. eerste, tweede ende derde ses Maenden yeder apart gheconsidereert, even doodelyck. Op dezelve manniere werdt mede bewesen, dat de tweede ses Maenden ende de vierde ses Maenden tegens den anderen vergheleecken, even fataal syn, ende dat by gevolghe mede d'eerste, tweede, derde ende vierde ses Maenden, yeder apart gheconsidereert, even doodelyck syn,
Ga naar margenoot+ende soo voorts ten reguarde van alle de andere ses Maenden voorwaerts, ende achterwaerts in den voorsz. vigoureusen tydt van Leven begrepen’.
Uit dit voorstel en deszelfs bewys kan men opmaaken, dat de Raadpensionaris de Menschen hier te Lande, na het derde of vierde, tot in het drie of vier-en-vyftigste jaar, stelt te zyn in eene gelyke mogelykheid van de sterkste, of, om zyne eigen spreekwys te gebruiken, van de vigoureuste Leevensvermogens; zoo dat de Lotgevallen van te sterven, volgens hem, even gevaarlyk zyn, voor een Mensch van 5 a 6 jaaren, als voor een die vyftig jaaren oud is. Dan men behoort dit egter onder zekere bepaaling te begrypen; ingevolge der nadere verklaaringe van den gemelden Heer de witt: die, ten blyke dat hy de sterkste en meest gezonde Leevenskragten, overéénkomstig met de genoemde Lyst, door ons medegedeeld, stelt in de minst stervenden van de 5 tot de 10 jaaren, en daaromtrent, in deezervoege redeneert.
‘Alhoewel yeder van de eerste hondert halveGa naar voetnoot(*) jaaren, naar den aankoop tot fondament van de bovenstaande uitreeckeninge even fataal ofte doodelyck gesteld is, overmits het seer insensibel verschil tusschen de eerste en de laatste
Ga naar margenoot+helft van yeder jaar, soo is het nochthans seecker, als de saacke seer nauwkeurigh ingezien wordt, dat d'apparentie van 't sterven der Lyven, waar op de Lyfrenten doorgaans gekoft worden, in d'eerste jaaren naar den aankoop minder ende kleynder is dan in de latere jaaren, gheconsidereert, dat de voorsz. Lyfrenten meest gekoft ende gheconstitueert werden op jonge ende ghesonde Kinderen van drie, vier, vyf, ses, seven, acht, negen, thien jaaren, ende daar ontrent; in welcken tydt, (en hier op hebben onze Leezers te letten,) in welcken tydt ende eenige jaaren daar aan volghende de voorsz. Lyven noch eenichsints vaster ende minder mortaliteit subject zyn, als ontrent vyftigh jaaren later, ende eenigen tydt daar bevoorens, te meer om dat de Lyven in de voorsz. eerste jaaren oock geen of weynigh uytterlycke toevallen, ende extraordinaire oorsaacken van sterven, als van oorlogen, periculeuse reysen, debauches in dranck, Vrouwen ende anders, of ten reguarde van de Vrouws-persoonen, oock van Kinderbaaren ende diergelycke subject zyn, sulcks dat mede ten dien reguarde d'eerste jaaren naar den aankoop of constitutie van de Renten minst dangereus zynde, het selve den Rentheffer een merkelyck voordeel is toebrengende enz’.
Alles, wat men dus verre, uit geloof-
waardige Ga naar margenoot+en in deezen Lande geprivilegeerde berigten, en uittreksels van de naauwkeurige Lysten der berekende Lyfrentejaaren, aangevoerd hebbe, dient, (om het besluit van dit geheele vertoog op te maaken,) ten bondigen bewyze, dat de Leeftyd der Hollandsche Natie niet het minste afwykt, van het gemeene beloop in andere Gewesten. Dit gaat zelfs zoo verre, dat we 't ruim genoeg kunnen ophaalen tegen de Engelschen, welken de Leevens-kragten op 35 stellen; daar die der jeugdige Lyven in dit Land merkelyk grooter is: waarom de Heer kersseboom ook ronduit, op het fundament zyner observatien in dit Land, zegt; dat het blykt, dat de Leevenskragt in alle jeugdige Lyven vry grooter is dan van 35 Jaaren; en dat zelfs de Leevenskragt in Kinderen, oud twee jaaren en daar beneden, merkelyk grooter is, dan van 35 Jaaren door elkander. Oordeel nu hier uit Leezer, of wy u wel ondienst gedaan hebben, met aan te toonen, dat het sterflot, daar men veelal niet gaarne over hoort spreeken, zoo gevreesd niet is in ons Holland, als de Vreemden voorgeeven; daar 't zonneklaar blykt, dat de Leevenskragt der Kinderen hier te Lande tot geen minder hoogte van jaargetallen, dan by eenige andere Natie, opklimt. Laat ik 'er nu nog, ter meerdere bevestiginge, byvoegen, dat 'er in ons Gewest streeken zyn, welker Sterflysten openbaar getuigen, dat aldaar by uitneemendheid Lieden
Ga naar margenoot+van een hoogen ouderdom gevonden worden. Een aantal van Menschen, van zeventig, tagtig a negentig jaaren in ons Land te ontmoeten, is niet zeldzaam. Maar wie zou gelooven dat 'er eene Plaats in ons Land te vinden zy, daar men, in het verloop van 19 jaaren, zints Ao. 1755 tot 1773 ingeslooten, (om die Van de 90 tot de 100 niet te tellen,) geteld heeft, 13 dooden van 100, 5 van 101, 7 van 102, 1 van 103, 5 van 104, 1 van 105, 3 van 106, 2 van 107, 1 van 110 en eindelyk 1 van 115 Jaaren, en dus te samen 39 Persoonen, die hunnen leeftyd aldaar tot den ouderdom van honderd Jaaren en hooger hebben mogen rekken? Moet zulk een getuigenis dezodanigen, die met een ongunstig vooroordeel tegen Holland ingenomen zyn, niet verbaasd doen staan? En wie zou gelooven, dat het Volkryke en Hoflyke 's Graavenhage dit voorbeeld oplevert? Dank, ja driewerf dank hebbe de Schryver en Opsteller, die, met meer oplettenheid en op eene uitvoeriger wyze, dan voorheenen geschied was, eene Verzameling van naauwkeurige Lysten, wegens de byzondere sterfgevallen van verschillenden ouderdom in 's Graavenhage, gemeen gemaakt heeft. Een Schryver, te meer pryzenswaardig, om dat hy, in dit Geschrift, de gezonde Lugtstreek in dat oord van Holland, op onwrikbaare gronden, mannelyk verdeedigt; waardoor hy aan andere Stedelingen en Liefhebbers van hun Vader-
land Ga naar margenoot+den weg aanwyst, langs welken zy, na verloop van tyd, door dergelyke Lysten in staat kunnen geraaken, om de gezonde streeken onzes Lands van de mingezonden, zoo 'er doorslaande kennelyken te vermoeden zyn, te leeren onderscheiden.
Gaerne zouden wy ons by deeze Verzameling van naauwkeurige Lysten, en de daarnevens gevoegde Aanmerkingen, ter ophelderinge of bevestiginge van verscheiden byzonderheden, breeder ophouden; ware het niet, dat dezelven, nog nieuwlings van de Pers gekomen, overvloedig te bekomen zyn. Ook is 't 'er zoo mede gelegen, dat ze best door onze Leezers zelven geleezen worden, wanneer ze 'er meerder nut uit zullen haalen, dan wy hun, door 't geeven van korte uittreksels, kunnen toebrengen. Vooral is de daarin betoogde byzonderheid der verbaazende Leevenskragt, tot een hoogen Ouderdom, het eigen oog eens oplettenden Leezers overwaardig; en 't treft ons dermaate, dat wy 't niet wel voorby mogen, van 'er eenige Staaltjes uit op te geeven. Zie hier eene vergelyking, nopens dit onderwerp, tusschen Leipzig en 's Graavenhage.
Te Leipzig zyn in twee Jaaren gestorven. | In 's Graavenbage mede in twee Jaaren. | ||
---|---|---|---|
Van 60 tot 70 Jaaren oud | 290 | Van 60 tot 70 Jaaren oud | 242 |
Van 70 tot 80 | 132 | Van 70 tot 80 | 254 |
Van 80 en daarenboven | 33 | Van 80 en daarenboven | 212 |
Ga naar margenoot+Dit verbaazende verschil bewyst onloochenbaar, dat de Menschen in 's Hage tot een hooger Leeftyd klimmen dan in Leipzig; 't welk juist de Stad is, daar de Duitsche Schryvers zig over soortgelyke zaaken ten sterkste op beroepen. En waarlyk alle de zodanigen, die in den waan gebragt zyn, dat de Lugt van Holland, of 's Hage, en daaromstreeks, zeer ongezond is, moeten zig ten hoogste verwonderen, als men hun, boven alle tegenspraak, toont, dat men in 's Hage, in een zelfde tydbestek, byna zevenmaal zoo veel Lieden van 80 Jaaren en daar boven vind, als in de groote Stad Leipzig. Even zoo overtreft 's Hage, in dit opzicht, Londen, op eene aanmerkelyke wyze. Men telt in 's Hage, gelyk reeds gezegd is, in een verloop van negentien jaaren, 39 stokoude Lieden, Menschen van 100 jaaren en daar boven; 't welk, door één geslaagen, jaarlyks twee Lieden van zulken hoogen ouderdom zou uitleveren; waarin Londen hy 's Hage verre te kort schiet. Want in Londen, gelyk onze Schryver bewyst, sterven 'er over het geheel 18 maal zoo veel Menschen als in 's Hage. Dus zouden 'er te Londen, indien de Menschen aldaar zoo oud wierden als in 's Hage, naar evenredigheid jaarlyks 36 zulke oude Lieden gevonden moeten worden; daar het 'er in tegendeel jaarlyks maar 8 telt. Welke Lugt nu, van die twee Steden, mag men hier op billyk met den Schryver vraagen, moet men de gezondste
Ga naar margenoot+agten; daar jaarlyks van 1328 twee, of daar van 25003 maar agt Persoonen, tot 100 jaaren, en daar boven, komen? Wyders ontdekt men gereedlyk, gelyk die zelfde Schryver opmerkt, uit het getal der overleedenen, door den Heer suszmilch, dien men in deezen gevalle met het grootste recht voor één der geagtste Schryvers te houden heeft, dat 'er in Weenen, Berlyn, Petersburg, Parys, Breslau en Brunswyk, door elkander gerekend, onder duizend overleedenen maar vier gevonden worden, welken den ouderdom van 90 tot 100 jaaren bereiken. En hier uit besluit hy, dat het, volgens de opgave van dien Heer, gedemonstreerd zy, dat 'er in die notable Steden van 25237 overleedenen, slegts 100 oude Lieden, van 90 tot 100 jaaren oud, gevonden worden: maar 25237 overleedenen leveren, zegt hy, in 's Gravenhage 402 zulke oude Lieden van 90 tot 100 jaaren, en dus viermaal zoo veel. Dit is inderdaad verwonderenswaardig; en alle Vaderlanders mogen zig, benevens my, met dankerkentenis, op deezen opmerkzaamen Schryver beroepen; ter overtuiginge van Vreemden, die onzen Landaart niet kennen, en ons Lugtsgestel, op het spoor van den beroemden haller, ongezond, en van een kortstondig leeven noemen. By dit alles voege men nu nog, ten naderen bewyze der gezonde Lugtsgesteldheid van Holland, aan dien kant, het geen wy bevoorens, uit het berigt van den Heer kluit, wegens den Briel, medegedeeld hebben; dat hier aan ook zeer wel beantwoord.
Ga naar margenoot+Dus kan en moet men, tegens 't vooroordeel van Uitheemschen, gebruik maaken van zulke rekenkundige berigten; dat voor de eigen Natie niet noodig zou zyn. Aan deeze tog is het overbekend, dat 'er onder ons, ten platten Lande, zeer veelen gevonden worden, welken tot 80 en 90 jaaren komen; ja zelfs geheele familien, die deezen ouderdom, van Bet Overgrootvader af, als geslagt eigen bereiken. Dit gaat zoo verre, dat de gemeene en ook wel aanzienlyke Lieden, onder ons, al vry wat staat op hunne leevenskragten maaken; wanneer hunne Voorouders bejaarde Lieden geweest zyn, dat egter dikwerf mist. Doch hoe dit ook zy, 't is zeker, in onze meeste Steden, niet ten uiterste zeldzaam, een vry goed aantal van bejaarde Lieden te vinden. Ten byzonderen blyke daarvan, ontmoet men nu en dan afbeeldsels van hoog bejaarde Lieden hier te Lande. Het Graveeryzer van den nu zelf reeds hoog bejaarden en kunstryken houbraken verzorgde ons dus het Pourtrait van zekeren Jan Kuipers, anders Jan Praktizeer, die 107 jaaren bereikt had; gelyk ook dat van den bekenden Amsterdamschen Vader van Hoorn, en zyne Huisvrouw; welke van Hoorn, in den ouderdom van 99 jaaren, nog eene frissche deerne, van 19 jaaren oud, aansloeg, daar mede huwde, zig binnen 't jaar Vader zag van eene jonge Spruit, en, zoo my berigt is, nog eenige jaaren met haar leefde. Zulk een voorbeeld is misschien naauwlyks elders te vinden; zoo min als dat van eene fluksche Boerevrouw, die op haar 99ste jaar nog op
Ga naar margenoot+Schaatsen reed. Voorts is een vrugtbaar Huwelyk, onder Mannen van 80 jaaren en daar boven, by onze gezondste Landlieden niet geheel buitengemeen. Men moet derhalven, van welke zyde men dit stuk beschouwe, zekerlyk zeggen, dat wy, hoe veranderlyk onze Lugtsgesteldheid zy, en hoe veel nadeels zy aan onze gestellen kunne toebrengen, over 't geheel, althans in de besten onzer bewoonde Steden, ja, uit hoofde van de digte bewooning des Lands zelven, overal, eene zoo gezonde Lugtsgesteldheid bezitten, dat zy voor geene der Europische Gewesten behoeve te zwigten; vooral niet als men zig aan dezelve gewoon maakt. Overtuigelyke bewyzen hier van zyn veele Italiaanen, Portugeezen, Hungaaren, Duitschers, Engelschen en Franschen, die, eenmaal aan ons Gewest gewend zynde, alhier tot een goeden ouderdom komen. Alles loopt gevolglyk samen, om een ieder op goeden grond te overtuigen, dat een gezond en arbeidzaam Volk, het welk zig stoutlyk tegens de Lugtsgesteldheid eener Landstreeke verzet-, zig verharden kan, tegens den ongunstigsten invloed der Klimaaten; mitsgaders dat de Natuur zig zelve, als 't ware, schikt, naar de bepaalde perken, die de aanbiddelyke Bestuurder van leeven en dood, aan 's Menschen leeftyd, gesteld heeft. Wel byzonder strekt het, om onze Hollanders te doen opmerken, hoe de Voorzienigheid, die hen zegent met Vryheid in den Godsdienst en Burgerstaat, met rykdom en overvloed, ja met ontzag voor hunne vyanden, hen ook, ter verbaazinge
Ga naar margenoot+hunner nayverige en hen versmaadende Nagebuuren, met de vermogens tot een gezond en lang leven begiftigt: zelfs in zoo verre, dat diepdenkende berekenaars van 's Menschen leeftyd zien, hoe hunne sterkst overtuigendste berekeningen, ten voordeele hunner uitgebreide Landen en Ryken opgesteld, te kortschieten, by die van zoo kleen een plekje wateragtig Land, als ons Holland is.
Ach, dat dan ook myne Landsgenooten, by deeze myne billyke herinnering, die zoo overtuigelyk doorslaande blyken van de Goddelyke orde, in het huwelyken, gebooren worden en sterven der Natie, recht erkenden. Dat ze, by de toeneeming van zagte zeden, onder eene goede en wyze Regeering, en Heiligen Godsdienst, ook ter harte namen, om het dierbaar pand van Gezondheid, door geene Lichaamsverdervende invoeringen van vreemde ziektemodes, of verouderde eigen misbruiken, te verroekeloozen! Mogtenze hier door toe een begrip komen, om, ik zeg 't nog eens, die dartele en wellustige misbruiken, welken zy, uit een geest van nieuwigheid, uitgedagt, of grootlyks ten nutte van vreemden, of van een woekerzugtigen handel, van elders overgenomen hebben, verre uit hun Hart, Hof en Haardstede te verbannen; ten einde zig zelven en hunnen Kinderen, door eene geregelde levenswyze, en eene gepaste vrolykheid, die langheid des levens te doen genieten, welke wy zien, dat ons de natuur, en de Godlyke goedheid, in dit gezegende Vaderland, zoo mildlyk wil toedeelen.
Verklaaring van plaat, X.
Fig. A. | Is de bovenzyde van een tweehoofdigen Romeinschen Penning, en Fig. B. deszelfs rugzyde, zo als dezelve van een gespleeten is; waar nevens Fig. C. een soortgelyken tweehoofdigen Penning, of wel het revers van den penning, verbeeld: noedanige Penningen, of gedeelten van dezelven, de Batavieren tot Trouw- en ook wel tot Speelpenningen gebruikten. Zie Bladz. 1114 en 1441. |
Fig. D. | Is een zeer oude Romeinsche of Bataafsche Zegelof Trouwring van Yzer; en Fig. E. een gouden Trouwring van laater tyd, doch van zeer egt oud Hollands maaksel. Zie Bladz. 1115. |
Fig. F. | Is eene Hazelnoot in Zilver gevat, hangende aan een Ringetje, zoo als die door de oude Hollanders tegen Ziekten gedraagen wierden. Zie Bladz. 1270. |
Fig. G. | Is een opregte Zilveren Serrator of Zaagpenning, waar mede de Batavieren speelden; gebruikende hiertoe veelal zulk slag van Romeinsche Penningen. Zie Bladz. 1438. |
Fig. H. | Is eene soortgelyke Speelpenning onzer Batavieren; zynde een Romeinsche Quadrigater, op welks rugstuk een Wagen, met vier Paarden bespannen, gezien word. Zie Bladz. 1438. en lees aldaar Quadrigater, in stede van Bigater. |
Fig. I. | Is een Ratitus, hebbende op de rugzyde een Roeischeepje; noedanige Romeinsche Penningen de Batavieren even als de bovengemelden gebruikten. Zie Bladz. 1439 en 1440. |
Fig. K. | Is een ingekarteld Muntje van Batenburg, mede tot een Serrator gevormd; 't welk ten bewyze dient, dat zulks, ook in laater tyd, by de Natie in gebruik gebleeven is. Wy merken hierby aan, dat de ei- |
gen naam der Batavieren, in de benaaming van Batenburg opgeslooten ligt; en dat het, daar de Munt van dat over oude Batavische Gewest juist den Hollandschen Leeuw voert, te meerder opmerking verdient. Zou men 'er niet eenigermaate uit mogen gissen, dat de Hollandsche Leeuw, en zoo ook de Geldersche Leeuwen, op onze Munten, van Baravischen oorsprong zyn? Op dien grond zou men dan mogen vermoeden, dat ze geenszins afkomstig zyn van het Wapenschild der Graaven; maar dat die veelëer hun Wapenschild uit deeze Gewesten overgenomen hebben, of, by 't verkrygen van hun Graaflyk bewind, daar mede vereerd zyn geworden. Dan wy geeven dit slegts op als eene gissing. Zie Bladz. 1441. | |
Fig. L. | Is een hedendaagsche Serrator of gekartelde Wyfjes-Duit, met twee gaatjes, als een Perforatus, of door boorde Penning; en Fig. M. een hedendaagsche Rotus of Concavus, by ons Rol- en Holduiten geheeten. Zie Bladz. 1442. |
Fig. N. | Is eene oude Speel- of Kruismunt, zoo als ze naderhand op de Kaarten gedrukt zyn, en op de oude Spaansche Tarroque staan. Daar naast geeft Fig. O. de afbeelding van eene der oudste gouden Munten hier te Lande geslaagen; zynde de regte Hollandsche Kruispenning. Op de eene zyde staat een Kruis met het Omschrift adelbertus, en naar 't schynt eene bygevoegde M, vermoedelyk Monetarius, ter aanduidinge van zekeren Muntmeester, met naame Adelbertus, die dit Penningje te Utrecht geslaagen zal hebben: als af te neemen is, uit de tegenzyde, die een Hoofd, mogelyk de afbeelding des Muntmeesters vertoont, met het Omschrift triecto fit; dat is, wierd te Utrecht gemaakt. Zie. Bladz. 1440 en 1446. |
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de gemeene leeftyd der hollanderen.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Wegens dit loopende Jaar is ons, wegens Briele, berigt, dat 'er eene vry algemeene Ziekte onder de Militie heerscht; doch niet zeer doodelyk, 't welk, ten aanzien van het berigt des Heeren kluit, opmerking verdient. Zie bladz. 1599, en verv.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Suszmilch, Goddelyke Orde, Eerste Deel, 1ste Stuk, bl. 496.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Zie suszmilch, I Deel, 2de Hoofdst. bladz. 104. enz.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- Zie boven bl. 1591.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Duyn, Aanmerk. over strenge Winters, Bladz. 191.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Kersseboom, Proeven, I. Verh. Bladz. 30, 35, 36.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Kersseboom, Proeven, III. Verhand. bladz. 15. en verv.
- voetnoot(†)
- Zie kersseboom, wegens Hage, in zyne Proeven, I. Verhand. bladz. 36.
- voetnoot(§)
- Zie als boven, III. Verhand. bladz. 28.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Zie Verzameling van naauwkeurige Lysten, bladz. 12.
- voetnoot(†)
- Men heeft maar overal het geheel genomen, of schoon het somtyds iets meer of minder is, om in geen gebrookens te vallen.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Zie als vooren, bladz. 13 en 14.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- Waardye van Lyfrenten, bladz. 11.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- voetnoot(*)
- De Lyfrent-Rekeningen in Holland worden gesteld op halve Jaaren; dus zyn de 100 halve 50 heele Jaaren.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.
- margenoot+
- de hollandsche natie.